26 407 Biodiversiteit

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2012

Op verzoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties reageer ik op het rapport «Future directions for Biodiversity Action in Europe Overseas» van de International Union for Conservation of Nature (IUCN) en op de daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen.

Zoals in het rapport geconstateerd is, heeft de constitutionele verandering sinds oktober 2010 gevolgen voor de wijze waarop natuurbescherming wordt uitgevoerd. De landen van het Koninkrijk, Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, hebben sindsdien vergelijkbare verantwoordelijkheden. Nederland heeft de verantwoordelijkheid voor een goede implementatie van internationale (natuur) verdragen voor de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het is vanuit die verantwoordelijkheid dat ik een reactie geef op het rapport.

Met interesse heb ik kennisgenomen van het door het IUCN uitgevoerde onderzoek. Het geeft een zorgvuldig samengesteld beeld van de toestand van natuurbescherming in de overzeese gebiedsdelen van landen binnen de Europese Unie. In het rapport worden zeven conclusies en aanbevelingen gegeven ten aanzien van Caribisch Nederland:

1. Het is noodzakelijk om natuurbescherming, biodiversiteit en milieubescherming hoger op de politieke agenda te plaatsen.

Zowel voor de opheffing van de Nederlandse Antillen per 10-10-2010, als daarna heeft natuur en biodiversiteit politieke aandacht. Dit komt mede door het feit dat natuur een belangrijke drager is voor het toerisme. Caribisch Nederland was altijd al koploper op het terrein van natuurbescherming onder andere door het vroegtijdig aanwijzen van onderwaterparken.

Het ontwikkelen en behoud van het juiste beschermingsniveau blijft echter een aandachtspunt dat een plaats behoort te hebben op de politieke agenda van de openbare lichamen.

Afhankelijk van de situatie per eiland is meer politieke aandacht noodzakelijk. Daarom vindt op reguliere basis overleg plaats tussen mijn departement en de bestuurscolleges van de afzonderlijke eilanden.

2. Er is behoefte aan aanvullende regelgeving.

De Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES vormt het juridische kader voor de bescherming van natuur en biodiversiteit in Caribisch Nederland. Op basis van die wet is in 2010 onder andere het koraalrif van de Sababank aangewezen als beschermd natuurpark. Met die aanwijzing en het daarmee samenhangende ankerverbod zal de Sababank en haar unieke biodiversiteit beter beschermd kunnen worden.

Voor de periode 2012–2017 is een Natuurbeleidsplan in ontwikkeling. EL&I stelt dit plan op in samenspraak met de eilandsraden, de lokale maatschappelijk natuurorganisaties en andere belanghebbenden. Ook vertegenwoordigers van natuurorganisaties uit de andere landen van het Koninkrijk zijn hierbij vertegenwoordigd.

Één van de voorgenomen actiepunten in het plan is een beoordeling van de huidige eilandelijke regelgeving in relatie tot de internationale verplichtingen vanuit natuurbeschermingsverdragen. Uit die beoordeling zal blijken of aanvullende voorschriften noodzakelijk zijn.

Naar aanleiding van de wens van de eilandsraden en het verzoek van de Tweede Kamer (december 2011) bespreek ik momenteel de toewijzing van het predicaat Nationaal Park aan bepaalde natuurparken op de eilanden. De resultaten daarvan worden meegenomen in het Natuurbeleidsplan 2012–2017. De voorbereiding van het plan zal binnen enkele maanden worden afgerond.

Ook internationaal zijn er mogelijkheden aangegrepen om te komen tot een beter beheer van natuur en biodiversiteit. Zo is er een verzoek ingediend bij de International Maritim Organization (IMO) om de Sababank aan te wijzen als een Particularly Sensitive Sea Area (PSSA) overeenkomstig de Waddenzee. Dit biedt de mogelijkheid om scheepvaartverkeer over de Sababank te reguleren en schade aan het aanwezige koraal te voorkomen. Besluitvorming bij de IMO vindt plaats in de periode 2012–2013.

Daarnaast is er samenwerking gezocht met de buurlanden Frankrijk, Verenigde Staten van Amerika en Verenigd Koninkrijk op het terrein van zeezoogdieren. Ik zal op korte termijn een zeezoogdierenreservaat instellen dat aansluit bij reservaatgebieden van de andere landen. Ook op andere onderdelen van het biodiversiteitbeleid zal de samenwerking in de regio worden versterkt.

3. Het is noodzakelijk om de budgetten voor natuur en milieu te verhogen.

Ten tijde van de Nederlandse Antillen waren er in de begroting geen financiële middelen gereserveerd voor natuur en biodiversiteit. Na de opheffing van de Nederlandse Antillen zijn er voor Caribisch Nederland zowel voor nationale als de lokale invulling van verantwoordelijkheden financiële middelen gereserveerd voor de bescherming van natuur en biodiversiteit. Op het moment vindt onderzoek plaats in opdracht van het ministerie van BZK (het zogenaamde Referentiekaderonderzoek) over de vraag of de drie eilandbesturen over voldoende financiële middelen beschikken om hun wettelijke en autonome taken te kunnen uitvoeren. Ook de onderwerpen natuur en milieu maken deel van dit onderzoek uit. Het is de bedoeling dat na afronding van het onderzoek de minister van BZK een kabinetsstandpunt hierover aan de Tweede Kamer zal aanbieden.

4. Meer effectieve en efficiënte toepassing van de CBD richtlijnen en voorzieningen.

Zoals ook in het rapport is aangegeven zijn de richtlijnen van de Convention Biological Diversity (CBD) toegepast in Caribisch Nederland. Op onderdelen zal de toepassing in de komende periode efficiënter en effectiever ingezet worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld op het terrein van monitoring, handhaving en de ontwikkeling van eilandelijke natuurplannen.

5. Vergroting betrokkenheid van de lokale bevolking.

Ik onderstreep het belang van de betrokkenheid van de lokale bevolking bij het beheer en de bescherming van natuur en biodiversiteit. Dit is voor Caribisch Nederland te meer van belang omdat de bevolking in belangrijke mate afhankelijk is van natuur door middel van het toerisme. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2012–2017 wordt ook in consultatie met hen opgesteld. Daarnaast is er zowel op nationaal als lokaal niveau versterkte inzet op het terrein van communicatie en educatie.

6. Aandacht voor capaciteitsopbouw binnen de overheid als wel bij non gouvernementele organisaties.

Mijn ervaring met Caribisch Nederland is dat de kwaliteit van de organisatie op het terrein van natuur en biodiversiteit over het algemeen goed is. Dit geldt voor zowel de openbare lichamen als wel de non gouvernementele organisaties zoals de Dutch Caribbean Nature Alliance (DCNA). In het traject van een meer efficiëntere en effectieve uitvoering van de CBD richtlijnen vindt op onderdelen ondersteuning plaats en capaciteitontwikkeling.

7. Behoud kennisbasis biodiversiteit

Een goede kennisbasis is van groot belang voor het beheer van natuur en biodiversiteit op de eilanden. Om deze kennisbasis zeker te stellen is vanuit Nederland een tweetal activiteiten gestart:

  • monitoring programma land en water Caribisch Nederland

  • onderzoeksprogramma Caribisch Nederland.

Het rapport benadrukt voorts het belang van samenwerking op lokaal en regionaal niveau en tussen de overzeese gebieden en de EU-lidstaten waartoe zij behoren. Nederland werkt uiteraard in verband samen met de andere landen van het koninkrijk. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking op het terrein van het integraal beheer van de Exclusieve Economische Zone (mariene biodiversiteit en visserij). Met Aruba wordt specifiek gewerkt aan samenwerking over de implementatie van internationale natuur en milieuverdragen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven