26 429
Topsportbeleid

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2000

Op 23 februari 1999 heb ik u de nota «Kansen voor Topsport» doen toekomen. Daarin heb ik als voornemen kenbaar gemaakt dat het Kabinet met ingang van 2001 een stipendiumregeling voor topsporters tot stand wil brengen. Doel van deze regeling is dat topsporters (vanaf 18 jaar) door middel van een stipendium in de kosten van hun levensonderhoud kunnen voorzien, zodat zij zich volledig kunnen wijden aan het beoefenen van topsport. Vooruitlopend op het tot stand komen van de stipendiumregeling heb ik het NOC*NSF, met het oog op de voorbereiding op de Olympische Spelen in Sydney, toestemming gegeven voor een tijdelijke regeling ten laste van de liggende rente van het Fonds voor de Topsporter.

De stipendiumregeling, die ik had aangekondigd in de Topsportnota, is een belangrijke stap vooruit in de structurele verbetering van de maatschappelijke positie van de topsporter in Nederland. Het draagt tevens bij aan de emancipatie van de topsporter naar een meer onafhankelijke positie om zijn sport op professionele wijze, en met gebruikmaking van de toenemende begeleidingsmogelijkheden, te kunnen beoefenen.

Hieronder worden de inhoud, vorm en uitvoering van de structurele stipendiumregeling nader uiteengezet.

In de topsportnota was aangekondigd dat het stipendium zonodig bij wet zou worden geregeld. Intensief interdepartementaal overleg en de ervaringen met de tijdelijke regeling hebben tot de conclusie geleid dat een wettelijke verankering niet noodzakelijk is en dat volstaan kan worden met een uitkeringsreglement via het Fonds voor de Topsporter. De kern van de regeling is dat aan A-topsporters een maandelijks stipendium ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon verstrekt zal worden. Indien een A-topsporter een inkomen van meer dan 100% van het wettelijk minimumloon heeft, bestaat geen aanspraak op de stipendiumregeling. Bij een inkomen tussen de 30% en 100% van het minimumloon wordt het stipendium zodanig begrensd dat de A-topsporter in totaal (inkomen en stipendium) niet meer dan 100% van het wettelijk minimumloon ontvangt.

Het stipendium wordt verstrekt zolang de sporter de status van A-topsporter behoudt. Deze status wordt door het NOC*NSF aan topsporters halfjaarlijks verleend.

Overeengekomen is dat het Fonds voor de Topsporter tijdig een A-topsporter die zowel aanspraak kan maken op het stipendium als op studiefinanciering er op zal wijzen dat hij met de Informatie Beheer Groep na dient te gaan wat het effect van het stipendium op de studiebeurs zal zijn. Dit, teneinde conflicten tussen beide regelingen dan wel een te grote terugbetalingsplicht te voorkomen.

Naast het stipendium is er voor de A-topsporters waaronder degenen die een stipendium ontvangen een aparte regeling voor de onkosten die topsport met zich meebrengt. De vergoedbare kosten zullen zoveel mogelijk forfaitair worden vastgesteld voor topsporters in gelijke omstandigheden. Om een fiscaal onbelaste onkostenregeling mogelijk te maken dienen allereerst de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 van toepassing te zijn, ook al is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst voor de topsporter noch van een gezagsverhouding. Vervolgens moet bij de vaststelling van de onkostenregeling worden voldaan aan de daarvoor in de genoemde wet geldende bepalingen. Mede in het kader van de belastingherziening 2001 wordt thans bezien op welke wijze het mogelijk is de loonbelastingbepalingen op de A-topsporters van toepassing te doen zijn.

Bezien wordt nog of eveneens een aanpassing in de sfeer van de sociale verzekeringen nodig is. De verhouding tussen het Fonds voor de Topsporter en de stipendiumontvanger wordt zodanig vormgegeven dat er geen sprake is van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst.

De uitvoering van de stipendiumregeling zal worden opgedragen aan het Fonds voor de Topsporter. Teneinde de regeling met ingang van 1 januari 2001 te kunnen uitvoeren zal het Fonds een uitkeringsreglement opstellen en aan mij ter goedkeuring voorleggen. Uiteraard zal in dit uitkeringsreglement voorzien worden in een adequate regeling voor bezwaar en beroep tegen beslissingen van het Fonds. De aanspraken van de sporter worden op dit uitkeringsreglement gebaseerd. Zolang de A-status behouden wordt blijft de aanspraak – met in acht neming van de inkomenstoets – bestaan. Het besluit tot toekenning of ontneming van de A-status wordt genomen door het NOC*NSF. Met het NOC*NSF is overeengekomen dat de betreffende regeling een deugdelijke en onafhankelijke bezwaar- en beroepsprocedure krijgt. Het Fonds voor de Topsporter zal zorg dienen te dragen voor de administratie die nodig is voor afdracht van loonbelasting en sociale verzekeringspremies. Het Fonds is tevens verantwoordelijk voor de inkomenstoets aan het einde van het jaar.

De aanloop- en uitvoeringskosten van het stipendium zullen door VWS worden vergoed.

Hoewel ten tijde van het uitbrengen van de nota «Kansen voor Topsport» werd uitgegaan van een maximum aantal van 300 topsporters, lijkt het – gelet op de ervaring met de tijdelijke regeling – realistischer om vanaf 2001 uit te gaan van maximaal 200 topsporters. Ten aanzien van de financiering van de regeling zal het ministerie van VWS garant staan voor de stipendia van maximaal 200 topsporters, alsmede de onkostenvergoedingen voor A-topsporters. Hiervoor stel ik met ingang van 2001 jaarlijks een bedrag van 5 mln. beschikbaar. Dit bedrag zal jaarlijks met de gebruikelijke loonindex worden aangepast. Met dit voorstel wordt een structurele financiering van de voorziening voor topsporters gegarandeerd. In de huidige situatie is het Fonds voor de Topsporter geheel en al afhankelijk van conjunctuur gevoelige rentebaten. De (rente-)opbrengsten van het fonds (thans 4 mln. per jaar) zijn daarenboven mede voor de onkostenvergoedingen voor A-topsporters beschikbaar.

Mocht het aantal van 200 topsporters overschreden worden dan stelt het NOC*NSF zich garant voor de dan benodigde extra financiële middelen. Indien nodig zal de onkostenvergoeding hierbij mede betrokken kunnen worden.

Het effect van de regeling zal de komende jaren worden gevolgd, onder meer door periodiek overleg met vertegenwoordigers van de topsporters, het NOC*NSF en het Fonds voor de Topsporter.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven