26 407 Biodiversiteit

Nr. 51 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 december 2010

Naar aanleiding van uw verzoek (2010Z16323/2010D45820) van 17 november 2010 zend ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, een korte reactie op het rapport «Rethinking Global Biodiversity Strategies», dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) begin oktober 2010 heeft uitgebracht.

Het rapport «Rethinking Global Biodiversity Strategies», dat op verzoek van United Nations Environment Programme (UNEP) is opgesteld, bevat een kwantitatieve doorrekening van de effecten van een aantal beleidsopties in de periode 2000–2050 om het mondiale verlies aan biodiversiteit tegen te gaan. Het rapport is tijdens de 10e Conference of Parties van de Convention on Biodiversity (CBD) in Nagoya, Japan (18–29 oktober 2010) door het PBL gepresenteerd en namens mij aangeboden aan de executive director van de UNEP, Achim Steiner. Ook is het rapport namens de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tijdens de Milieuraad van 14 oktober jl. overhandigd aan haar collega’s. Tijdens de conferentie in Nagoya is geconstateerd dat in het afgelopen decennium de in CBD-verband afgesproken doelstelling om het verlies aan biodiversiteit in 2010 te stoppen, niet is gehaald.

Uitkomsten rapport

De totstandkoming van het PBL-rapport «Rethinking Global Biodiversity Strategies» levert belangwekkende informatie op voor de verdere ontwikkeling van coherent beleid rond biodiversiteit. Het is één van de eerste, brede kwantitatieve studies over biodiversiteit. Het rapport, dat veertig jaar vooruit kijkt, is een gedegen exercitie over de gevolgen van de huidige welvaartsontwikkelingen in grote delen van de wereld op de bestaande biodiversiteit. In aansluiting op de 3e Global Biodiversity Outlook (CBD, mei 2010) heeft het PBL in dit rapport de effecten berekend van 8 mogelijke beleidsopties voor het terugdringen van het biodiversiteitsverlies.

Vanwege de modelmatigheid is daarbij geen rekening gehouden met onvoorziene sociale, economische, technologische en institutionele vernieuwingen. Bij de interpretatie van het rapport en het trekken van conclusies voor het beleid is, in combinatie met het lange termijnkarakter van het rapport, daarom enige voorzichtigheid geboden.

In het rapport komt de urgentie van de biodiversiteitsproblematiek opnieuw duidelijk voor het voetlicht. Zelfs bij volledige implementatie van het huidige beleid (CBD, Natura2000) gaat het verlies aan biodiversiteit in hetzelfde tempo door als in de 20e eeuw. Het grootste verlies wordt verwacht in savannen en bossen in de tropen en subtropen.Het rapport wijst als onderliggende drijvende krachten van dit verlies op de groeiende wereldbevolking en stijgende welvaart en de daarmee gepaard gaande toenemende productie en consumptie. Bij ongewijzigd beleid wordt een steeds groter beslag gelegd op schaarser wordende natuurlijke hulpbronnen en natuur en zal er steeds meer areaal voor landbouw en veeteelt nodig zijn.

De belangrijkste conclusie van het rapport is dat, geredeneerd vanuit de huidige situatie, zelfs een gecombineerde inzet van de doorgerekende opties niet zal leiden tot het stopzetten van het verlies aan biodiversiteit. Het verlies kan hoogstens tot de helft worden teruggebracht. Vooral landbouwgerelateerde opties dragen bij aan het verminderen van het verlies aan biodiversiteit en ecosystemen:

  • (1) verhoging van de productiviteit van landbouw en veeteelt binnen ecologische grenzen en met beperkte gebiedsuitbreiding;

  • (2) verandering in consumptie en dieet. Bij minder consumptie van dierlijke eiwitten zal er minder gebied nodig zijn voor extensieve veeteelt en verbouw van veevoer.

Door verbetering van de productie binnen ecologische grenzen (eco-efficiënt) kan worden voorzien in de groeiende mondiale vraag naar voedsel en natuurlijke producten, het verlies aan biodiversiteit worden afgeremd en de voedsel- en waterzekerheid voor kwetsbare groepen worden verbeterd.

Kabinetsreactie

Voor het behoud van welvaart en welzijn moet onze economie zowel groeien als verduurzamen. Dat geldt ook voor de economieën van andere landen en met name voor ontwikkelingslanden, waar de groei het sterkst zal zijn. Zoals het rapport laat zien is deze uitdaging tegelijkertijd een dilemma, omdat ecosystemen wereldwijd onder steeds grotere druk komen te staan. De wereldwijde aantasting van ecosystemen en ecosysteemdiensten (het «life support system») kan een belemmering vormen voor een duurzame economische groei. Vooral arme landen kunnen hierdoor worden getroffen omdat de financiële capaciteit geringer is dan in rijke landen.

Het realiseren van een duurzame mondiale economie kan niet door één land of één regio worden bereikt. Hiervoor is een hoge mate van internationale samenwerking vereist, onder andere in Europees verband. De groei van de wereldbevolking en de groei van de welvaart leiden tot verandering in het voedingspatroon. Met name de verhoging van het gebruik van dierlijke eiwitten zal grote gevolgen hebben voor het landgebruik.

Dit is niet te verenigen met een duurzame ontwikkeling en het komen tot meer voedselzekerheid. Het kabinet onderkent dit probleem en zal het nationaal en internationaal agenderen en werken aan bewustwording, ook in Nederland.

Naast het streven naar een duurzame economie heeft ons land duidelijke beleidsafspraken gemaakt om bij te dragen aan het verminderen van het biodiversiteitsverlies, zowel binnen als buiten onze grenzen. De beleidsdoelen zijn vastgelegd en uitgewerkt in het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011. Binnen Nederland zullen de productie en consumptie moeten verduurzamen. In het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 zijn reeds trajecten gestart om economie en ecologie met elkaar te verbinden. In Nederland is de kennis over hoogproductieve landbouw binnen ecologische grenzen sterk ontwikkeld. Het kabinet zal zich er voor inspannen om deze kennis niet alleen in eigen land toe te passen, maar via het marktmechanisme ook in andere landen.

Voor Nederland als grote handelsnatie is een belangrijk aandachtspunt het verduurzamen van de handelsketens. Het bedrijfsleven is zich in toenemende mate bewust van zijn verantwoordelijkheid. Voor het bedrijfsleven staat het veiligstellen en behoud – zowel in economische als in ecologische zin – van grondstoffenproductie centraal. Een aantal koplopers, zoals bijvoorbeeld actief in het Initiatief Duurzame Handel en in de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen, heeft belangwekkende acties ondernomen om internationale handelsketens te verduurzamen en om de problematiek onder de aandacht van de eigen achterban te brengen. Daarnaast bestaan al langer initiatieven rondom de «Round Tables» voor o.a. palmolie en soja. Ook hebben een aantal bedrijven hun strategie gericht op vergaande verduurzaming van hun gehele keten. In dit verband is ook vermeldenswaard de ondertekening van een Intentieverklaring door VNO-NCW, MKB, LTO en IUCN op 23 november jl. waarin afgesproken is te komen tot een platform biodiversiteit en bedrijfsleven. Zoals in het Regeerakkoord aangegeven, kan deze aanpak op ondersteuning van het Kabinet rekenen.

Het PBL-rapport wijst er verder op dat bescherming van waardevolle gebieden een goede ruimtelijke planning vanuit het oogpunt van biodiversiteitsbehoud noodzakelijk blijft. Deze notie zal een belangrijke rol spelen bij de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur die door het kabinet is gestart als uitwerking van het Regeerakkoord. Een sterke stimulans voor het behoud van ecosystemen en de bescherming van biodiversiteit zal uit gaan als duidelijker wordt welke prijs het gebruik van biodiversiteit heeft en dat goed functionerende ecosystemen een voorwaarde zijn voor economische productiviteit. Integratie van de waarde van biodiversiteit in de economie is het centrale thema van het VN-rapport «Mainsteaming the Economics of Nature» van TEEB (The Economiscs of Ecosystems and Biodiversity) dat onlangs is verschenen. Binnenkort zal ik namens het kabinet opdracht geven tot een TEEB-studie voor Nederland. Hierin zal het belang van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen voor Nederland in economische termen worden beschreven en verhelderd.

Het Kabinet onderkent de noodzaak voor een coherente, integrale en internationale aanpak en zal zich er daarom voor inzetten dit onderwerp op de internationale agenda te krijgen. Want alleen een aanpak op internationale schaal met duidelijke nationale verantwoordelijkheden zal een substantiële bijdrage kunnen leveren aan oplossingen van deze veelomvattende problematiek. In dit verband is het Kabinet verheugd dat bij de 10e Conferentie van Partijen van de Conventie voor Biologische Diversiteit in Nagoya een aantal afspraken is gemaakt, zoals het nieuwe protocol voor toegang en gebruik van genetische hulpbronnen, de erkenning van het belang van economische waardering van biodiversiteit en ecosysteemdiensten en versterking van de samenwerking tussen overheden en bedrijfsleven.

In het PBL-rapport wordt geconcludeerd dat zelfs met een reeks zeer ingrijpende maatregelen, zowel ten aanzien van productie als ten aanzien van consumptie, het verlies aan biodiversiteit hoogstens tot de helft kan worden teruggebracht. Het kabinet is zich ervan bewust dat hier een grote uitdaging ligt. Daarbij moet worden aangetekend dat nog niet alle beleidsopties zijn verkend en dat nog andere beleidsmaatregelen mogelijk zijn dan die door het PBL zijn doorgerekend. Bijvoorbeeld het volledig internaliseren van de waarde van biodiversiteit in het economische verkeer, maatregelen op gebied van infrastructuur en ruimtelijke ordening, het verminderen van de vraag naar hout en energie, het tegen gaan van de effecten van overbegrazing in de extensieve veeteelt en restauratie van gedegradeerde gebieden.

Het PBL-rapport zal door Nederland tevens worden ingebracht in de discussie over een nieuwe beleidsstrategie voor biodiversiteit waaraan de Europese Unie thans werkt. Binnenkort verschijnt hierover een nieuwe mededeling. In maart 2010 heeft de Milieuraad Conclusies vastgesteld waarin de uitgangspunten voor de nieuwe strategie worden onderschreven en – met een aantal kanttekeningen, waaronder «haalbaar en betaalbaar» – steun wordt uitgesproken voor de meest ambitieuze van de 4 opties voor een nieuwe 2020-doelstelling. Deze luidt:

Stopzetting van het verlies aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten binnen de EU in 2020 en herstel ervan voor zover mogelijk, alsmede versterking binnen de EU-bijdrage aan het tegengaan van het mondiale verlies aan biodiversiteit.

Zoals aangegeven is het duurzaam maken van de wijze waarop de natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt, één van de sleutels om de problematiek aan te pakken. De biodiversiteitsstrategie zal in samenhang met de nieuwe strategieën voor economische groei, landbouw en visserij moeten worden uitgevoerd. Zo is al op Europees niveau door de inzet van ons land in 2010 een verordening aangenomen tegen handel in illegaal gekapt hout die in 2013 van kracht zal worden.

Samenvattend

Het Kabinet onderkent de uitdagingen voor een duurzame economische groei en het verminderen van het verlies aan biodiversiteit en zal maatregelen nemen die een coherente, integrale aanpak bevorderen. De voornaamste aandachtsgebieden hierbij zijn:

In Nederland

  • handel, landbouw en ruimtelijke planning

  • economische waardering van ecosystemen en biodiversiteit

Binnen de EU en mondiaal

  • behalen van afgesproken internationale doelen in combinatie met een coherente, integrale en internationale aanpak

  • een coherente EU-strategie voor 2020

Over de uitvoering van het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 heb ik u onlangs geïnformeerd door middel van de Voortgangsrapportage 2008–2009 (TK 2010–2011, 26 407 nr. 48).

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven