26 429
Topsportbeleid

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2002

1. Inleiding

Nederland wil een topsportland zijn. Dat is de ambitie van de nationale sportbonden, weergegeven in hun topsportbeleidsplannen en van de sportkoepel NOC*NSF in Nederland Sportland. Dat is meer en meer ook de ambitie van grote steden en provincies, bijvoorbeeld als het gaat om investeren in evenementen en accommodaties. Dat is ook de ambitie van de rijksoverheid, zoals ik die onder meer heb vastgelegd in de kabinetsnota «Kansen voor topsport» uit februari 1999. Deze nota is door de Tweede Kamer onderschreven.

Een topsportland kenmerkt zich in de eerste plaats door internationaal aansprekende prestaties. Dan hoor je bij de top. Om dit mogelijk te maken zijn veel investeringen nodig, zowel in de breedte – de verenigingen, talentherkenning, talentontwikkeling, etc – als ook in de top zelf, bijvoorbeeld een adequate inkomensregeling, trainingsfaciliteiten, medische begeleiding. Op dit terrein zijn de laatste jaren forse stappen gezet, ook met steun van de overheid.

Bij een topsportland hoort ook dat je in eigen land topsportevenementen kunt organiseren. Iedere sporter immers wil ook presteren voor eigen publiek. Voor die evenementen zijn accommodaties van hoog niveau nodig. In «Kansen voor topsport» heeft het kabinet destijds de ambitie uitgesproken dit beleid voor evenementen en accommodaties te intensiveren. Dat betekent dat wij ernaar streven meer topsportevenementen naar Nederland te halen en ook het aantal topsportaccommodaties uit te breiden waar er tekorten zijn. Hiervoor zijn de afgelopen jaren diverse waardevolle bouwstenen in de vorm van onderzoeken aangedragen. Het beschikbaar stellen eind 2000 van een aanzienlijke kabinetsbijdrage voor een nationaal zwemstadion in Eindhoven is een belangrijke aanzet geweest voor het ontwikkelen van een nationaal topsportevenementen- en -accommodatiebeleid.

De hoofdlijnen voor dat beleid heb ik in december 2001 in een brief aan Uw Kamer uiteengezet. Vervolgens heeft de Kamer op 19 december jl. bij de vaststelling van de begroting van VWS drie amendementen aangenomen waarin een fors bedrag beschikbaar komt om dit topsportevenementen- en accommodatiebeleid handen en voeten te geven. Het gaat om een structurele impuls van 7 miljoen euro voor topsportevenementen en daarbij behorende topsportaccommodaties en een incidentele bijdrage van 15,8 miljoen euro als waarborg en garantstelling bij topsportevenementen.

Ik heb uw Kamer toegezegd met betrokken partijen – de sport en andere overheden – in overleg te zullen treden en vervolgens met concrete maatregelen aan te geven hoe dit bedrag besteed kan worden ter versterking van het topsportevenementen- en accommodatiebeleid. Met deze brief geef ik daar gevolg aan.

2. Huidige beleid en knelpunten

De Welzijnswet 1994 biedt de mogelijkheid om subsidies te verstrekken voor investeringen in accommodaties en bij te dragen aan grootschalige sportevenementen. Daarop is de Subsidieregeling Welzijnsbeleid van toepassing. Op basis van die regeling kunnen onder meer subsidies verleend worden voor zogenoemde A-accommodaties, die geschikt zijn voor internationale wedstrijden. Daarnaast worden instellingssubsidies toegekend aan landelijke sportorganisaties waarmee zij topsportbeleid kunnen voeren. Dat topsportbeleid omvat ook de topsportevenementen.

De huidige regeling voldoet niet meer aan de eisen voor een adequaat topsportbeleid. Er zijn met name twee knelpunten: de hoogte van de bijdrage en de reikwijdte. De maximale bijdrage van 225 000 euro voor A-accommodaties staat in geen verhouding tot de investeringen die heden ten dage nodig zijn in internationale topsportaccommodaties. Op deze manier kan de rijksoverheid onvoldoende een bijdrage leveren aan versterking van het topsportklimaat in Nederland. De hoogte van de instellingssubsidies is met name afhankelijk van het aantal aangesloten leden en staat derhalve niet direct in relatie tot de te organiseren evenementen. Anderzijds acht ik het feit dat in beginsel iedere sport, zonder acht te slaan op de bijdrage aan het topsportklimaat, in aanmerking komt voor de bijdrage, niet doelmatig. Dat betekent dat we keuzes moeten durven maken door te investeren in evenementen en accommodaties die het meest bijdragen aan de versterking van het topsportklimaat en de maatschappelijke betekenis van de sport in Nederland.

De basis hiervoor zijn de topsportevenementen, zoals de Wereld- en Europese kampioenschappen en de Olympische kwalificatietoernooien die we in Nederland georganiseerd willen zien. Het is in de eerste plaats aan de sportsector zelf om deze evenementenkalender op te stellen, waarbij een zekere spreiding in tijd wenselijk is. Op deze kalender staan over een reeks van jaren internationale titeltoernooien die ons land zou willen organiseren. De behoefte aan daarbij passende accommodaties vloeit wat mij betreft voort uit deze evenementenkalender, voor zover wij althans niet al over adequate accommodaties beschikken.

De sportkoepel NOC*NSF heeft de lijst van toekomstige evenementen op mijn verzoek geactualiseerd. Daarnaast is een globale analyse gemaakt van eerdere titeltoernooien en de (vaak multifunctionele) accommodaties die hierbij gebruikt zijn. Er is tevens een eerste globale inventarisatie gemaakt van de plannen (rijp en groen) voor realisering van topsportaccommodaties in grote steden. NOC*NSF heeft tenslotte criteria opgesteld waaraan topsportevenementen en -accommodaties moeten voldoen wil een bijdrage uit de SNS-middelen aan de orde zijn. Dergelijke bijdragen zijn nodig voordat medefinanciering van het Rijk aan de orde is. Hierover is ook met provincies en gemeenten en binnen de rijksoverheid met andere departementen gesproken.

3. Rapportage consultatiegroep

Voordat ik een besluit heb genomen over aanpassing van het huidige beleid, heb ik gemeend een nadere consultatie over de verdere uitwerking van een nationaal topsportaccommodatie en -evenementenbeleid te moeten laten plaatsvinden. Ik heb hiervoor een aantal deskundigen op het gebied van het openbaar bestuur, financiën en sport, geraadpleegd.

Deze consultatiegroep, die onder leiding stond van dhr H. Kombrink, heeft mij op 20 juni jl. haar rapportage toegezonden. (bijgaand)1

Samengevat stelt de consultatiegroep ter uitwerking hiervan voor:

• er wordt door NOC*NSF jaarlijks een evenementenkalender gemaakt die na advies door alle betrokkenen en door een in te stellen nationaal advieskennis- en informatiecentrum ter kennis van de minister van VWS wordt gebracht;

• er wordt daarbij een inventarisatie gemaakt van benodigde aanpassingen van topsportaccommodaties;

• de huidige subsidieregeling van VWS wordt aangepast;

• de extra middelen kunnen worden gebruikt voor topsportevenementen (waarborg en garantiestelling) en topsportaccommodaties; hierover kunnen meerjarenafspraken gemaakt worden;

• met de besteding van de extra middelen wordt in 2002 begonnen;

• publiek-private samenwerking moet verder gestimuleerd worden;

• er moet een nationaal advies-, kennis- en informatiecentrum onder de naam PASPORT worden opgericht. Dit moet in de eerste plaats kennis en informatie over topsportevenementen en accommodaties verzamelen en beschikbaar stellen. Een tweede belangrijke taak is het onafhankelijk advies kunnen geven o.m. aan de minister van VWS over de voorbereiding, financiering, subsidiering en daadwerkelijk organiseren van topsportevenementen of realiseren van topsportaccommodaties.

De rijksoverheid is verplicht rijksmiddelen doelmatig en rechtmatig te besteden en hierover verantwoording af te leggen aan het parlement. Dit betekent dat de rijksoverheid uiteindelijk verantwoordelijk blijft voor de besluitvorming over het beleid ten aanzien van topsportevenementen en -accommodaties. Maar dit beleid kan niet worden gevoerd zonder de bijdragen van de andere partners: de georganiseerde sport, de (topsport)-gemeenten, de provincies en andere investeerders en sponsoren. De consultatiegroep concludeert terecht dat dit beleid aan draagvlak wint indien in de houding en het beleid van de rijksoverheid redelijkerwijs de inzet en het belang van alle partijen tot hun recht kunnen komen. Het kabinet voegt hieraan toe dat dit binnen de budgettaire randvoorwaarden mogelijk dient te zijn.

4. Voorstellen

Ik kan mij op hoofdlijnen vinden in de conclusies en aanbevelingen van de consultatiegroep. Immers, randvoorwaarden voor het beleid van de rijksoverheid zijn: een goede timing en prioritering van de meerjarenkalender, afstemming van het topsportbeleid van sportbonden maar ook van grote steden en provincies, bundeling van kennis en deskundigheid voor alle partners. Dit met als uiteindelijk doel topsportevenementen voor Nederland binnen te halen en goede topsportaccommodaties beschikbaar te hebben. De benadering van de consultatiegroep leidt tot een nationale aanpak ter versterking van het topsportbeleid in Nederland, in het bijzondere ten aanzien van evenementen en accommodaties waar ieder van de partners afzonderlijk ook baat bij heeft.

De eigen verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en de verantwoording naar de Tweede Kamer over de besteding van publieke middelen brengt met zich mee dat bij de beoordeling van aanvragen voor rijksbijdragen een eigen afweging wordt gemaakt. Daarbij stel ik mij voor onder meer de volgende criteria te zullen toepassen:

– doelmatige inzet van middelen

– organisatorische en financiële deugdelijkheid

– zorgvuldige en transparante besluitvormingsprocedure

– passend in topsportbeleid van de rijksoverheid

– reëel uitzicht op resultaat

– voorkomen van doublures

– consequenties voor veiligheid en openbare orde

Overigens ga ik ervan uit dat door zowel de besluitvorming binnen de sportsector als de activiteiten van PASPORT voorwaarden worden geschapen voor snelle en adequate besluitvorming mijnerzijds.

Het rapport van de consultatiegroep, het overleg met de beleidspartners en de opvattingen zoals verwoord door uw Kamer brengen mij tot de volgende concrete voorstellen:

– wijziging subsidieregeling: evenementen

De huidige subsidieregeling op basis van de Welzijnswet 1994 biedt in het kader van een instellingssubsidie de mogelijkheid een rijksbijdrage te geven aan sportbonden voor de organisatie van grote internationale topsportevenementen, bijvoorbeeld Europese- en Wereldkampioenschappen en Olympische kwalificatietoernooien.

Ik stel voor de regeling op vier punten te verruimen, namelijk door:

• een bijdrage te geven tot maximaal 25 % van de begrote kosten van voorbereiding en organisatie (personeel, administratie, huisvesting van de betrokken medewerkers) tot maximum van € 0,5 miljoen, voorwaarde hierbij is een gezonde exploitatie;

• de bijdrage voor in beginsel subsidie en eventueel als tijdelijke garantstelling mogelijk te maken;

• ook titeltoernooien voor junioren er onder te brengen;

• voor bijzondere evenementen, zoals bijv. voor gehandicaptensport, een mogelijkheid te creëren een ander regime te doen laten gelden.

Over de besteding van deze middelen dient uiteraard achteraf verantwoording te worden afgelegd.

De evenementenkalender is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de sportsector zelf. Ik stel voor dat NOC*NSF deze kalender jaarlijks ter kennis brengt van de minister van VWS en onderdeel uitmaakt van het bestuurlijk overleg met de sport en de andere beleidspartners.

– wijziging van de subsidieregeling: accommodaties

De huidige subsidieregeling voor accommodaties houdt in dat maximaal een bijdrage van € 225 000 (A-accommodaties), resp. € 100 000 (B-accommodaties) kan worden verstrekt. De praktijk leert dat deze bedragen volstrekt ontoereikend zijn voor een substantiële bijdrage van de rijksoverheid aan investeringen in topaccommodaties zoals o.m. ook verwoord in de amendementen in de Tweede Kamer.

Ik stel voor deze regeling op de volgende manier te verruimen, op basis van een landelijke prioriteitstelling van evenementen en accommodaties waarbij voor elk afzonderlijk project mede aan de hand van een rapport van bevindingen van PASPORT kan worden besloten over de wenselijkheid en de hoogte van de bijdrage:

• voor subsidie komt alleen in aanmerking het aantal topsportaccommodaties dat noodzakelijk is voor het organiseren van de eindronde van Europese- of Wereldkampioenschappen of Olympische kwalificatietoernooien; het kan daarbij ook gaan om een tijdelijke aanpassing van bestaande accommodaties.

• Daarnaast kunnen accommodaties voor subsidie in aanmerking komen die onderdeel zijn van het topsportbeleidsplan van de betrokken bonden. Deze subsidiëring is beperkt tot een maximaal aantal topsportaccommodaties per tak van sport;

• voor bijzondere accommodaties of aanpassingen kan bij gelegenheid van bijzondere evenementen, zoals bijv. bij gehandicaptensport, van deze regeling worden afgeweken.

• De hoogte van de rijksbijdrage is maximaal 50% van de topsporttechnische en topsportfunctionele begrote kosten, waarbij de bijdrage vanuit het rijk niet meer kan bedragen dan 25% van de totale investeringen voor de sportaccommodatie tot een maximum van € 5 miljoen. De minister van VWS kan in zeer bijzondere situaties een hogere maximale bijdrage vaststellen.

Over de besteding van deze middelen dient uiteraard achteraf verantwoording te worden afgelegd.

– Beheer en uitkering middelen

De Tweede Kamer heeft voorgesteld de extra middelen die hiervoor zijn uitgetrokken onder te brengen in een apart fonds voor evenementen en accommodaties voor de sport.

Ook de consultatiegroep adviseert in die richting.

Het kabinet heeft deze mogelijkheid zorgvuldig overwogen en is tot de conclusie gekomen dat het realiseren van een fonds op dit moment een adequate en snelle uitwerking van de voorliggende plannen in de weg staat, daar deze oplossing een uitvoerige consultatieronde en juridische voorbereiding en vormgeving vergen. Verder bestaan er vanuit het oogpunt van een doelmatige besteding van overheidsgelden en geredeneerd vanuit de allocatie- en autorisatiefunctie van de rijksbegroting, overwegende bezwaren tegen instelling van een fonds. Derhalve heeft het kabinet besloten dat de door het parlement beschikbaar gestelde middelen ook in een meerjarig perspectief vanuit de begroting van VWS ingezet zullen worden voor topsportaccommodaties en evenementen. Het gaat daarbij om uitgaven die (jaarlijks) sterk kunnen wisselen. Verder is het uitgangspunt dat er richting derden geen uitgaven worden gedaan, wanneer dat nog niet nodig is. De door de Tweede Kamer beschikbaar gestelde incidentele middelen worden in de schatkist gestort en kunnen worden aangewend voor eventuele garantstelling door het Rijk. De rentebaten uit hoofde van deze schatkiststorting komen – via de begroting van het ministerie van VWS – ten gunste van het topsportaccommodatie- en evenementenbeleid. Voor wat betreft de structurele middelen geldt als principe dat het kabinet bij besluitvorming over de Voorjaarsnota besluiten kan tot het schuiven van middelen in de meerjarenramingen. Daarbij geldt het uitgangspunt dat middelen niet naar voren mogen worden gehaald. Bovenstaande afspraken bieden de voordelen van een fondsconstructie, zonder de daaraan verbonden nadelen. In combinatie met de nu voorgestelde wijzigingen van de subsidieregeling, kan derhalve tot snellere uitvoering worden overgegaan.

– oprichting PASPORT

Het topsportbeleid wordt meer en meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid van diverse betrokkenen: de landelijke sportbonden, NOC*NSF, de rijksoverheid, (topsport)gemeenten, provincies, media en private belanghebbenden. Het is daarom van groot belang dat tussen de partijen afstemming plaatsvindt over het organiseren van topsportevenementen en topsportaccommodaties. Het heeft geen zin elkaar weg te concurreren of te dwarsbomen.

Daarnaast is het van belang dat de opgedane kennis en ervaring op deze terreinen voor alle partners wordt gebundeld en breed beschikbaar komt.

Op grond van eerdere rapportages heb ik eerder al besloten voor een periode van drie jaar jaarlijks 90 000 euro beschikbaar te stellen voor een dergelijke voorziening. De consultatiegroep wil dit nader uitwerken en verbreden door de oprichting van een nationaal instituut, PASPORT. Ik acht deze suggestie zeer waardevol. Er is een duidelijke overeenkomst in doelstelling tussen de voorstellen van de consultatiegroep en de eerder door mij overgenomen en ondersteunde ideeën. Gezien de functie van PASPORT is een nationale en onafhankelijke positionering noodzakelijk, zoals ook is aangegeven door de consultatiegroep. Hiervoor komen, om doublures te voorkomen, de eerder toegekende middelen in aanmerking.

Bij de besluitvorming over een rijksbijdrage zal PASPORT een rapport van bevindingen kunnen uitbrengen met betrekking tot concrete subsidieaanvragen voor topsportevenementen en topsportaccommodaties.

Ik stel mij voor dat het bestuur van PASPORT bestaat uit deskundigen op het terrein van de sport, het openbaar bestuur, financiën en bedrijfsleven.

De oprichting van PASPORT laat de autonome verantwoordelijkheid van de afzonderlijke partners uiteraard ongemoeid, maar zal naar mijn stellige overtuiging met goede afstemming en rapportages van haar bevindingen het topsportbeleid in Nederland, als het gaat om topsportevenementen en topsportaccommodaties, een flinke stap verder kunnen helpen.

5. Procedure

Er moet op korte termijn beslist worden over de toekenning van middelen voor zowel een aantal topsportaccommodaties als topsportevenementen. Sinds de besluitvorming van de Tweede Kamer december jl. hebben mij meerdere plannen bereikt met het verzoek voor een (financiële) bijdrage uit de door de Tweede Kamer aanvaarde amendementen ter beschikking gekomen financiële ruimte. Het kabinet acht, mede gelet op de uitspraken van de Tweede Kamer een spoedige invoering van de in deze brief gedane voorstellen dan ook gewenst.

Het kabinet wil de regeling direct na de zomer van kracht laten worden om in de loop van dit najaar de eerste uitkeringen te kunnen laten plaatsvinden en de eventuele garanties af te geven. Ik hoop en verwacht dat we op dat moment een eerste dividend zien van de jarenlange inspanningen die de rijksoverheid en de georganiseerde sport zich getroost hebben voor een versterkt topsportbeleid ten aanzien van evenementen en accommodaties. Zodat de topsport, maar meer nog dan dat de gehele Nederlandse sport en uiteindelijk ook kijkers en toeschouwers in Nederland hiervan kunnen meegenieten. Dit is dan het sluitstuk van het topsportbeleid dat het kabinet de afgelopen jaren met kracht heeft ingezet. Uiteraard zal het effect van de regeling periodiek geëvalueerd dienen te worden om te bezien of mede dankzij deze impuls van de rijksoverheid meer topsportevenementen in Nederland kunnen worden georganiseerd en meer topsportaccommodaties gerealiseerd. Hierover zal de Kamer jaarlijks bij de begroting worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven