26 407 Biodiversiteit

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2010

Van 18–29 oktober 2010 vindt de 10e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD-COP10) plaats in Nagoya, Japan. Deels zal deze vergadering bestaan uit een ministerieel overleg.

Voorafgaand vindt van 13–15 oktober 2010 de vijfde vergadering van Partijen bij het Cartagena Protocol inzake Bioveiligheid (Biosafety COPMOP-5) plaats. Dit Protocol valt binnen het Biodiversiteitsverdrag. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zal u hierover apart berichten.

Ik wil u met deze brief informeren over de belangrijkste agendapunten van de 10e Conferentie van Partijen, en over de resultaten die Nederland nastreeft.

De Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD)

De Conventie inzake Biologische Diversiteit (hierna verder aangeduid als het Biodiversiteitsverdrag) heeft als hoofddoel het behoud en duurzaam gebruik van biologische diversiteit, alsmede een billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische bronnen. Biologische diversiteit gaat in de meest brede zin om de variatie binnen en samenhang tussen ecosystemen, habitats en soorten, en genetisch materiaal.

Het Biodiversiteitsverdrag spoort landen aan tot het formuleren van beleid en het uitvoeren van expliciet in het verdrag genoemde maatregelen. De nadruk ligt op nationale implementatie, maar internationale samenwerking vormt ook een belangrijk hulpmiddel voor realisering van de doelen.

Het Biodiversiteitsverdrag vormt samen met het Klimaatverdrag en het Verwoestijningsverdrag de zogenaamde Rioverdragen, waartoe tijdens de Top voor Milieu en Ontwikkeling van 1992 in Rio de Janeiro werd besloten.

Tijdens de Wereld Top inzake Duurzame Ontwikkeling (WSSD, Johannesburg 2002) is als mondiale doelstelling overeengekomen het verlies van biodiversiteit in 2010 aanzienlijk te hebben teruggedrongen.

Deze 2010-doelstelling vormt sindsdien een rode draad in het werk van de CBD en in het Nederlandse biodiversiteitsbeleid. De doelstelling is inmiddels geëvalueerd, met als voornaamste conclusie dat weliswaar veel goede maatregelen in gang zijn gezet maar het verlies aan biodiversiteit nog altijd niet daadwerkelijk is stopgezet.

Tweejaarlijks komen de landen die Partij zijn bij het Verdrag bijeen om de voortgang in de uitvoering te bespreken, afspraken te maken over aanvullend beleid, en invulling te geven aan de samenwerking met elkaar, met natuurorganisaties en met andere maatschappelijke partners zoals het bedrijfsleven. Daarom worden CBD-bijeenkomsten ook bijgewoond door vertegenwoordigers van natuurorganisaties, de private sector, onderzoeksinstellingen en andere belanghebbenden.

Inzet Nederlandse regering bij 10e Conferentie van Partijen (CBD-COP10)

Tijdens deze verdragsconferentie zal de Europese Unie met één stem spreken. De marges voor lidstaten worden vooral bepaald door de EU-Raadsconclusies met betrekking tot CBD-COP10, die op 22 december 2009, 15 maart 2010 en 14 oktober 2010 door de Europese Milieuraad zijn c.q. worden vastgesteld. Deze leggen op hoofdlijnen de prioriteiten en gewenste uitkomsten van de EU vast.

Dat neemt niet weg dat er ruimte is voor eigen accenten en speerpunten van Nederland welke zowel tijdens de voorbereiding van de EU-positiebepaling als tijdens de onderhandelingen in Nagoya actief naar voren zullen worden gebracht.

De belangrijkste aandachtspunten voor de Nederlandse inzet tijdens de conferentie, en in het bijzonder ook voor de inbreng van de regering in het ministeriële segment, kunnen worden samengevat in de volgende punten. Deels vloeien deze direct voort uit de agenda van CBD-COP10, deels gaat het om uitdagingen die door het hele verdrag lopen.

a. Strategisch Plan CBD 2011-2020 en nieuwe biodiversiteitdoelstelling voor 2020

Na het verlopen, en niet behalen, van de 2010-doelstelling, zal COP10 een nieuwe doelstelling moeten vaststellen voor 2020. Enerzijds moet deze ambitieus zijn, en de noodzaak reflecteren de oorzaken van biodiversiteitsbedreigingen breed aan te pakken. Anderzijds moet deze ook realistisch, haalbaar en betaalbaar zijn in het licht van de financieel-economische situatie. De rol van biodiversiteit voor de behoeften van de mens is een belangrijk uitgangspunt.

Het nieuwe Strategisch Plan van de CBD voor de periode 2011–2020 dient niet meer dan 20 subdoelen te omvatten die voldoende concreet en toetsbaar zijn. Monitoring van de voortgang is een belangrijke voorwaarde om over het al dan niet behalen van de (sub)doelen te kunnen communiceren. Ook dienen de doelen inspiratie te bieden voor andere maatschappelijke spelers dan de overheid, bijvoorbeeld het bedrijfsleven en bredere publieksgroepen.

Op basis van geleerde lessen zou volgens Nederland het Strategisch Plan prioriteit moeten geven aan de volgende elementen:

  • Integratie van biodiversiteit in ander beleid en coherentie tussen beleidsvelden. Hieronder valt specifiek de inbedding van biodiversiteit in economische activiteiten en vergroening van de handelsketens;

  • Nadruk op implementatie van bestaande plannen;

  • Ontwikkeling en uitvoering van private financieringsinstrumenten voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, en eerlijk delen van de voordelen daaruit;

  • Realiseren van grotere synergie tussen de drie Rio-verdragen door meer samenhang van resultaten en activiteiten tussen de verdragen en het leggen van inhoudelijke verbanden.

b. Internationaal regime voor genetische bronnen

Tijdens CBD-COP10 moeten Partijen definitieve afspraken maken over de eerlijke verdeling van de opbrengsten uit het gebruik van genetische bronnen en toegang tot die bronnen. Binnen de CBD is hierover de afgelopen jaren intensief onderhandeld, maar nog geen volledige overeenstemming bereikt. Dit komt mede door de complexe aard van de materie, en (politieke) verschillen in posities tussen de regio’s. Zowel voor ontwikkelingslanden (voor wie het delen van voordelen een kans biedt voor duurzame ontwikkeling) als voor ontwikkelde landen (m.n. het bedrijfsleven dat goede toegang nodig heeft) zijn goede afspraken van groot belang.

Nederland zal tijdens COP10 actief bijdragen aan de totstandkoming van een protocol met sluitende internationale afspraken. Van belang is dat er een functioneel internationaal systeem komt, dat juridische zekerheid, transparantie en een goede basis voor nationale maatregelen biedt. De twee kanten van de medaille moeten gebalanceerd tot uiting komen; als de toegang tot genetisch materiaal verbetert, kan ook het delen van voordelen verder op gang komen.

Tijdens de laatste onderhandelingsronde over Access and Benefit Sharing in Montreal (18–21 september jl.) is weinig voortgang geboekt. Dit leidde ertoe dat tijdens de Bijzondere Sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake biodiversiteit op 22 september jl. door veel regeringen zorgen werden geuit over de totstandkoming van een goed resultaat in Nagoya.

c. Economische waardering en financiering van biodiversiteit en ecosystemen

Het is van belang dat de diensten en producten die door de natuur worden geproduceerd een maatschappelijke/financiële waarde krijgen, en dat gebruikers in toenemende mate bereid zijn financieel bij te dragen aan de instandhouding van (mede hun eigen) natuurlijke hulpbronnen. Tijdens COP10 zullen afspraken worden gemaakt over de verdere aanpak van deze uitdaging. Het gaat daarbij om onderzoek naar mogelijkheden tot het operationaliseren van dit inzicht, in de vorm van concrete en structurele instrumenten, en om maatschappelijke investeringen te doen in behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en daarmee samenhangende ecosysteemdiensten.

Een concreet initiatief van Nederland is het onderzoek naar de mogelijkheden van een instrument om baten en kosten van duurzaam beheerde biodiversiteit met elkaar te verbinden (het concept van een «Green Development Mechanism»). Een dergelijk mechanisme zou vooral een compensatie-instrument moeten bieden aan de private sector voor de negatieve effecten van hun handelen op biodiversiteit.

d. Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen is één van de pijlers van het Biodiversiteitsverdrag. De opkomst van biobrandstoffen om het klimaatprobleem te verminderen, legde tijdens COP9 ook de zorgen bloot over de duurzaamheid van biobrandstoffen. Immers biobrandstoffen kunnen een positieve bijdrage leveren aan economische ontwikkeling en vermindering van broeikasgasemissies, maar kunnen ook, als duurzaamheid niet in acht wordt genomen, ten koste gaan van biodiversiteit en voedselzekerheid.

Besluitvorming tijdens COP10 kan een duurzame productie van grondstoffen van bio-energie bevorderen, waarbij de biodiversiteit wordt beschermd, een bijdrage wordt geleverd aan de vermindering van broeikasgasemissies, en sociale aspecten zoals voedselzekerheid en landrechten in acht worden genomen.

Nederland zal zich tijdens COP10 inzetten voor verduurzaming van de productie en toepassing van bio-energie waarbij de duurzaamheidseisen zoals verwoord in de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie als basis dienen. Daarnaast wil Nederland bevorderen dat het Biodiversiteitsverdrag samenwerkt met andere internationale organisaties en initiatieven op het gebied van bio-energie om dit te realiseren.

e. Samenhang tussen klimaat- en biodiversiteitsbeleid

In toenemende mate vindt samenwerking plaats tussen de VN-verdragen voor Klimaat en voor Biodiversiteit. Nederland steunt die ontwikkeling omdat het enerzijds wenselijk is waar mogelijk synergiewinst te boeken door win-win situaties te creëren en anderzijds te voorkomen dat slecht afgestemd beleid tot ongewenste effecten leidt. COP10 zal verdere besluiten nemen om de samenwerking te concretiseren. Nederland zal daarbij bevorderen dat pragmatisch naar samenwerkingskansen wordt gezocht, met name ook op nationaal en regionaal niveau.

f. Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosystemen

Na een jarenlang voorbereidingsproces onder leiding van UNEP is nu bijna internationale overeenstemming bereikt over de oprichting van een nieuw orgaan dat de doorwerking van wetenschappelijke kennis over biodiversiteit en ecosystemen in beleidsbeslissingen moet gaan bevorderen. Dit Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) is vergelijkbaar met het Intergovernmental Platform on Climate Change (IPCC) dat het Klimaatverdrag adviseert. COP10 moet een besluit nemen over het voorstel tot oprichting van een dergelijk orgaan waarna het in 2011 operationeel kan worden.

Nederland is voorstander van dit nieuwe orgaan omdat het kan helpen een goede kennisbasis te geven aan besluitvorming over beleidsmaatregelen op het vlak van biodiversiteit op zowel nationaal, regionaal als mondiaal niveau.

Het platform dient echter gebruik te maken van bestaande kennis en onderzoeken, en zich te beperken tot beleidsgerichte analyses en adviseringen.

Ministeriëel segment

Zoals gebruikelijk bij deze conferenties organiseert gastland Japan een speciale bijeenkomst voor ministers van de 190 landen die Partij zijn bij het Verdrag. Deze ministeriële bijeenkomst vindt plaats aan het eind van de conferentie, namelijk van 27–29 oktober 2010. Deze politieke bijeenkomst zal zonodig worden aangewend om de onderhandelingen over de belangrijkste onderwerpen vlot te trekken of te bespoedigen.

Naar verwachting zal het politieke spanningsveld zich vooral richten op de grote verschillen in posities tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden wat betreft de drie belangrijkste agendapunten van COP10: (1) het ambitieniveau van de doelstellingen in het nieuwe Strategisch Plan, (2) het komen tot afspraken voor de benodigde financiering van die doelstellingen en (3) de inhoud van het Protocol over Access and Benefit Sharing. Het overbruggen van deze tegenstellingen zal een grote inspanning vragen van COP10 en het is onzeker of dit gaat lukken.

Tijdens de Bijzondere Sessie van de AVVN op 22 september jl. werd bovendien door de ontwikkelingslanden benadrukt dat sprake is van een pakketafspraak. Zonder overeenstemming over een nieuw Protocol voor ABS en over voldoende financiering is er geen bereidheid een nieuw Strategisch Plan vast te stellen. Dit zou de uitvoering van het mondiale biodiversiteitsbeleid aanzienlijk verzwakken.

Tenslotte deel ik u mede dat ook vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en wetenschap zijn uitgenodigd in de delegatie naar de conferentie zitting te nemen. Tevens zullen de Task Force Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen en het Planbureau voor de Leefomgeving zichzelf presenteren in het kader van COP10.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven