26 407
Biodiversiteit

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2005

In Nederland dient in 2010 het biodiversiteitsverlies conform de EU-strategie voor biodiversiteit en de wereldwijde Millenniumdoelen tot staan te zijn gebracht.

Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet heb ik een belangrijke stap gezet, maar daarnaast is ook actief soortenbeleid nodig, zoals onderzoek, planvorming, uitvoering en voorlichting/educatie, om de overleving van landelijk bedreigde dier- en plantensoorten duurzaam te realiseren. Instrumenten hiervoor zijn het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid en diverse soortbeschermingsplannen.

Ondanks de huidige inspanningen gaat het met een aantal soorten in Nederland bergafwaarts, zo constateert ook de jaarlijkse Natuurbalans. Het onlangs verschenen Millennium Ecosystem Assessment Synthesis Report van de Verenigde Naties en de EU-conferentie over 25 jaar Vogelrichtlijn (Bergen op Zoom, 2004) geven bovendien een alarmerend signaal over het dreigend uitsterven van een aanzienlijk aantal dieren plantensoorten in mondiaal en Europees perspectief.

Om de soortenrijkdom van Nederland te behouden en te voldoen aan internationale verplichtingen, heb ik in 2002 de Taskforce Impuls Soortenbeleid ingesteld.

Deze taskforce – een platform van stakeholders1 – heeft mij een breed gedragen voorstel (bijlage 12 bij deze brief) gedaan voor een nieuwe strategie om de biodiversiteitsdoelstellingen te realiseren. In de beleidsagenda bij de begroting 2006 van LNV heb ik reeds melding gemaakt van deze nieuwe strategie. In deze brief wil ik uw Kamer informeren over de hoofdlijnen van de strategie en een lijn schetsen voor de uitwerking en het vervolg.

Hoofdlijnen nieuwe strategie

De taskforce stelt dat de uitvoering van het huidige actieve soortenbeleid onvoldoende bijdraagt aan doelrealisatie in 2010 en dat goede kansen voor versterking van soortenpopulaties onvoldoende worden benut. Uit evaluaties blijkt dat het actieve soortenbeleid beleidsmatig geïsoleerd is en nauwelijks een rol speelt bij ruimtelijke afwegingen. Het aantal actoren is beperkt en het instrumentarium is te smal. Bovendien gaat de aandacht te veel uit naar het individu en individuele soorten, in plaats van naar groepen van soorten in een gemeenschappelijk habitat of leefgebied. Er is onvoldoende aansluiting op de soortbescherming zoals geregeld in de Flora- en faunawet.

De nieuwe strategie richt zich dan ook op de volgende kernpunten:

– De aandacht richten op leefgebieden van groepen soorten, aanvullend op enkele individuele soorten.

– Een gebiedsgerichte aanpak door integratie in andere beleidsterreinen, plannen en maatregelen.

– Een verbreding van verantwoordelijkheden: naast het rijk hebben ook de provincies, terreinbeherende organisaties, waterschappen en het bedrijfsleven een zekere verantwoordelijkheid voor de bescherming van soorten.

De nieuwe strategie wordt ook wel aangeduid met de term «leefgebiedenbenadering».

Van individuele soorten naar leefgebieden

Om aan de verantwoordelijkheid voor soortbescherming een doeltreffende invulling te geven worden bedreigde en te beschermen soorten gebundeld die van een zelfde type habitat of leefgebied afhankelijk zijn. Hierdoor kan voor meerdere soorten tegelijk een samenhangend pakket van activiteiten worden ontwikkeld. Soorten profiteren zo van de maatregelen die worden getroffen in een groter geheel. Het gaat om tien typen van leefgebieden volgens een landschappelijk-ecologische indeling: heuvelland, kustgebied, droge zandgronden, natte heide en hoogveen, beekdalen, moerassen, grote wateren, agrarisch landschap, rivierenlandschap en urbane natuur.

Het actieve soortenbeleid verschuift hiermee van een benadering gericht op (maatregelen voor) individuele soorten naar een benadering gericht op het identificeren van groepen van soorten waarvoor vergelijkbare maatregelen kunnen worden getroffen.

Het soortenbeleid wordt hiermee naar verwachting selectiever en effectiever.

Gebiedsgerichte aanpak en beleidsintegratie

Veel activiteiten die bijdragen aan de instandhouding of versterking van populaties liggen in het verlengde van werkzaamheden die veel partijen al uitvoeren voor andere doelen. Door bij de uitvoering van reguliere of geplande werkzaamheden tevens rekening te houden met de omstandigheden die soorten vragen, kunnen veel partijen op efficiënte wijze een bijdrage leveren aan de uitvoering van het soortenbeleid.

Per (leef)gebied of project kan met betrokken partijen een palet van maatregelen worden ontworpen en kunnen afspraken worden gemaakt over uitvoering in samenhang met andere gebiedsgerichte initiatieven.

Van belang is ook de bundeling van kennis over de leefgebieden van soorten, het inzicht in de gewenste maatregelen en het gebiedsgericht toepasbaar en toegankelijk maken van deze kennis.

Het actieve soortenbeleid verschuift hiermee van een primair op aanvullende maatregelen gericht reactief beleid naar een primair op soortinclusieve maatregelen gericht pro-actief beleid.

Verbreding van verantwoordelijkheden

Gezien de gebiedsgerichte aanpak, de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte en de naderende inwerkingtreding van het Investeringsbudget voor het Landelijk Gebied (ILG), ligt het voor de hand de regie van deze aanpak neer te leggen bij de provincies.

Ook andere partijen kunnen actief worden betrokken bij de uitvoering van het soortbeschermingsbeleid, zoals gemeenten, waterschappen, terreinbeherende en soortbeschermingsorganisaties, agrariërs, projectontwikkelaars. Door het betrekken van deze partijen bij het ontwikkelen en uitvoeren van soortinclusieve maatregelen is een aanzienlijke kosteneffectiviteit en grote (maatschappelijke) winst te behalen.

De reacties van de meeste betrokken partijen zijn inmiddels geïnventariseerd. Vrijwel alle betrokkenen hebben zich positief tot zeer positief uitgesproken over de leefgebiedenbenadering. Van de provincies wordt op korte termijn een formele reactie verwacht.

Uitwerking en vervolg

De hierboven geschetste nieuwe strategie voor het actieve soortenbeleid wordt op dit moment verder uitgewerkt. De taskforce heeft geadviseerd om vanuit het Rijk heldere kaders te scheppen waarbinnen verdere afspraken worden gemaakt met de provincies in ILG-verband en met betrokken partijen over hun rol bij de uitvoering. Zo ontstaat duidelijkheid over de concrete doelen en de verdeling van verantwoordelijkheden. Ik wil hiertoe in overleg met provincies en betrokken partijen komen tot een gedragen beleidsstrategie soorten.

Hoofdlijnen van de beleidsstrategie soorten

De beleidsstrategie soorten beschrijft de aanpak die wordt gekozen om de bestaande biodiversiteitsdoelstellingen te halen, zoals hierboven op hoofdlijnen geschetst. Het ILG wordt benut om een gedeeltelijke verantwoordelijkheid en de regie op de uitvoering bij de provincies neer te leggen.

De beleidsstrategie beschrijft de leefgebieden en de soorten waarop deze strategie direct van toepassing is. Het gaat om de bedreigde en ernstig bedreigde soorten van de Rode Lijsten. Daarnaast richt de leefgebiedenbenadering zich op de streng beschermde soorten van de Flora- en faunawet: de soorten van bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en van bijlage 1 van de amvb bij artikel 75 van de Flora- en faunawet. In totaal gaat het om circa 300 soorten waarop de leefgebiedenbenadering direct van toepassing is. Ik wil overigens onderzoeken in hoeverre de verwachte effecten van klimaatverandering een bijstelling van deze soortenlijst wenselijk maken.

Verankering in het ILG

Het rijk stelt de beleidsstrategie op met de provincies, de soortbeschermingsorganisaties en de terreinbeherende organisaties. In het kader van het ILG wordt de provincies gevraagd de leefgebiedenbenadering verder uit te werken en de mogelijkheden voor integratie in ander beleid, plannen en maatregelen te inventariseren. Zo wordt per leefgebied en per provincie helder welke integratieslag gemaakt kan worden.

Relatie met de Flora- en faunawet (Ff-wet)

De aansluiting tussen de soortenbescherming zoals geregeld in de Ff-wet en de actieve beschermingsmaatregelen wordt verbeterd, door onder andere de aandacht te richten op de eerdergenoemde categorie streng beschermde soorten. Het actief inzetten op deze laatste groep soorten, heeft als mogelijk gevolg dat de bestaande ontheffingsprocedure voor de Ff-wet gemakkelijker kan worden doorlopen en dat de uitkomst beter voorspelbaar wordt. Dit kan een groeiend draagvlak tot gevolg hebben en betrokken partijen, initiatiefnemers, projectontwikkelaars uitnodigen tot het doen van investeringen in de uitvoering van de leefgebiedenbenadering. Situaties zoals rond het dreigend uitsterven van de korenwolf in Limburg kunnen hiermee in de toekomst voorkomen worden.

Vervolg

De komende maanden zal LNV met betrokken partijen de leefgebiedenbenadering verder uitwerken. De integratie van het actieve soortenbeleid in ander beleid, plannen en maatregelen zal naar verwachting met investeringen een hoog rendement opleveren. Naast de beoogde beleidsintegratie zullen nog aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik wil de komende tijd gebruiken om een beeld te vormen van de benodigde maatregelen en de financiële gevolgen. Daarnaast wil ik bezien welke winst te halen is uit een eventuele stroomlijning van bestaande instrumenten.

Ik zal vanzelfsprekend de beleidsstrategie soorten aan uw Kamer doen toekomen wanneer deze gereed is.

Ik heb er vertrouwen in dat wij met deze nieuwe strategie voor het actieve soortenbeleid het duurzaam voortbestaan van de planten- en diersoorten in Nederland gezamenlijk met onze partners kunnen realiseren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

In de taskforce zijn vertegenwoordigd: V&W, VROM, EZ, Defensie, LNV, IPO, provincie Limburg, VNG, VNO-NCW, Bouwend Nederland, SNM, NM, Vogelbescherming NL, D&B, Natuurplanbureau, UvW, Vereniging onderzoek Flora en Fauna, PSO, NEPROM, Bosschap, Cumela, HISWA, RECRON, LTO en Netwerk Groene Bureaus.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven