26 407
Biodiversiteit

nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2008

Tijdens de algemene politieke beschouwingen deed de minister-president de toezegging uw Kamer te informeren over de Nederlandse inzet op het gebied van internationaal duurzaam bosbeheer (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3, blz. 122). Tevens deed de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens het Algemeen Overleg over Klimaat en Duurzaamheid van 2 juli 2008 (31 250, nr. 23) de toezegging uw Kamer te informeren over de onderhandelingen binnen het VN-Klimaatverdrag over de reductie van emissies door het voorkomen van ontbossing en bosdegradatie en de betekenis die dit heeft voor ontwikkelingslanden. Met deze brief lossen wij deze toezeggingen, mede namens de minister van VROM, in.

Nederland spant zich al jaren in om via multilaterale organisaties en in het kader van internationale overeenkomsten wereldwijd tot duurzaam bosbeheer te komen en daarover goede afspraken te maken.

De inzet van Nederland is met name gebaseerd op de beleidsbrief «Een Zaak van Iedereen» en het «Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011». Uitgangspunt voor de regering is duurzaam bosbeheer met gelijkwaardige aandacht voor ecologische, economische en sociale aspecten.

Deze brief geeft u een overzicht van de belangrijkste recente ontwikkelingen in het kader van:

1) United Nations Forum on Forests (UNFF);

2) Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation (REDD) als onderdeel van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC);

3) International Tropical Timber Organisation (ITTO);

4) Convention on Biological Diversity (CBD);

5) Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT).

United Nations Forum on Forests (UNFF)

Nederland heeft recentelijk met Suriname en de Verenigde Staten een bijeenkomst georganiseerd om de mogelijkheden te inventariseren voor ontwikkeling van een financieringsinstrument voor duurzaam bosbeheer, in het kader van UNFF. De uitkomsten van deze bijeenkomst zullen dienen als bouwstenen voor de verdere onderhandelingen en het verder ontwikkelen van een financieringsinstrument voor duurzaam bosbeheer waarover een besluit genomen zal worden tijdens de 8e sessie van UNFF in april 2009.

Achtergrond

Het United Nations Forum on Forests (UNFF) of VN Bossenforum is in 2000 opgericht als een intergouvernementeel orgaan en onderdeel van een internationaal akkoord over bossen. Doel is het bevorderen van beheer, instandhouding en duurzame ontwikkeling van alle typen bossen en het versterken van politieke betrokkenheid op de lange termijn. De zevende vergadering (UNFF-7) in april 2007, onder Nederlands voorzitterschap, heeft na 15 jaar onderhandelen een internationaal instrument voor duurzaam bosbeheer tot stand gebracht. Dit zogenaamde Non-Legally Binding Instrument (NLBI) voor alle typen bossen wordt gezien als een mijlpaal. Het is voor het eerst dat Lidstaten het eens zijn geworden over een internationaal instrument voor duurzaam bosbeheer. Naar verwachting zal het instrument grote invloed hebben op de internationale samenwerking en op de nationale acties om ontbossing te reduceren, bosdegradatie tegen te gaan, het stimuleren van duurzame leefgebieden en om armoede te reduceren voor alle direct van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen. Overeengekomen is te streven naar het mobiliseren van additionele, nieuwe en innovatieve financiële middelen voor duurzaam bosbeheer. Daarbij wordt vooral gekeken naar de private sector en charitatieve instellingen. Om dat te bereiken moet een internationaal financieringsmechanisme worden ontwikkeld, waarover UNFF-8 in april 2009 een besluit wil nemen. In aanloop naar UNFF-8 werd onlangs een internationale bijeenkomst georganiseerd in Suriname.

Country Led Initiative

Van 8 t/m 12 september jl. vond de «Paramaribo Dialogue» plaats in Suriname. Dit zogenaamde Country Led Initiative (CLI) in het kader van UNFF werd georganiseerd door Suriname, met Nederland en de VS als co-organisatoren, en was gericht op het ontwikkelen van een financieringsinstrument voor duurzaam bosbeheer.

De CLI bracht ruim 200 deelnemers samen om de mogelijkheden te verkennen over de ontwikkeling van een vrijwillig mondiaal financieringsinstrument/portfolio benadering/fonds voor duurzaam bosbeheer. De deelnemers vormden een verscheidenheid van vertegenwoordigers uit de publieke en private sector, internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en filantropische instellingen. Er werd kennis en ervaring uitgewisseld en gediscussieerd over de verschillende reeds bestaande, nieuwe en aanvullende financieringsmogelijkheden. De verschillende onderwerpen die tijdens de CLI aan de orde kwamen zijn:

• Financiering van duurzaam bosbeheer: perspectieven van producenten, consumenten en lokale gemeenschappen;

• Financiering vanuit betaling voor (bossen) ecosysteemdiensten;

• Institutionele en bestuurlijke strategieën op nationaal niveau;

• Institutionele en bestuurlijke strategieën op internationaal niveau.

Er werd erkend dat op het gebied van duurzaam bosbeheer sprake is van een verscheidenheid aan omstandigheden en belangen in de verschillende landen. De portfoliobenadering werd ontvangen als een innovatieve manier om hier op in te spelen en nieuwe en aanvullende financiële bronnen aan te boren voor financiering van duurzaam bosbeheer. Deze benadering houdt in dat in plaats van te kiezen voor één set van financieringsmechanismen, zoals financiering vanuit de publieke sector, een portfolio aan aanvullende financiële producten en diensten wordt gecreëerd om de benodigde financiën aan te trekken, uit diverse bronnen. Deze benadering vraagt om de inzet van innovatieve instrumenten en vereist een nieuwe werkwijze met verschillende belangengroepen en een flexibele inzet van overheden.

Tijdens de CLI werd verder geconcludeerd dat het van groot belang is samenwerking, communicatie en uitwisseling van informatie tussen verschillende belangengroepen te verbeteren door een betere coördinatie. Het presenteren van «best practices» is een zinvolle manier van informatie-uitwisseling. Ook de toegang tot informatie zou verbeterd moeten worden.

De vergadering benadrukte verder dat bossen een multifunctioneel karakter hebben. Ze zijn niet alleen van belang voor de opslag van CO2, maar ook voor bijvoorbeeld wateropslag en biodiversiteit. Voor «direct van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen» is het belangrijk landrechten vast te leggen.

De conclusies en aanbevelingen van de CLI gingen wat betreft de financiering, naast de eerder genoemde portfolio benadering, in op de veelheid van bestaande financieringsmogelijkheden. Het is nog niet voor alle partijen duidelijk hoe deze mogelijkheden benut kunnen worden. Ontwikkelingslanden zouden beter toegang moeten krijgen tot de financieringsbronnen. Het Forest Investment Program van de Wereldbank wordt door de deelnemers gezien als een financieringsmogelijkheid met veel potentie.

Vervolgtraject in aanloop naar UNFF-8 (april 2009)

De conclusies en aanbevelingen die zijn gedaan tijdens de CLI, zijn opgenomen en samengevat in het Co-Chair summary report. De uitkomsten van de «Paramaribo Dialogue», die dienen als bouwstenen voor de verdere onderhandelingen, zijn aan de hand van dit rapport tijdens de Ad Hoc Expert Group (AHEG) van UNFF (10–14 november, Wenen) gepresenteerd door Suriname, met de steun van Nederland en de VS. Het Co-Chair summary report werd door de UNFF lidstaten en vertegenwoordigers van de belangrijkste onderhandelingsgroepen positief ontvangen en gedurende de hele AHEG vergadering werd naar de conclusies en aanbevelingen in het rapport verwezen. De AHEG vergadering heeft een goede kijk gegeven op de verschillende standpunten van de lidstaten en hun wensen en behoeften. In eerste instantie zal op het nationaal niveau een goed bossenprogramma opgesteld moeten worden om het zo ook aantrekkelijker te maken voor investeerders om, vooral in ontwikkelingslanden, een financiële bijdrage te leveren. Financiering vanuit budgetten voor ontwikkelingssamenwerking zou een meer katalyserende functie moeten krijgen. Verder zal er meer synergie gezocht moeten worden tussen de verschillende VN organisaties verenigd in het Collaborative Partnership on Forests (CFP), onder andere het United Nations Framework Convention on Climate Change, de International Tropical Timber Organization, de FAO en de Wereldbank.

In Wenen is overeengekomen nogmaals in kleiner verband bijeen te komen en een tweetal voorstellen voor een internationaal financieringsinstrument verder uit te werken. Deze bijeenkomst zal waarschijnlijk plaatsvinden in februari 2009, aansluitend aan de tweede bijeenkomst voor het ontwerp van het Forest Investment Program van de Wereldbank. Tijdens de UNFF-8 vergadering in april volgend jaar zal uiteindelijk een besluit genomen worden over een vrijwillig internationaal financieringsinstrument voor duurzaam bosbeheer.

Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation (REDD) in het kader van het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC)

Eind augustus vond binnen het VN Klimaatverdrag een onderhandelingsronde plaats over toekomstig internationaal klimaatbeleid. Tijdens deze ronde stond de reductie van broeikasgasemissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelingslanden centraal. Het reduceren van emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie wordt in de internationale discussies afgekort tot REDD (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation).

Achtergrond

Papoea Nieuw Guinea en Costa Rica hebben, gesteund door de Coalition for Rainforest Nations1, de aanpak van ontbossing geagendeerd op de 11de Conferentie van Verdragspartijen bij het VN-Klimaatverdrag (december 2005). De belangrijkste redenen voor die twee landen om dit te doen waren:

• De internationale erkenning dat emissies van ontbossing zo’n 20% bedragen van de mondiale koolstofemissies. Voor een effectieve aanpak van het klimaatvraagstuk is het zeer belangrijk dat emissies veroorzaakt door ontbossing worden teruggedrongen;

• De wens dat zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden actief bijdragen aan de reductie van emissies uit alle grote bronnen;

• Het gegeven dat projecten die de uitstoot ten gevolge van ontbossing verminderen, in tegenstelling tot herbebossing en bosaanplant, niet in aanmerkingen komen voor het Clean Development Mechanism (CDM) van het Kyoto protocol.

Het stemde het kabinet tot tevredenheid dat op Bali tijdens de 13de Conferentie van Verdragspartijen bij het VN-Klimaatverdrag (december 2007) de volgende stap werd gezet: de aanpak van ontbossing en bosdegradatie vormt een belangrijk onderdeel van het Bali Actieplan. Het kabinet informeerde uw Kamer op 29 april per brief over de uitkomsten van de klimaatconferentie in Bali en zette uiteen wat deze betekenden voor de Nederlandse inzet in de komende periode (Kamerstuk 2007–2008, 30 495, nr. 4).

Ter uitvoering van het Bali Actieplan hebben in 2008 drie speciale ambtelijke onderhandelingssessies onder het VN-Klimaatverdrag plaatsgevonden.

REDD stond op de agenda van de derde onderhandelingssessie onder het Bali Actieplan (Accra, augustus 2008). De discussies maakten duidelijk dat alle Verdragspartijen voortgang willen boeken op het gebied van bossen in ontwikkelingslanden en de constructieve sfeer van het debat willen behouden. De voorstellen zijn alle gebaseerd op het idee dat ontwikkelingslanden een financiële vergoeding kunnen krijgen als zij hun emissies als gevolg van ontbossing en bosdegradatie weten terug te dringen beneden een afgesproken referentie. Het belangrijkste discussiepunt vormt de aard van het financiële mechanisme (ook wel «REDD-mechanisme» genoemd). De voorstellen kunnen in twee groepen worden onderscheiden: marktgeoriënteerde en niet-marktgeoriënteerde benaderingen. De meeste Verdragspartijen hebben een voorkeur voor een combinatie van de twee benaderingen.

Voortgang en Nederlandse betrokkenheid

Het kabinet heeft agendering van dit punt destijds verwelkomd en heeft vanaf het begin, mede namens de EU, zeer actief geparticipeerd in de internationale onderhandelingen over dit onderwerp. Dat hebben wij niet alleen gedaan omdat het voor een effectieve aanpak van het klimaatvraagstuk zeer belangrijk is dat emissies veroorzaakt door ontbossing worden teruggedrongen. Het tegengaan van ontbossing is belangrijk voor een effectief klimaatbeleid, maar bijvoorbeeld ook voor de van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen, voor het behoud van biodiversiteit en voor de economische functie van bossen. Wij zien REDD dan ook als een kans aandacht en inspanningen voor duurzaam bosbeheer te versterken. Bijzonder was dat een aantal ontwikkelingslanden voor de eerste keer tijdens de onderhandelingen aangaf vrijwillige mitigatiedoelstellingen op zich te willen nemen.

Het kabinet vindt het tegengaan van ontbossing en bosdegradatie een belangrijke bouwsteen van een toekomstig mondiaal klimaatregime. Nederland streeft, met de EU, naar het tot staan brengen van de emissies van ontbossing binnen twee tot drie decennia.

Om het politieke momentum van Bali rond REDD vast te houden zal Nederland zich er voor inzetten om tijdens de 14de Conferentie van Verdragspartijen bij het VN-Klimaatverdrag in Poznan (december 2008), voortgang te boeken op dit punt. Over de Nederlandse inzet in Poznan is uw Kamer separaat geïnformeerd.

Het REDD-mechanisme

Naast de vraag waar de financiële middelen vandaan moeten komen, hebben de belangrijkste verschillen tussen de voorstellen voor een REDD-mechanisme betrekking op de schaal (afspraken op project of nationaal niveau) en de reikwijdte van de aanpak (alleen REDD of ook bosaanleg en duurzaam bosbeheer). Andere aandachtspunten bij een REDD-mechanisme zijn de aanzienlijke onzekerheidsmarges van de metingen, de betrokkenheid van lokale en inheemse bevolkingsgroepen en gevolgen voor biodiversiteit. Diverse maatschappelijke organisaties zoals ICCO/Greenpeace en IUCN-NL hebben ook hun standpunten over deze aandachtspunten geformuleerd.

Financiering van REDD

Nederland zette in EU-kader tijdens de laatste bijeenkomst in Accra in op een combinatie van de twee benaderingen. Nederland wil in de toekomstige VN-klimaatafspraken een doelstelling voor de omvang van de gehele bossector (bosaanleg, ontbossing en bosbeheer) in een ontwikkelingsland. Wanneer landen meer uitstoot reduceren dan via deze doelstelling bereikt wordt, kunnen zij de extra reductie verzilveren in de vorm van verhandelbare koolstofkredieten. Zij hoeven geen boete te betalen als ze de doelstelling niet halen. Publieke financiering blijkt tot nu toe onvoldoende om ontbossing significant tegen te gaan. De aanname is dat door een marktbenadering het makkelijker is om grotere geldstromen aan te trekken.

ICCO/Greenpeace en IUCN-NL hebben gewezen op het risico dat een groot aanbod van REDD kredieten de internationale koolstofmarkten zou kunnen verstoren. Het kabinet vindt het belangrijk dat vraag en aanbod van emissierechten met elkaar in evenwicht zijn om te zorgen voor een voldoende hoge prijsprikkel die ook investeringen in mitigatie en innovatie in ontwikkelde landen uitlokt. Een manier om een te groot aanbod te voorkomen is het stellen van beperkingen aan de hoeveelheid REDD kredieten die op de markt worden toegelaten. Dit is bijvoorbeeld ook gebeurd voor de huidige bosprojecten onder het CDM. Een andere manier is ervoor te zorgen dat de vraag naar kredieten toeneemt.

Nog niet alle ontwikkelingslanden zijn in staat aan de vereisten (zoals op het gebied van monitoring en goed bestuur) van een marktbenadering te voldoen. Vandaar dat wij het van belang vinden dat ontwikkelingslanden ter voorbereiding daarop ook via een niet-marktgeoriënteerde benadering worden ondersteund. Het gaat hierbij vooral om capaciteitsopbouw en het versterken van het institutioneel raamwerk.

Schaal en het weglekeffect

De meerderheid van de Verdragspartijen bij het VN-Klimaatverdrag wil een systeem waarin afspraken worden gemaakt op nationaal niveau. De belangrijkste reden hiervoor is dat met afspraken op nationaal niveau verplaatsingen van emissies binnen een land (weglekeffect) worden meegeteld. Het is moeilijk om op projectniveau, zoals in het huidige CDM, te bepalen wat de weglekeffecten zijn, waardoor het onzeker wordt of een project daadwerkelijk resulteert in de reductie van emissies. Een aantal ontwikkelingslanden stelt voor om afspraken op projectniveau te maken omdat de betreffende landen geen controle hebben over hun hele grondgebied of niet in staat zijn om op nationaal niveau de ontbossing aan te pakken.

Het kabinet vindt, net als ICCO/Greenpeace en IUCN-NL, dat de «afrekening» van REDD op nationaal niveau plaats zou moeten vinden. Uiteraard kunnen landen wel gebruik maken van projecten binnen een dergelijke nationale «afrekening». Zo’n aanpak betekent dat landen in staat moeten zijn om verifieerbaar te rapporteren over hun emissies op nationaal niveau. Dat is voor ontwikkelingslanden met vaak toch al beperkte institutionele capaciteit, geen eenvoudige opgave. De komende tijd zal er dan ook geïnvesteerd moeten worden in nationale monitoring- en rapportagesystemen.

Reikwijdte

De discussie over de reikwijdte gaat over de vraag in hoeverre de aanpak beperkt moet worden tot het verminderen van emissies als gevolg van ontbossing en bosdegradatie (REDD) of dat ook landen die nauwelijks tot geen ontbossing en bosdegradatie kennen, beloond zouden moeten worden voor het behoud of de aanleg van hun bossen. Een brede reikwijdte is van belang voor een brede participatie van ontwikkelingslanden. Met een brede reikwijdte kunnen landen die nauwelijks ontbossen prikkels krijgen om weerstand te bieden aan krachten voor ontbossing. Daarmee kunnen internationale weglekeffecten worden verminderd. Vandaar dat het kabinet inzet op een aanpak met doelstellingen voor de hele bossector (bosaanleg, ontbossing en bosbeheer).

Ook ICCO/Greenpeace en IUCN-NL geven aan dat stimulansen gegeven zouden moeten worden aan landen met een lage graad van ontbossing. Met een mechanisme voor de hele bossector is dat mogelijk.

Monitoring

Tijdens de bijeenkomst in Accra bleek dat alle Verdragspartijen bij het VN-Klimaatverdrag van mening zijn dat er voldoende kennis is voor het monitoren van de emissies als gevolg van ontbossing en bosdegradatie. Dat betekent nog niet dat alle landen in staat zijn om voldoende betrouwbare metingen van hun emissies te doen. De komende tijd zal er veel in capaciteitsopbouw geïnvesteerd moeten worden zodat landen in staat zijn om op vergelijkbare wijze hun emissies te monitoren. Diverse landen, waaronder Nederland, internationale organisaties, zoals de Wereldbank en het samenwerkingsprogramma UN REDD (UNEP, UNDP en FAO), dragen hier aan bij.

Lokale en inheemse bevolkingsgroepen

Voor een effectieve aanpak van ontbossing is het van essentieel belang om de van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen, inclusief inheemse volken, bij het gehele proces te betrekken. ICCO/Greenpeace en IUCN-NL pleiten hier ook voor. Ontwikkelingslanden moeten hiertoe aangespoord te worden, maar uiteindelijk dienen ze zelf deze betrokkenheid te realiseren. Nederland zet zich ervoor in dat financiering van REDD ook ten goede komt aan lokale en inheemse bevolkingsgroepen.

Biodiversiteit

In het Beleidsprogramma Biodiversiteit (Kamerstuk 2007–2008, 26 407, nr. 28) heeft het kabinet aangegeven dat markten voor biodiversiteit en daarmee samenhangende goederen en diensten kansen bieden voor duurzaam beheer van (bos)ecosystemen. Hieronder wordt verstaan dat er aandacht dient te zijn voor zowel de ecologische als de sociale en economische aspecten. Een toekomstig REDD-mechanisme kan een goed voorbeeld worden voor het betalen voor ecosysteemdiensten. Initiatieven binnen het VN-Klimaatverdrag hebben natuurlijk primair een focus op broeikasgassen, maar het kabinet wil dat bij de aanpak van REDD ook aandacht wordt besteed aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. We zullen landen bij de implementatie van REDD activiteiten moeten stimuleren op zoek te gaan naar het bereiken van synergie tussen REDD en biodiversiteit. Nederland en de EU hebben er tijdens de 9de Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag met succes voor gepleit om vanuit het Biodiversiteitsverdrag tijdig informatie aan te leveren over biodiversiteit om te bewerkstelligen dat REDD zowel winst oplevert voor klimaat als voor biodiversiteit.

Nederlandse bijdragen aan demonstratieprojecten voor REDD

Op Bali is in het besluit over REDD opgeroepen om demonstratieprojecten uit te voeren om capaciteit op te bouwen en om een institutioneel raamwerk te creëren.

Het Bali Actieplan spreekt zich er voor uit dat zowel reductie van emissies als duurzaam bosbeheer door de Verdragspartijen worden bevorderd.

Het belangrijkste demonstratieproject is de Forest Carbon Partnership Facility (FCPF) van de Wereldbank en richt zich op REDD op nationaal niveau. Minister Koenders heeft in Bali deelgenomen aan de lancering van het FCPF en bij die gelegenheid een Nederlandse bijdrage van 15 miljoen euro toegezegd. Het kabinet wil binnen de FCPF, net als de meeste donoren, vooral ontwikkelingslanden in de gelegenheid stellen voldoende capaciteit op te bouwen, een institutioneel raamwerk op te zetten en een plan van uitvoering te ontwikkelen.

De toegezegde bijdragen van donoren bedragen thans 74 miljoen euro. Met dit bedrag kunnen twintig landen steun krijgen bij de opstellingen en uitwerking van hun REDD plan. De hoop is erop gevestigd dat uiteindelijk meer fondsen beschikbaar komen zodat nog eens tien landen uit de FCPF een bijdrage kunnen krijgen.

Ontwikkelingslanden die voor steun in aanmerking willen komen, dienen reeds in hun initiële aanvraag aan te geven op welke wijze rekening gehouden wordt met sociaaleconomische aspecten, zoals de relatie met armoedebestrijding en de levensomstandigheden van de van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen, waaronder inheemse volken. Ook de bescherming van de biodiversiteit wordt expliciet genoemd. Bij de verdere opzet en uitwerking van de plannen mag dit niet uit het oog worden verloren. Nederland zal samen met donoren en betrokken NGO’s dit proces nauwlettend blijven volgen.

Naast de FCPF hebben drie VN-instellingen (UNDP, UNEP en FAO) eveneens een REDD programma gelanceerd dat er eveneens op is gericht capaciteitsontwikkeling te bevorderen. Dit programma werkt samen met de FCPF van de Wereldbank.

Om ervaring op te doen met grootschalige mitigatie en adaptatie programma’s ten behoeve van een uitvoeringsstructuur onder een nieuw klimaatakkoord heeft de Wereldbank tijdelijke Climate Investment Funds ontwikkeld. In dit kader is recent de gedachte geopperd om onder een van deze fondsen een Forest Investment Programme (FIP) te ontwikkelen. Dit programma wil aanzienlijke fondsen verwerven om bij te dragen aan het verminderen van ontbossing en bosdegradatie en het bevorderen van duurzaam bosbeheer. Het moet leiden tot de reductie van emissies en dient de CO2 voorraden te beschermen. Het FIP moet aanvullend zijn aan de betalingen onder REDD en de CDM-projecten. De eerste consultatie hierover met donoren heeft eind oktober plaatsgevonden. Het kabinet zal de ontwikkelingen de komende periode met belangstelling volgen.

Met de voor ontwikkelingssamenwerking gereserveerde fondsen worden al een aantal jaren activiteiten gesteund die gerelateerd zijn aan klimaat en bossen.

Sinds 2003 worden fondsen ingezet voor een project waarvan de hoofduitvoerder de Universiteit van Twente is. Het project Kyoto: Think Global, Act Local was in eerste instantie gericht op capaciteitsopbouw en onderzoek naar duurzaam bosbeheer door dorpsgemeenschappen teneinde de bossen onder het Clean Development Mechanisme te brengen. Sinds dit jaar legt het project een relatie met REDD. Het project wordt onder andere uitgevoerd in Tanzania, India en Mali.

In Bolivia wordt door meerdere partners een project uitgevoerd waaraan de Nederlandse ambassade in La Paz een bijdrage heeft geleverd. Het doet onderzoek naar patronen van ontbossing en bosdegradatie in relatie tot de uitstoot van CO2 met behulp van meerdere monitoringstechnieken. Het project wil methoden ontwikkelen en bevorderen die een bijdrage leveren aan het verminderen van CO2 uitstoot.

Het derde project op lokaal niveau is het Central Kalimantan Peatlands Project dat sinds 2005 in uitvoering is en eind van dit jaar afloopt. Met fondsen van Ontwikkelingssamenwerking is een bijdrage geleverd aan het herstel en behoud van de gedegradeerde veenbossen in dit deel van Borneo. Verdere uitstoot van CO2 wordt hierdoor voorkomen en de opslagfunctie van het veen blijft behouden. Het project werkt nauw samen met lokale gemeenschappen. NGO Wetlands International is de hoofduitvoerder en werkt samen met Indonesische partners.

De verworvenheden van het project hebben geleid tot een verzoek aan Nederland om het voortouw te nemen bij het opstellen van een Masterplan voor geheel Centraal Kalimantan. Het Masterplan, dat binnenkort gepresenteerd wordt, is een breed, strategisch ontwikkelingsplan dat wetenschappelijke houvast voor demonstratieactiviteiten onder REDD kan bieden. Het is geen op REDD ontwikkeld plan maar een strategisch plan voor de rehabilitatie van het (1.4 miljoen ha. grote) ex Mega Rice Project waarbij in specifieke en daarvoor geschikte deelgebieden REDD als duurzaam financieringsmechanisme gebruikt zou kunnen worden. Concreet heeft dit al geleid tot het besluit van Australië om in een deel van ongeveer 100 000 ha. een REDD-pilot te doen. Uitgangspunt vormde hierbij de ervaringen met het Central Kalimantan Peatlands Project en het sluit aan bij de hoofdlijnen van het Master Plan.

In conclusie

De afspraken die uiteindelijk in Kopenhagen worden gemaakt, zijn mede bepalend voor de mate waarin enerzijds aan de verwachtingen van ontwikkelingslanden over het beschikbaar komen van middelen en anderzijds de verwachtingen van ontwikkelde landen over de inspanning van ontwikkelingslanden kan worden voldaan.

Wij zien de REDD-discussie als een kans om ontwikkelingslanden goed te betrekken bij toekomstige internationale klimaatafspraken en om extra financiering voor duurzaam bosbeheer te realiseren.

International Tropical Timber Organisation (ITTO)

Van 10 t/m 14 november vond de 44e Raadsvergadering van ITTO plaats in Yokohama, Japan. Hier lag de nadruk op de vormgeving en werkwijze van de organisatie in de toekomst en ratificering van het nieuwe Verdrag (ITTA 2006).

Achtergrond

De ITTO is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Internationaal Tropisch Hout Verdrag, 1994. Dit Verdrag is in 2006 herzien. Nederland is inmiddels gereed om het hernieuwde verdrag te ratificeren, in afwachting van afstemming van de ratificaties van de EU-lidstaten en de Europese Gemeenschap. Het Verdrag heeft duurzaam beheer van tropische bossen tot doel, naast het bevorderen van de handel in tropisch hout uit duurzaam beheerde bossen. ITTO beheert tevens een omvangrijke projectenportfolio.

Voortgang en Nederlandse betrokkenheid

Voor Nederland is ITTO bij uitstek een platform om de beleidsdiscussie over het verduurzamen van de handel in tropisch hout te voeren. Kenmerkend voor de organisatie is dat alle belangrijke houtexporterende en -importerende landen lid zijn en jaarlijks bijeen komen. De organisatie geeft in toenemende mate prioriteit aan de aanpak van de handel in illegaal geoogst hout, het belang van het behoud van biologische diversiteit en de betrokkenheid van lokale en inheemse gemeenschappen.

Om de uitgangspunten op deze terreinen, die ook in ITTO-kader zijn geaccepteerd, in de praktijk te brengen heeft Nederland de aanzet geleverd voor het Thematische programma Tropical Forest Law Enforcement and Trade (TFLET). Dit programma is volop in uitvoering en ondersteunt activiteiten in producentenlanden (zoals Ghana, Cambodja, Papua Nieuw Guinea en Peru). Het programma biedt tevens de mogelijkheid om ervaringen met de aanpak van de illegale handel in hout uit te wisselen. Dit proces kan leiden tot het identificeren en vaststellen van gezamenlijke uitgangspunten voor het voorkomen en bestrijden van de handel in illegaal geoogst hout in aanvulling op de afspraken die in fora als UNFF, CBD en ITTO zijn overeengekomen voor duurzaam bosbeheer, en in aanvulling op de afspraken binnen de EU-FLEGT verdragen. Daarmee kan het kader voor de legale en duurzame handel in hout wereldwijd aanzienlijk worden verstevigd.

Nederland draagt met 2.4 miljoen euro uit de fondsen van Ontwikkelingssamenwerking substantieel bij aan dit programma.

Tijdens de 44e Raadsvergadering van ITTO is overeengekomen op pilotbasis te gaan werken aan de hand van thematische programma’s, waarvan voor Nederland het TFLET programma de belangrijkste vormt. Voor een vijftal verschillende thema’s is een profiel uitgewerkt om meer duidelijkheid te geven aan deze thema’s en welke projectvoorstellen hieronder opgenomen kunnen worden. Voor twee ervan is inmiddels deels financiering gevonden: TFLET en «klimaatverandering».

Het nieuwe Verdrag (ITTA 2006) kan helaas nog niet ingaan, aangezien niet voldoende lidstaten dit hernieuwde Verdrag geratificeerd hebben. Tot slot is een besluit genomen over de frequentie van vergaderen. In plaats van twee zal er in het vervolg één Raadsvergadering per jaar plaatsvinden. De 45e sessie van de Raadsvergadering zal plaatsvinden op het ITTO hoofdkantoor in Japan, Yokohama, en vervolgens in 2010 in «producenten» gastland Guatemala.

Convention on Biological Diversity (CBD)

In mei van dit jaar vond de 9de Conferentie der Partijen plaats van de Convention on Biological Diversity in Bonn. Nederland heeft zich tijdens deze bijeenkomst actief ingezet bij het thema bossen.

Achtergrond

De Conventie inzake Biologische Diversiteit (hierna verder aangeduid als het Verdrag) heeft als hoofddoel het behoud en duurzaam gebruik van biologische diversiteit, alsmede een billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische bronnen. Biologische diversiteit gaat in de meest brede zin om de variatie binnen en samenhang tussen ecosystemen, habitats en soorten, en genetisch materiaal. Het Verdrag verplicht landen tot het formuleren van beleid en het uitvoeren van expliciet in het Verdrag genoemde maatregelen. De nadruk ligt op nationale implementatie, maar internationale samenwerking vormt ook een belangrijk hulpmiddel voor realisering van de doelen.

Voortgang en Nederlandse betrokkenheid

Bossen zijn één van de belangrijkste typen ecosystemen op land voor de biodiversiteit. Vooral de tropische regenbossen worden wel de schatkamer van de biodiversiteit genoemd. Om die reden spant Nederland zich in het kader van het Biodiversiteitsverdrag zeer in om ontbossing tot staan te brengen. Tijdens de bijeenkomst heeft Nederland zich ten aanzien van bossen onder andere ingezet voor:

• Versterking van de nationale boswethandhaving en het bosbestuur. Dit kan door nationaal steun te verlenen op terrein van capaciteitsopbouw en verdere uitwerking van maatregelen die de handel in illegaal hout onmogelijk maken c.q. de handel in legaal en duurzaam hout bevorderen;

• Verbetering van de internationale financiële mechanismen om daadwerkelijk boswethandhaving en stimulering duurzaam bosbeheer mogelijk te maken en te voorkomen dat ongestoord bos wordt omgezet in andere vormen van landgebruik.

In de uitwerking van het bovenstaande dienen de van bossen afhankelijke bevolkingsgroepen, waaronder inheemse volken, mee te delen in de baten en dienen hun rechten gerespecteerd te worden.

In de brief van eerste ondergetekende van 5 juni 2008 (26 407, nr. 30) aan uw Kamer over de resultaten van de conferentie, is aangegeven dat de Nederlandse inzet ten aanzien van bossen goed tot uitdrukking is gekomen in de besluiten van de conferentie, alhoewel deze besluiten nog meer uitvoeringsgericht hadden mogen zijn. Het belang van goed bosbestuur en de aanpak van illegaal hout en de handel staan goed in het besluit. Ook zijn de belangen van inheemse volken duidelijk vastgelegd.

EU-Actieplan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT)

Begin september is de eerste Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst gesloten tussen de Europese Unie en Ghana op het gebied van FLEGT. Meerdere landen hebben interesse getoond in een dergelijke Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst met de Europese Unie en met enkele van deze landen zijn de concrete onderhandelingen om tot een partnerschapsovereenkomst te komen dan ook reeds in gang gezet.

Tijdens de Landbouwraad van oktober jl. heeft de Europese Commissie een presentatie gegeven van het wetgevingsvoorstel ter voorkoming van het op de EU-markt brengen van illegaal gekapt hout en houtproducten. Het voorstel is een aanvullende maatregel op het EU-actieplan FLEGT en draagt bij aan versterking van dit actieplan. Nederland heeft het afgelopen jaar meermalen gevraagd om een concreet wetgevingsvoorstel van de Commissie op dit terrein en Nederland heeft zich verheugd getoond dat de Commissie nu concrete voorstellen heeft gedaan. Legaal hout is een eerste stap op weg naar duurzaam hout. Nederland blijft aan dit dossier hoge prioriteit geven, zodat op korte termijn een halt kan worden toeroepen aan de handel in illegaal hout. Uw Kamer ontvangt binnenkort een eerste beoordeling van dit voorstel in de vorm van een BNC fiche.

Achtergrond

In mei 2003 presenteerde de Europese Commissie het EU-actieplan inzake wetshandhaving, goed bestuur en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, FLEGT) tegen illegaal hout. In het actieplan wordt een vernieuwende aanpak uiteengezet voor de bestrijding van illegale houtkap en worden de ontwikkelingslanden gesteund in hun streven naar goed bestuur met behulp van de stimulansen die de Europese interne markt in dit verband kan bieden. De belangrijkste onderdelen van het actieplan zijn steun voor beter bestuur in houtproducerende landen en een vergunningensysteem om te garanderen dat alleen legaal hout de EU binnenkomt.

Het internationale debat over de wereldwijde ontbossing richt zich meer dan voorheen op het bereiken van duurzaam bosbeheer. In recente jaren is echter ook duidelijk geworden dat voor veel tropische landen de stap naar duurzaam bosbeheer te groot is om in een keer genomen te worden. Daarom is er grote aandacht voor legaal bosbeheer. De gedachte daarbij is dat het naleven van de bestaande regels op dit gebied een belangrijke stap is op weg naar duurzaam bosbeheer. Door het versterken van goed bestuur en het vergroten van de transparantie in de bosbouwsector wordt de ecologische en sociale schade van de ongecontroleerde houtkap tegengegaan en het inkomen uit bosbouw vergroot. Door middel van een vergunningensysteem verzekert de EU zich ervan dat het ingevoerde hout uit FLEGT landen, conform de wetten van het houtproducerende land en met inachtneming van sociale en ecologische aspecten, geoogst en verhandeld is. Hout uit FLEGT-landen zonder vergunning wordt niet toegelaten tot de EU. Ook voor producentlanden levert dit een belangrijk instrument op tegen illegale handel.

Voortgang en Nederlandse betrokkenheid

De Europese Commissie, gemandateerd door de Raad, voert de onderhandelingen over de Vrijwillige Partnerschapsovereenkomsten met houtproducentenlanden en wordt in de onderhandelingen met de andere partnerlanden gesteund door verschillende lidstaten. Doel van deze bilaterale overeenkomsten is om landen bij te staan in de strijd tegen de ontbossing. De onderhandelingen zijn met Maleisië als eerste land begonnen. Nederland ondersteunt samen met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland de Europese Commissie in haar onderhandelingen met Maleisië. Nederland is hierbij betrokken omdat Nederland en Maleisië grote handelspartners zijn op het gebied van hout en een gedeeld belang hebben bij het verduurzamen van deze handel. De Nederlandse steun bestaat uit de detachering van een expert bij de delegatie van de Europese Commissie in Kuala Lumpur. De ministeries van LNV en Buitenlandse Zaken bieden verder financiële ondersteuning en verstrekken expertise op het gebied van bosbouw, ketenbeheer, douaneprocedures en marketing.

Begin september 2008 is met Ghana de eerste Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst gesloten. Vooral dankzij de inspanningen van de vertegenwoordigingen van Nederland en het Verenigd Koninkrijk is deze overeenkomst tot stand gekomen. In de overeenkomst staat dat Ghana een legaliteitsborgingssysteem zal invoeren dat beschrijft onder welke voorwaarden voor hout, afkomstig uit of verwerkt in Ghana, een vergunning kan worden verstrekt voor export of verkoop binnen Ghana. Ook is afgesproken dat er onafhankelijke controle zal plaatsvinden op naleving van de gemaakte afspraken. Een uniek element in deze afspraak is dat deze niet alleen voor hout dat naar de EU wordt geëxporteerd geldt maar voor al het hout dat Ghana exporteert en lokaal gebruikt.

Naast Maleisië en Ghana vinden er onderhandelingen plaats in Indonesië, Kameroen en de Republiek Kongo (Brazzaville).

Vietnam heeft zeer recent te kennen gegeven de onderhandelingen met de EU te willen starten om tot een overeenkomst te komen. Hiertoe is tussen eerste ondergetekende en de Vietnamese minister van landbouw eind september een gezamenlijk werkprogramma ondertekend, waarin is opgenomen dat Nederland Vietnam zal ondersteunen bij het tot stand brengen van een vrijwillige partnerschapovereenkomst in het kader van FLEGT.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders


XNoot
1

De coalitie is een intergouvernementele organisatie waarvan de deelnemende landen de drie grootste regenwoudgebieden ter wereld vertegenwoordigen (Amazone, Congobekken en Nieuw-Guinea).

Naar boven