26 407
Biodiversiteit

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2009

Tijdens het Algemeen Overleg over het beleidsprogramma «Biodiversiteit werkt, voor natuur, voor mensen, voor altijd» (Tweede Kamer 2007–2008, 26 407 nr. 28) bleek uw Kamer de doelstellingen van dit beleidsprogramma te onderschrijven. Maar, de Kamer verlangde een verdere uitwerking.

Daarom ontvangt u hiermee, mede namens de ministers van VROM en voor OS, dit uitvoeringsprogramma.1

Inleiding

Het Beleidsprogramma Biodiversiteit moet de Nederlandse inzet voor het behoud van biodiversiteit, ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen effectiever maken door activiteiten toe te spitsen en versnippering tegen te gaan. Deze focus wordt nog relevanter omdat, naast de uitdagingen van klimaatverandering, wij nu geconfronteerd worden met meerdere wereldwijde crises; de voedselcrisis en de financiële en economische crisis.

De noodzaak om te investeren in duurzame ontwikkeling hier en in ontwikkelingslanden is hiermee groter dan ooit. Tegelijkertijd dreigt de sluipende crisis van de verdwijning van ecosystemen en het niet-duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen op de achtergrond te raken. Deze systemen zijn van vitaal belang voor ons voortbestaan.

De monitor Duurzaam Nederland van de gezamenlijke rijksplanbureau’s heeft de urgentie van de gevolgen van het verlies aan biodiversiteit onlangs weer eens bevestigd.

De voortgaande aantasting van biodiversiteit wereldwijd, de daarmee gepaard gaande bedreiging van de functionaliteit en productiviteit van ecosystemen en de complexiteit van deze problematiek vereisen een andere manier van consumeren en produceren, een andere en sterkere inzet in internationale onderhandelingen en meer coherentie en samenwerking. Het gaat daarbij niet alleen om het beschermen van de intrinsieke waarde van ecosystemen en biodiversiteit, maar vooral ook om het behoud van de functie van biodiversiteit voor het mondiale streven naar welvaart, duurzame ontwikkeling en veiligheid.

De aantasting van biodiversiteit vormt namelijk een directe bedreiging voor de welvaart en het welzijn van mensen in Nederland en daarbuiten. Het levert de schone lucht die we inademen en het water dat wij drinken. Het meeste dat de mens produceert is afkomstig uit natuurlijke hulpbronnen. Biodiversiteit herbergt dus een enorme economische waarde. Willen wij daar ook in de toekomst gebruik van kunnen maken, dan zal deze ook economisch gewaardeerd moeten gaan worden.

Duurzame ontwikkeling is het kernbegrip van ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid waar coherentie van nationaal beleid en internationale inspanningen onderling duidelijk samenhangen. Dit geldt in het bijzonder voor het duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen. In de eerdergenoemde Duurzaamheidsmonitor wordt geconstateerd dat de grootste uitdagingen op mondiaal niveau spelen: klimaatverandering, biodiversiteit en grondstoffen. Een goed klimaatakkoord is ook voor de ontwikkelingslanden van het grootste belang. Voor het eerst zal een ecosysteem, namelijk dat van bossen, hiervan een integraal onderdeel uit kunnen maken.

Het kabinet heeft in het beleidsprogramma vijf prioriteiten onderscheiden waarop door urgentie en complexiteit van de problematiek versterkte samenwerking nodig is tussen departementen en met maatschappelijke actoren. Op de volgende prioriteiten richt het kabinet extra impulsen in de periode 2008–2011:

• Handelsketens en biodiversiteit;

• Betalen voor biodiversiteit;

• Biodiversiteit werkt;

• Ecologische netwerken; en

• Mariene biodiversiteit en visserijketens.

Daarnaast heeft het kabinet voor drie prioriteiten ter ondersteuning van de inhoudelijke prioriteiten gekozen. Deze betreffen het vormen van nieuwe coalities, kennis, en communicatie over biodiversiteit. Het kabinet verwacht veel van de extra impulsen die op de genoemde prioriteiten gericht zijn. Ter illustratie hiervan geeft het kabinet enkele voorbeelden hoe deze prioriteiten worden uitgewerkt.

In september 2008 is de kabinetsvisie «Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020» naar de Tweede Kamer gestuurd (Tweede Kamer 2008–2009, 28 625 nr. 60). In deze visie schetst het kabinet een lange termijnvisie op de toekomst van het Europees landbouw- en plattelandsbeleid richting 2020 en de stappen die Nederland kan nemen om daaraan invulling te geven. De Houtskoolschets vormt de basis van de Nederlandse inzet voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het kabinet wil dit streven ook binnen Nederland vorm geven en daarbij maximaal bijdragen aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit.

De hervormingen die in het kader van de health check in het GLB zijn doorgevoerd, zijn voor een groot deel gericht op het verduurzamen van de landbouw. Het productieproces zelf moet duurzamer, waarbij in dit verband het benutten van agrobiodiversiteit van belang is.

En met meer aandacht voor dierenwelzijn. Daarnaast moet de sector zich ook meer richten op landschap en natuur. In de jaren 2010 t/m 2013 zal voor de tweede pijler (plattelandsbeleid) circa 125 miljoen euro beschikbaar komen door extra modulatie. Dit geld zal primair worden besteed aan zogeheten nieuwe uitdagingen. Het gaat dan om onder meer biodiversiteit, klimaatverandering, waterbeheer en hernieuwbare energie.

Over de precieze invulling van deze gelden en de verdere uitwerking van de besluiten van de health check zal ik uw Kamer voor 1 mei van dit jaar informeren.

Ten aanzien van de sojahandelsketen heeft Nederland als tweede importeur ter wereld een bijzondere positie. Waar mogelijk zal die positie verder gebruikt worden om het aandeel duurzaam geproduceerde soja aanzienlijk te verhogen. Met behulp van de via de Round Table tot stand gekomen certificering kan de markt duidelijk onderscheid maken tussen wel en niet duurzaam geproduceerde soja. Wereldwijde acceptatie van de certificering is van groot belang, maar door de inkoopmacht vanuit Nederland is de markt in staat in de sojaketen ook zelf al tot resultaten te komen. In de loop van 2009 zal ook de bredere eiwitketen opgepakt worden. In het kader van de kabinetsaanpak duurzame ontwikkeling (KADO) zult u hierover nader worden geïnformeerd.

Het kabinet zet ook sterk in op het beschermen van de biodiversiteit in zee. Het verwacht al de komende jaren veel te kunnen bereiken door het stimuleren van het gebruik van alternatieve vormen van vistuig. Deze alternatieve visserijmethoden leiden tot aanzienlijk minder schade aan de bodem en tot een halvering van de bijvangsten in 2013. Daarnaast komt het kabinet medio 2009 met een visie op de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), waarin verduurzaming een van de belangrijkste doelen is. Tot slot zullen in 2009 en 2010 beschermingsgebieden in de Noordzee zijn vastgesteld.

De functionele betekenis van biodiversiteit zal voor ons stedelijk gebied in toenemende mate van belang worden. De klimaatverandering zal bijvoorbeeld leiden tot hogere temperaturen in de zomer. Het is ondoenlijk om binnensteden naar het model van warme streken om te bouwen, maar bomen, groene gevels en daken blijken, zoals in diverse onderzoeken aangetoond is, wel tot temperatuurverlaging te kunnen leiden. Uit berekeningen en praktijkproeven blijkt dat de verwachte hoosbuien door inzet van biodiversiteit (groen, waterpartijen) opgevangen kunnen worden, hetgeen ook een behoorlijke besparing op technologische maatregelen oplevert (riolering). In verschillende plaatsen in Nederland lopen initiatieven. Het kabinet onderschrijft deze betekenis en zal deze verder invulling geven in de prioriteit «Biodiversiteit werkt».

Ook in het landelijk gebied is het belangrijk biodiversiteit duurzaam te gebruiken, naast het beschermen ervan. Een fijnmazig net van groene en blauwe elementen («groenblauwe dooradering») kan bijdragen aan diverse maatschappelijke wensen, zoals landschapherstel en -ontwikkeling (Agenda landschap), «Building with nature» (VenW), Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK), en groene bedrijventerreinen. Tevens kan het een bijdrage leveren aan een betere verbinding tussen stad en platteland. De winst is groot. Betere waterberging, minder afspoeling van bijvoorbeeld meststoffen naar het oppervlaktewater, recreatiemogelijkheden, mooi landschap, minder gewasbeschermingsmiddelen door natuurlijke ziekte- en plaagwering, en nieuwe migratieroutes zijn enkele voorbeelden. Het kabinet zal in 2010 een implementatieplan, inclusief financiering, opgesteld hebben.

Op het gebied van het betalen voor ecosysteemdiensten heeft in februari jl. – in samenwerking met onder meer UNEP, IUCN, IFC en het secretariaat van de Biodiversiteitsconventie – in Amsterdam een internationale expertmeeting plaatsgevonden waar is gesproken over nut en noodzaak van de ontwikkeling van een Green Development Mechanism (GDM). Met een GDM wordt gedoeld op een mondiaal mechanisme dat een economische vraag creëert voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, zodanig dat een permanente financiering van biodiversiteitsbehoud en – gebruik kan worden gerealiseerd.

In de komende tijd zal Nederland in internationaal verband werken aan een concretisering van voorstellen, welke tijdens de tiende Conferentie der partijen van de CBD in 2010 in Japan op ministerieel niveau besproken moeten worden.

De aantasting van biodiversiteit vraagt net als de hierboven genoemde crises om verduurzaming van de economie, om samenwerking tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheden en burgers en om een effectief nationaal en internationaal beleid. Om die samenwerking verder te verbeteren en tot meer concrete resultaten te komen is de Task Force Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen ingesteld. Wij verwachten bruikbare adviezen over wat overheid en bedrijfsleven moeten en kunnen ondernemen.

Het uitvoeringsprogramma

In het hieronder beschreven uitvoeringsprogramma wordt per prioriteit aangegeven wat de centrale doelstelling is en hoe het kabinet deze doelstelling wil realiseren. Daarnaast worden per prioriteit verschillende subdoelstellingen onderscheiden die het kabinet gerealiseerd wil hebben en wordt aangegeven welke activiteiten daartoe worden ondernomen. Tevens staat een indicatie van de beschikbare financiën volgens de begroting 2009 vermeld en wordt aangeduid uit welke begroting deze gedekt worden.

Tot slot is het van belang te vermelden dat de verschillende prioriteiten niet in dezelfde fase van de beleidscyclus zitten. De mate van concreetheid waarmee de doelstellingen kunnen worden omschreven en de mate waarin effecten van activiteiten kunnen worden voorzien zijn daardoor verschillend. Voor een aantal prioriteiten (met name voor «Handelsketens en biodiversiteit», «Betalen voor biodiversiteit» en «Mariene biodiversiteit en visserijketens») geldt bovendien dat er sprake is van complexe processen met veel internationaal overleg die pas op langere termijn effect sorteren en waarbij Nederland slechts één van de spelers is. Daarnaast zal de Task Force Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen suggesties en maatregelen gaan aanreiken die het kabinet kan implementeren. Deze suggesties zullen hun invloed hebben op de uitvoering van het beleidsprogramma.

Het is van belang dat voor dergelijke nieuwe activiteiten tijd en financiële ruimte beschikbaar blijft. In de jaarlijkse voortgangsrapportages zal het kabinet hieraan aandacht besteden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven