26 407 Biodiversiteit

Nr. 71 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2012

Van 8–19 oktober 2012 vond in Hyderabad, India, de elfde Conferentie van Partijen inzake de Conventie van Biologische Diversiteit (CBD COP11) plaats.

Hieronder informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, over de voornaamste resultaten van deze biodiversiteitconferentie.

Algemeen

De COP11 is succesvol afgesloten. Over de belangrijkste uitkomsten van COP10 in 2010 (het Nagoya Protocol inzake genetische bronnen en het Strategisch Plan 2011–2020) zijn afspraken gemaakt om de uitvoering te bevorderen. Daarnaast is overeenstemming bereikt over het verhogen van de financiële bijdragen voor biodiversiteit in ontwikkelingslanden om de 20 Aichi-doelen voor 2020 uit het Strategisch Plan daadwerkelijk te kunnen realiseren.

Nagoya Protocol inzake de eerlijke verdeling van de opbrengsten uit het gebruik van genetische bronnen

Veel landen blijken nog het nodige werk te moeten verrichten alvorens tot ratificatie kan worden overgegaan van het in 2010 afgesproken Protocol. Niettemin ligt het in de lijn der verwachting dat rond de volgende COP, in 2014, tenminste 50 landen het Protocol hebben geratificeerd, zodat het Protocol in werking kan treden. Besloten is dat er een derde Intergovernmental Committee bijeen zal komen om de eerste bijeenkomst van Partijen bij het Protocol verder voor te bereiden. Verder heeft COP afspraken gemaakt over ondersteuning van de ontwikkelingslanden bij het ratificatieproces.

Ook de Europese Commissie en de EU-lidstaten werken aan voorbereidingen voor de implementatie en ratificatie van het Nagoya protocol. De Europese Commissie heeft informeel haar voorstel voor de implementatie van het Protocol op Europees niveau toegelicht, dat zij begin oktober publiceerde. Dit is ter plekke verder niet formeel besproken, maar het zal binnenkort onderwerp van overleg en onderhandeling zijn met de Lidstaten in Brussel. De regering onderzoekt op dit moment de door de Europese Commissie voorgestelde aanpak en de consequenties daarvan voor het nationale implementatietraject.

Strategisch Plan 2011–2020

Tijdens COP11 zijn afspraken gemaakt over activiteiten die de realisatie van het door COP10 vastgestelde Strategisch Plan 2011–2020 en de Aichi Biodiversiteitdoelen verbeteren. De aandacht is daarbij vooral gericht op de implementatie op nationaal niveau, door de aanscherping van nationaal biodiversiteitbeleid en het vergroten van de betrokkenheid van maatschappelijke partners. De activiteiten zijn onder meer gericht op het uitwisselen van kennis en informatie, ondersteuning bij het uitwerken van nationale biodiversiteitactieplannen, en verbeteren van communicatie en educatie. Om de voortgang van de 2020 doelen te kunnen volgen zijn vervolgens afspraken gemaakt over een set indicatoren. Het deel daarvan dat al direct toepasbaar is, zal al meteen worden gebruikt met het oog op de tussentijdse evaluatie van het Strategisch Plan in 2015.

Mobilisering van financiële middelen voor biodiversiteitbeleid

Prominent op de agenda van COP-11 stond het vastleggen van afspraken voor financiële doelen ter ondersteuning van de ambitieuze biodiversiteitdoelstellingen voor 2020. Tijdens de conferentie werd van begin af aan door veel landen aangedrongen op concrete toezeggingen van ontwikkelde landen om financieringsstromen richting ontwikkelingslanden ten behoeve van biodiversiteit te verhogen. Als daarover geen duidelijke toezeggingen zouden worden gedaan, voelden de ontwikkelingslanden zich ook niet gehouden om de afspraken van COP10 na te komen.

De EU en andere ontwikkelde landen benadrukten dat de middelen voor financiering van de biodiversiteitdoelstellingen breed gezocht moet worden, onder meer door de toepassing van nieuwe financieringsinstrumenten, ook vanuit de private sfeer, en door het nemen van maatregelen ter vergroening van de economie. Daarnaast werd de afspraak van COP10 onderstreept dat voor het stellen van financiële streefdoelen inzicht nodig is in de omvang van de bestaande financiering van biodiversiteitbeleid en de concrete financieringsbehoeften van (ontwikkelings)landen.

Het compromis dat is bereikt, bestaat uit de voorlopige doelstelling om in 2015 een mondiale verdubbeling van de (internationale biodiversiteitgerelateerde) financiële stromen richting ontwikkelingslanden te hebben gerealiseerd, uit alle beschikbare bronnen. De baseline hiervoor is de gemiddelde financiële inspanning van de jaren 2006–2010. De Europese Unie heeft aangegeven deze committering als regio op zich te zullen nemen. Dit betekent dat niet elke Lidstaat individueel een verdubbeling dient te bewerkstelligen maar dat het om het totaal van de gehele EU gaat. Eurocommissaris Potocnik (Milieu) gaf aan de EU ten opzichte van het gemiddelde in de periode 2006–2010 al een forse stap heeft gezet in de juiste richting, 80% van de toegezegde verdubbeling voor 2015 is al ingevuld binnen het huidige beleid.

Afgesproken is dat dit doel mede moet worden bereikt door prioritering van biodiversiteit in de ontwikkelingsplannen van ontvangende landen. In de besluiten is tevens vastgelegd dat nieuwe gelden voor biodiversiteitbeleid ook uit innovatieve financieringsvormen kunnen komen en door het hervormen van bestaande subsidies die schadelijk zijn voor biodiversiteit en milieu.

Ook hebben ontwikkelde en ontwikkelingslanden zich moeten committeren om de komende jaren hun eigen uitgaven en financiële behoeften voor biodiversiteit beter en objectiever in beeld te brengen, en in financiële plannen zichtbaar te maken.

Biodiversiteit en Ontwikkeling/Armoedebestrijding

COP11 heeft zich gebogen over de zgn. Dehradun Recommendations, een set aanbevelingen over armoedebestrijding in relatie tot biodiversiteit. COP11 heeft kennisgenomen van deze aanbevelingen en in de komende periode zal een expertgroep verder werken aan een mogelijke routekaart voor de integratie van biodiversiteit in de sociale en de economische dimensies van duurzame ontwikkeling.

Mariene biodiversiteit

Een belangrijk agendapunt was de vaststelling van een lijst van voor biodiversiteit belangrijke mariene gebieden, de Ecologically and Biologically Significant Area’s (EBSA’s), binnen en buiten territoriale wateren. Aan deze lijst is jarenlang gewerkt en hij is onder meer bedoeld als bouwsteen voor het VN-proces dat een internationale overeenkomst met betrekking tot bescherming van zeegebieden buiten territoriale wateren tot stand moet brengen. Het goedkeuren van de lijst stuitte op problemen omdat een aantal landen, waaronder Griekenland, meer tijd wilde hebben voor een nader onderzoek van de geselecteerde mariene gebieden. Uiteindelijk is een oplossing gevonden door voor de betreffende gebieden aan te geven dat zij eerst na nadere beoordeling definitief aan het overzicht zullen worden toegevoegd.

Onder dit agendapunt zijn voorts afspraken gemaakt om de negatieve gevolgen van onderwatergeluid, de vervuiling van de oceanen en de effecten van klimaatverandering op koraalriffen verder te onderzoeken en aan te pakken.

Overige punten

Tijdens COP11 kwamen nog diverse andere onderwerpen aan de orde. Onder meer zijn criteria voor het voorkomen van negatieve effecten van klimaatmaatregelen, in het bijzonder van nieuwe instrumenten als REDD+ (Reduced Emissions of Deforestation and Degradation) op biodiversiteit vastgesteld. Dit na aanvankelijk verzet van een aantal landen, in het bijzonder Brazilië, dat meende dat dit niet de taak van het Biodiversiteitsverdrag was.

Verder zijn afspraken gemaakt om nieuwe impulsen te geven aan ecosysteemherstel van gedegradeerde gebieden, als een aanpak die naast biodiversiteit ook andere doelen kan helpen bereiken.

Uit de verschillende side-events bleek dat er in veel landen aandacht is voor het thema «Business and biodiversity» (m.n. Brazilië en Duitsland) en voor de economische waarde van ecosysteemdiensten als bewuste afwegingsfactor in besluitvormingsprocessen (TEEB: The Economics of Ecosystems and Biodiversity).

High Level Segment

Het gastland India organiseerde van 17–19 oktober 2012 een ministeriële bijeenkomst, waaraan door bewindslieden uit circa 75 landen werd deelgenomen. De Indiase Minister-president ging in zijn openingstoespraak in op het belang van een integrale benadering van biodiversiteit vanwege de samenhang met andere doelen zoals armoedebestrijding. Hij kondigde een bedrag van $ 50 miljoen aan voor versterking van de Indiase instituties op het gebied van kennisopbouw en -overdracht, en voegde daar aan toe dat India ook steun aan ontwikkelingslanden zal geven voor soortgelijke activiteiten.

De EU onderstreepte in haar verklaring de committering van de EU aan de CBD doelstellingen en benadrukte de significante bijdrage aan de financiering van biodiversiteit die de EU levert, zowel op nationaal als internationaal niveau. Zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden wezen in hun interventies op het belang van een brede aanpak van de biodiversiteitdoelen voor 2020, zoals de samenwerking met een reeks van maatschappelijke partners en het verder vergroenen van de economie.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven