26 407 Biodiversiteit

Nr. 140 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 18 mei 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 13 april 2022 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en mevrouw Van der Wal-Zeggelink, Minister voor Natuur en Stikstof, over:

  • de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof d.d. 8 april 2022 inzake Nederlandse inzet voor de top over het VN-Biodiversiteitsverdrag (Kamerstuk 26 407, nr. 139).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Wuite

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma

Voorzitter: Geurts

Griffier: Goorden

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bromet, Van Campen, Geurts, Tjeerd de Groot en Teunissen,

en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en mevrouw Van der Wal-Zeggelink, Minister voor Natuur en Stikstof.

Aanvang 18.30 uur.

De voorzitter:

Bij dezen open ik het commissiedebat over de Nederlandse inzet met betrekking tot het VN-Biodiversiteitsverdrag. Een hartelijk welkom aan de Minister voor Natuur en Stikstof, mevrouw Van der Wal. Ik heet ook de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Schreinemacher, van harte welkom. Zij is voor het eerst in deze commissie. Dat moet met deze vier leden gaan lukken, denk ik.

Ik stel voor dat wij een spreektijd hanteren van vijf minuten per fractie. Als de leden het niet te gek maken, kan ik in de eerste termijn van de commissie twee interrupties in tweeën toestaan. Dan gaan we straks wel kijken hoeveel interrupties we kunnen toestaan in de eerste termijn van het kabinet. Wat mij betreft, gaan we om 21.30 uur de zaal verlaten. Dat is in ieder geval mijn streven, en ik hoop dat het ook uw streven is.

Ik geef als eerste het woord aan de heer De Groot. Hij spreekt namens de D66-fractie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we in deze samenstelling van gedachten kunnen wisselen over een problematiek die mij en vooral ook D66 aan het hart gaat, want als we op deze manier doorgaan, worden een miljoen dieren en planten met uitsterven bedreigd. Deze week kwam het verontrustende nieuws dat de Amazone sneller ontbost wordt dan ooit. Er is sprake van een toename van 64% ten opzichte van de periode januari-maart vorig jaar. Dat is funest voor de leefbaarheid van onze aarde. Daarom is het goed dat we het vandaag over het Biodiversiteitsverdrag hebben. Helaas is de top in Kunming al vier keer uitgesteld vanwege de coronapandemie. Ook de onderhandelingen over het verdrag in Genève zijn vooralsnog mislukt, met nauwelijks overeenstemming over de 21 conceptdoelen. Dat is uitermate teleurstellend.

Wat D66 betreft, is het ongekend belangrijk dat er in lijn met de motie-Jetten/De Groot ambitieuze doelstellingen komen. In deze motie, die al in 2019 is aangenomen, wordt gepleit voor een verdrag van Parijs voor de natuur. Daarin wordt gezegd dat we voor de natuur net zo ambitieus moeten zijn als we waren voor het klimaat in 2015. Laten we dat ook voor de natuur doen, met bindende doelstellingen, zodat de teruggang in de biodiversiteit daadwerkelijk wordt gestopt. Voor D66 zijn drie pijlers van belang: het stoppen en omkeren van biodiversiteitsverlies in 2030, het herstellen en beschermen van minimaal 30% van de natuur op land en zee wereldwijd en heldere financiële kaders, monitoring, aansprakelijkheid en rapportage.

Ik loop een aantal onderwerpen langs. Allereerst Nairobi. Het is goed dat Nederland en Europa vasthouden aan hun inzet voor ambitieuze doelstellingen. Hoe gaat de Minister in de aanloop naar de extra onderhandelingen in Nairobi internationale steun genereren voor zo'n ambitieus kader? En gelet ook op een high-level segment – we hebben het bijna allerhoogste niveau hier natuurlijk aan tafel zitten – gaat D66 ervan uit dat de premier namens Nederland die top zal bijwonen. Ik hoor daarop graag een reactie.

Dan het gebruik en het sequencen van genetisch materiaal. Dat zou onder het Nagoya Protocol vrij toegankelijk zijn. Is dat ook zo en staat dat nog ter beschikking voor bedrijven die willen bijdragen aan de wereldvoedselproblematiek?

Voorzitter. Dan de financiering. Een van de grootste risico's voor het niet slagen van de onderhandelingen is de vastgelopen discussie over financiële steun voor ontwikkelingslanden om hun biodiversiteit te beschermen. Wat is de inzet van Nederland om deze vastgelopen discussie uit het slop te trekken? Het is mooi dat op initiatief van Nederland extra wordt ingezet op het in goede banen leiden van financiële stromen, zodat we niet enkel de natuur beschermen maar ook natuurvernietigende activiteiten van bedrijven voorkomen. Het is heel goed dat de Minister voor Natuur en Stikstof gaat kijken welke subsidiestromen en welk beleid van haar ministerie ten koste gaan van de biodiversiteit. Ik hoor graag wat de laatste stand van zaken op dat punt is. Het gaat ook om investeringen. Het gaat niet alleen om investeringen met negatieve effecten maar ook om het verhogen van financiële stromen die positief bijdragen aan biodiversiteit. Ik hoor hierop graag een reactie.

Gaat Nederland bijvoorbeeld met wetgeving regelen dat internationale investeringen aantoonbaar moeten bijdragen aan het beschermen van wereldwijde biodiversiteit? We hebben in deze commissie ook weleens een discussie over de banken, maar zolang banken nog leningen geven aan bedrijven die ook soja importeren waarvan je niet kunt aantonen dat die niet heeft geleid tot ontbossing, ook niet indirect, wat voor beleid heb je dan als bank? Ik geef dus een compliment aan de Minister dat zij gaat onderzoeken welke subsidies er zijn. We zijn benieuwd naar de uitkomst. Wanneer kunnen we die verwachten en welke concrete plannen heeft zij voor het uitfaseren van schadelijke subsidies? Want het is natuurlijk niet alleen inventariseren.

Dan de Europese Biodiversiteitsstrategie. D66 heeft al vaker bepleit om niet alleen in Europa 30% van het land- en zeeoppervlak te beschermen, maar om dit doel ook over te nemen voor Nederland en de individuele staten. Dat is ook wel logisch natuurlijk, zeker als je het in het buitenland bepleit. Het is mooi dat de Minister dit haalbaar acht, maar hoe groot is het nou op dit moment? We lezen 27%, maar als ik kijk wat we daadwerkelijk beschermen ter zee, dan is er uit mijn hoofd gezegd iets van 2% daadwerkelijk beschermd tegen bijvoorbeeld bodemberoerende visserij. Dan is alles wat daar nog leeft natuurlijk niet echt goed beschermd.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie van mevrouw Bromet voor u. Daarna heeft u nog tien seconden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het IPCC heeft gezegd: voor de klimaatopgave en om de biodiversiteit te redden, zouden landen 30% tot 50% van hun landgebruik voor natuur moeten reserveren. Nederland zit tegen de 30% aan. Maar Nederland rekent ook het IJsselmeer en het Markermeer mee als land. Wat vindt de heer De Groot daarvan?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat vind ik wel bijzonder. Dat wist ik niet. Ik ben wel benieuwd of dat inderdaad zo is. De laatste keer dat ik keek, was het volgens mij toch wel echt een Vogelrichtlijngebied, dus ook een watergebied, zeker het Markermeer en het IJsselmeer. Dus ik begrijp dat niet helemaal.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het zou jammer zijn als er een truc gebruikt wordt om water als land te rekenen en daarmee de opgaven op land te omzeilen. Is D66 dat met me eens?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja, absoluut, want we hebben genoeg van trucs. Dat geldt zeker voor de rechter. Ik denk dat we daar als politiek iets aan moeten gaan doen.

Voorzitter, ik zal afronden. Er ligt nog een vraag over de status van onze overzeese gebieden. Kan dat niet als ultraperifeer gebied worden aangemerkt, als Natura 2000-gebied, waarbij we natuurlijk ook nog soorten moeten aanwijzen? Daar is eigenlijk nog geen goed antwoord op gekomen.

Voorzitter, tot slot. Het is goed dat er een klimaatgezant is, maar zou het geen mooi idee zijn om ook een biodiversiteitsgezant aan te stellen?

Dank u wel.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De heer De Groot sprak in het begin terecht over de grootschalige ontbossing die plaatsvindt. Nu hebben we in Glasgow met zo'n 100 landen een pledge ondertekend dat we in 2030 een einde maken aan de ontbossing. Is de heer De Groot het met de Partij voor de Dieren eens dat het een goed idee is dat Nederland ervoor pleit om concrete, afrekenbare doelstellingen in dat Biodiversiteitsverdrag te krijgen om zo die ontbossing daadwerkelijk te stoppen?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Zeker. Dat is eigenlijk de achtergrond van de motie-Jetten/De Groot. Daarin hebben we gezegd: je moet echt net als bij Parijs zo concreet mogelijk maken wat het betekent om biodiversiteitsverlies tegen te gaan, want anders zal het helaas blijven hangen in goede intenties. Ik ben het geheel met de Partij voor de Dieren eens.

De voorzitter:

Ik zie geen vervolgvraag. Dan kan mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren haar betoog houden.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Gisteren was het voor Nederland Earth Overshoot Day. Als de hele wereld zou leven als een Nederlander, zouden alle grondstoffen zoals drinkwater en voedsel die de aarde in één jaar kan opbrengen, zijn verbruikt op deze dag. Deze dag schuift elk jaar een maandje naar voren. Dat is niet zonder consequenties: alarmerende rapporten die melden dat ons voortbestaan in gevaar is als gevolg van de biodiversiteits- en klimaatcrisis buitelen over elkaar heen. Intussen lopen de onderhandelingen over het globale biodiversiteitsverdrag uiterst moeizaam. De nodige financiële steun voor landen in het mondiale zuiden blijft uit, terwijl deze landen eeuwenlang gebukt zijn gegaan onder de exploitatie van hun natuur door rijke landen, die het merendeel van het biodiversiteitsverlies veroorzaakt hebben.

Nederland, dat vier keer zoveel grondstoffen als zijn eerlijke deel verbruikt, kan en moet een ambitieuzere rol spelen in het dichten van het globale financieringsgat. Is de Minister het ermee eens dat Nederland zijn eerlijke bijdrage moet baseren op zijn huidige en historische rol in de vernietiging van de globale biodiversiteit? Is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het ermee eens dat dit niet ten koste mag gaan van het ODA-budget, het budget voor ontwikkelingssamenwerking? Is het kabinet bereid om een kwantitatief financieringsdoel op te stellen voor zowel publieke als private stromen?

De belangrijkste maatregel om de biodiversiteits- en klimaatcrisis te keren, is het verkleinen van onze ecologische voetafdruk. Wereldwijd wordt soja geïmporteerd uit landen als Brazilië. Hiervoor wordt bos in hoog tempo gekapt om het dan geschikt te maken voor het verbouwen van soja en voor veeteelt. Dat gaat in een rap tempo, in 2020 zelfs met het hoogste ontbossingspercentage sinds 2008. Het is een catastrofe voor wilde dieren en insecten. Zonder regenwoud geen biodiversiteit. Bovendien is ontbossing een van de grootste risicofactoren voor het ontstaan van zoönosen, dierziekten die kunnen overspringen op mensen.

Afgelopen jaar heeft Nederland zich daarom samen met meer dan 100 landen in Glasgow gecommitteerd aan het stoppen van ontbossing voor 2030. We kunnen daarmee niet wachten tot 2030. In 2010 heeft het kabinet ook gezegd dat we zouden stoppen met ontbossen in 2020, en het is alleen maar erger geworden. Daarom is het hard nodig dat de Glasgowdoelstelling ook in het Biodiversiteitsverdrag komt, met afrekenbare tussendoelen, zodat het ontbossen niet tot in de eeuwigheid doorgaat. Is de Minister bereid hiervoor actief te pleiten tijdens de VN-onderhandelingen?

Voorzitter. Een driedubbele winst voor biodiversiteit, klimaat en volksgezondheid – en in Nederland ook de stikstofcrisis – valt te behalen door het radicaal verkleinen van de veestapel en het aanjagen van een plantaardig dieet. Momenteel wordt namelijk 83% van de landbouwgrond wereldwijd gebruikt voor de veehouderij en het verbouwen van veevoer, terwijl dit slechts voor 18% bijdraagt aan onze calorieën. Volgens wetenschappers kunnen we van elke hectare waarop we geen voedsel voor koeien of varkens verbouwen, maar liefst vier keer zo veel mensen voeden. Geen grotere voedselverspiller dan het maagdarmkanaal van dieren! Met een gezond en duurzaam voedselsysteem worden de klimaat- en milieuproblemen in de veehouderij gemakkelijker opgelost en wordt tegelijkertijd de leefomgeving gezonder, zo adviseerde ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur in 2018.

In het Akkoord van Parijs is dit gegeven een omissie. In het Biodiversiteitsverdrag zouden afspraken moeten komen om het biodiversiteitsverlies door de vee-industrie tegen te gaan. Is de Minister bereid om er tijdens de onderhandelingen actief voor te pleiten dat een verschuiving naar een meer plantaardig dieet wordt opgenomen in het verdrag? Verder is het afschaffen van schadelijke investeringsstromen en subsidies noodzakelijk. We lezen dat de Minister gaat onderzoeken welke subsidies van LNV schadelijk zijn. Dat is een heel goed begin. Wanneer is dat onderzoek klaar? Hoe wordt er in de tussentijd werk van gemaakt dat we zo spoedig mogelijk die stromen gaan beëindigen of omvormen naar niet-schadelijke subsidies, naar subsidies die juist biodiversiteit bevorderen? Is de Minister bereid om alle andere ministeries ook op te roepen tot het instellen van eenzelfde onderzoek?

Voorzitter, heb ik nog wat tijd? Goed zo, ik hoor dat dat het geval is. Tot slot de uitvoering van het Biodiversiteitsverdrag op nationaal niveau. Het is goed om te lezen dat Nederland hiervoor eindelijk zijn nationale biodiversiteitsstrategie gaat updaten. De Partij voor de Dieren ziet dit als een kans om een integrale, geharmoniseerde strategie op te stellen, waarbij relevante rijksbeleidsplannen, zoals die voor stikstof, landbouw en energie worden meegenomen, maar waarin biodiversiteit prioriteit krijgt, met name bij beleid dat conflicterend is. Is de Minister bereid om dit te ondernemen, waarbij beleidsplannen ook geografisch over elkaar worden gelegd, zodat zichtbaar wordt waar de knelpunten liggen voor de biodiversiteit? Ik zou hier graag een toezegging op willen.

Ik dank u, voorzitter. Dit was het.

De voorzitter:

Dank, zeg ik tegen mevrouw Teunissen. Dan is het woord aan de heer Van Campen. Hij spreekt namens de VVD-fractie.

De heer Van Campen (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik spreek mede namens collega Boswijk van het CDA.

Voorzitter. De kabinetsinzet met betrekking tot de onderhandelingen over het Global Biodiversity Framework is onverminderd ambitieus, zo stellen de bewindspersonen in de brief van 8 april 2022. De VVD begrijpt die ambitie. In een tijd waarin we bijna wekelijks in de Kamer het debat voeren over de verduurzaming van ons land en de aanpak om te komen tot een goede balans tussen economie en natuur, kan dat ook bijna niet anders.

Voorzitter. Biodiversiteit, natuur, houdt niet op bij de grens. Wanneer we daadwerkelijk willen toewerken naar een schonere wereld, is de grote Nederlandse ambitie natuurlijk belangrijk, maar dit vraagt ook om een serieuze inzet van andere landen. Dan stelt de opstelling van een aantal landen die de biodiversiteitsambities naar beneden willen bijstellen, niet bepaald gerust. Kan de Minister aangeven welke landen zich verzetten tegen de doelstellingen voor de bescherming van natuur? Wat betekent het precies als de Minister zegt dat een groep landen zich verzet tegen het voornemen om te komen tot bindende rapportagevereisten en een mechanisme voor tussentijdse ophoging van ambitie en implementatie? Graag een reactie.

Voorzitter. We mogen ook best benoemen dat ambitie voor natuurbescherming niet alleen goed is voor schone lucht, fris water, een goede kwaliteit van de bodem en de bestuiving van gewassen. De eis aan de meest vervuilende landen in de wereld om te verduurzamen, is ook in het belang van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers. Daarbij hechten we er wel aan om nogmaals te benadrukken dat deze doelen alleen haalbaar zijn wanneer gewerkt wordt aan bijvoorbeeld de inkomenspositie van boeren. Hoe gaat de Minister zich hier in internationaal verband voor inzetten?

Voorzitter. Wij vragen de hoogste kwaliteit bij de voedselproductie aan bijvoorbeeld de Nederlandse landbouw, maar lidstaten die het minder nauw nemen met duurzaamheid worden bevoordeeld doordat ze kunnen produceren tegen lagere kosten. Hoe kijkt de Minister hiernaar? De VVD roept op om weglekeffecten naar het buitenland te voorkomen en om het grotere doel in het oog te houden. Is het kabinet dit met ons eens?

Verder horen wij graag van het kabinet welke strategie het samen met gelijkgestemde landen gaat volgen om het verzet tegen ophoging en implementatie te breken. Over welke instrumenten beschikt deze groep landen en wat kunnen we hiervan verwachten? Graag een reactie.

Voorzitter. De vraag van de VVD aan het kabinet om in de spiegel te kijken wat betreft ons eigen huiswerk, willen wij hier ook neerleggen. De Europese Biodiversiteitstrategie bevat de doelstelling van de bescherming van ten minste 30% van het landoppervlak en 30% van het zeeoppervlak in de EU in 2030. Elke lidstaat is gevraagd om een billijke bijdrage te leveren aan deze inspanning op basis van objectieve ecologische criteria, zo lezen we. De VVD heeft al vaker uitgesproken dat we onze verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten nakomen. Dit leidt niet alleen tot een oplossing voor de stikstofcrisis, maar zorgt ook gewoon voor een land waarin het fijn en gezond leven is. Kan de Minister aangeven of deze uitgangspunten, met het brede Natura 2000-netwerk dat Nederland heeft, afdoende zijn om als billijke bijdrage te zien en welke voorstellen de Kamer in het kader van de Europese Biodiversiteitstrategie nog tegemoet kan zien? Kan de Minister toezeggen dat de Kamer wordt meegenomen in de stappen die zullen worden gezet om te komen tot deze objectieve ecologische criteria? Graag een reactie van de bewindspersoon.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De VVD vraagt aan de Minister of Nederland zijn eerlijke deel aanwijst met de gebieden waarvoor de Vogel- en Habitatrichtlijn geldt, de Natura 2000-gebieden. Ik zou eigenlijk aan de VVD willen vragen of de VVD vindt dat wij ons eerlijke deel betalen met het beschermen van louter die gebieden.

De heer Van Campen (VVD):

We hebben een grote opgave te verstouwen om weer een balans te bereiken in die Natura 2000-gebieden. Dat vloeit voort uit de verplichtingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat is belangrijk en daar staan we ook voor, maar dat is geen eenvoudige opgave. Mijn directe antwoord aan mevrouw Bromet zou zijn: ik hoop van wel. We zijn op de goede weg, maar dat vraagt nu al heel wat. Dat zou mijn eerste antwoord zijn in de richting van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat klopt, maar dat komt omdat wij het natuurbeleid in Nederland jarenlang hebben verwaarloosd. De stikstofcrisis is een van de gevolgen daarvan. Ik denk dat het helemaal niet genoeg is als we alleen de Natura 2000-gebieden beschermen als natuur. Ik denk ook dat we niet aan die 30% komen, maar dat zullen we zo meteen horen van de Minister. We moeten natuurinclusief gaan denken. De landbouw en de gebouwde omgeving moeten natuurinclusief worden. Natuur moet overal zijn en niet alleen in die paar snippers Natura 2000-gebieden. Hoe denkt de heer Van Campen daarover?

De heer Van Campen (VVD):

Ik kan een eind meegaan in de richting van mevrouw Bromet. Daarbij komt het begrip «een billijke bijdrage» ook op tafel wat mij betreft. Ik ben een groot voorstander van een natuurinclusieve gebouwde omgeving. Dat is belangrijk in het kader van klimaatadaptatie, in een tijd waarin we warmere zomers hebben en de regenval heftiger is. Maar ik constateer tegelijkertijd dat die Natura 2000-gebieden wel hele strenge wet- en regelgeving en verplichtingen met zich meebrengen. Daar staan we voor en die gaan we nakomen, maar ik hoop dat in die Europese Biodiversiteitstrategie ook een soort werkbaarheid zit om daadwerkelijk tot uitvoering van die doelen te komen. Maar laten we daarvoor de reactie van de beide bewindspersonen afwachten.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ook in de bijdrage van de VVD bespeur ik enige zorg over het meekrijgen van andere landen. Nederland heeft een klimaatgezant gehad, die op hoog diplomatiek niveau een soort rechterhand van de Minister was. Hij had ook tijd om te reizen, juist om die andere landen mee te krijgen. Zou het ook niet goed zijn om een biodiversiteitsgezant in te stellen?

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb het kabinet zojuist gevraagd naar het instrumentarium. Wat heeft het kabinet aan instrumenten ter beschikking om de achterhoedegroep, zo noem ik het maar even, mee te krijgen? Ik vind het voor nu nog wat te vroeg om al na te gaan denken over allerlei organisatorische functies en mensen die dat moeten gaan doen. Ik begrijp de oproep van de heer De Groot, maar ik vind dat we dan wel heel erg treden in de personele bezetting die het kabinet hopelijk op dit moment al goed op orde heeft. Volgens mij zouden we dat als Kamer op dit moment niet moeten doen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het voordeel is wel dat je dan echt ook meer capaciteit hebt om hiermee aan de slag te gaan. Het kan ook een interne andere verdeling van taken zijn. Maar wil je internationaal tot resultaten komen, dan zul je daar meer diplomatieke inspanning op moeten plegen. Anders gaat het gewoon niet lukken. Dan blijft het bij een mooie inzet vanuit Nederland en Europa, maar dan zul je uiteindelijk misschien wel moeten concluderen: we gaan het voor Europa en Nederland doen, maar we laten de rest zitten. Het zou toch heel goed zijn om in ieder geval na te denken over dat instrumentarium. Ik hoop bij de VVD ook op een open houding om te kijken of we op deze manier een gezant kunnen instellen.

De heer Van Campen (VVD):

Ik zie op deze woensdagavond twee ministers die vanuit twee departementen, met hun ambtelijke organisaties die hen daarin ondersteunen, de ambities die staan opgeschreven in de brief vanuit het kabinet volledig willen gaan organiseren, de doelen willen gaan bereiken en de ambities willen verzilveren. Ik heb daar vertrouwen in. Ik weet niet of een extra poppetje, een extra official, de doelen daarvan dichterbij gaat brengen. Ik denk dat het interessanter is om te horen hoe we de achterhoedelanden mee kunnen krijgen en over welk instrumentarium het kabinet beschikt. Ik zie, volgens mij, voldoende capaciteit en mankracht om de ambities die we hebben, te verzilveren, maar laten we ook wachten op wat het kabinet daarop te zeggen heeft.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik hoorde dat de heer Van Campen zich inderdaad ook zorgen maakte over het meekrijgen van andere landen in het beschermen van de biodiversiteit en het voldoende beschermen van de natuur. Maar Nederland is de grootste ontbosser per hoofd van de bevolking in Europa. Wij hebben daar dus als Nederland heel veel werk te doen. De vraag die ik aan de heer De Groot stelde, stel ik ook aan de VVD. We hebben als Nederland in Glasgow een pledge ondertekend om in 2030 een einde te maken aan ontbossing, maar ja, als we daar nu niets voor afspreken, dan wordt het ook wel lastig. Mijn vraag is dus: kan de heer Van Campen het voorstel steunen om ervoor te pleiten dat de afrekenbare doelstellingen om een einde te maken aan ontbossing in dat biodiversiteitsverdrag terechtkomen?

De heer Van Campen (VVD):

Het lastige hieraan vind ik ... Ik heb hierover recent nog het gesprek gevoerd met de veevoerindustrie. Ook daar zijn er echt wel bedrijven die deze beweging heel graag willen maken. Ik weet dat de Partij voor de Dieren ook vaak de veevoerindustrie als voorbeeld daarbij noemt. Alleen, ik hoor achter de vraag die mevrouw Teunissen wellicht terecht stelt, ook vaak de logistieke problemen die het op dit moment onmogelijk maken om bepaalde ontbossingsvrije soja ook als zodanig te kunnen aanmerken, omdat je het hebt over grote distributie uit grote delen van bijvoorbeeld Zuid-Amerika. Het gaat om een grote bulk, waarbij je nooit voor de volle honderd procent kunt zeggen of een bepaalde levering daadwerkelijk 100% ontbossingsvrije soja is. Dat zijn dus hele praktische logistieke schakels in de distributie van bijvoorbeeld veevoer, waardoor het heel lastig is om aan te wijzen en te benoemen of je kunt zeggen dat dat 100% ontbossingsvrij is.

Ik wil dus best in de beweging van mevrouw Teunissen meegaan – ik denk ook dat daar best over wordt nagedacht door bijvoorbeeld de veevoerindustrie – maar laten we dan ook met elkaar kijken hoe we de schakels daarachter, de distributievraagstukken die dat tot dit moment in de weg staan, oplossen. Dan stel je namelijk ook de markt daadwerkelijk in staat om die beweging te gaan maken. In de gesprekken die ik voer, hoor ik op dit moment toch ook nog wel heel veel praktische bezwaren terugkomen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik krijg hier toch een beetje het idee dat er wordt gezegd: dit is allemaal heel ingewikkeld. Dus dit antwoord baart me eigenlijk wel zorgen. Want als ik de heer Van Campen goed hoor, dan zegt hij: ik weet nog niet zeker of we dat wel gaan halen in 2030, dus ik wil daar eigenlijk nog wel voorzichtig mee zijn. Dan zeg ik: we hebben gewoon een afspraak. We hebben als Nederland die pledge ondertekend dat er in 2030 een eind komt aan ontbossing. Dan hebben we die doelen ook goed te verankeren. Is de heer Van Campen dat in ieder geval met me eens? Moeten we daar dan niet ook voor zorgen, los van alle complicaties die daarbij komen kijken, want die zijn er natuurlijk? Overigens is er een hele makkelijke oplossing om ervoor te zorgen dat het transparanter en makkelijker te controleren wordt, namelijk minder dieren houden, want dan heb je ook minder veevoer nodig. Maar is de heer Van Campen het in ieder geval met mij eens dat we die 2030 goed moeten verankeren in dat Biodiversiteitsverdrag?

De heer Van Campen (VVD):

Laat ik hier nogmaals tegen de Partij voor de Dieren zeggen dat ik het eens ben met het doel. We moeten naar die ontbossingsvrije producten. Daar staat de VVD ook voor. Maar laten we ook onze ogen niet sluiten voor de praktische bezwaren die dat op dit moment nog in de weg staan. Het is makkelijk om hier met elkaar te bespreken wat er niet deugt en waar we uit willen komen, maar laten we hier ook met elkaar het debat voeren als die vraag uit de industrie komt, als de industrie zegt: we willen die beweging best maken, maar we lopen nu daar, daar en daar tegen aan. Dan hoop ik dat de Partij voor de Dieren ook wil meedenken over hoe we de industrie in staat stellen om dat te gaan bewerkstelligen. Dan hoop ik dat ze niet uiteindelijk het betoog afsluiten met «geen veehouderij», want dan sluit de Partij voor de Dieren toch ook wel de ogen voor de behoefte die er in de samenleving bestaat om gewoon nog een stukje vlees te eten en daar wel de eigen keuzes in te maken.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Even een afsluitende opmerking. Ik hoor in ieder geval dat de heer Van Campen positief staat tegenover het opnemen van 2030 als doel en van afrekenbare doelstellingen in het VN-Biodiversiteitsverdrag. Ik hoop in ieder geval dat we elkaar daar kunnen vinden.

De heer Van Campen (VVD):

In de beweging zeker.

Voorzitter, ik sluit af. Ik sloot mijn spreektekst zojuist af met het verzoek aan het kabinet om de Kamer mee te nemen in welke objectieve ecologische criteria er zullen worden geformuleerd. We horen daarbij ook graag wat de impact is van die criteria. Denk bijvoorbeeld aan de impact op de landbouw, waar nu al een tekort aan zoetwater is, op de industrie, waar zoetwater gebruikt wordt om machines te koelen en op de beschermde status van het zeeoppervlak voor de scheepvaart en vissers. Welke ruimte biedt de Europese Commissie voor maatwerk per lidstaat bij de implementatie van de EU-Biodiversiteitsstrategie, vragen wij de Minister. De VVD staat voor de aanpak die het kabinet nu kiest om de economie in balans te brengen met de natuur, waarbij we doen wat nodig is maar ook niet per se meer dan noodzakelijk. We kijken van harte uit naar de reactie van de bewindspersonen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Ik geef het woord aan mevrouw Bromet. Ze spreekt namens de GroenLinksfractie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Vanavond spreek ik ook namens de PvdA, Volt en de ChristenUnie.

Wekelijks zijn er krantenberichten waaruit blijkt hoe slecht het met de natuur gesteld is. Deze week was er een krantenbericht waaruit bleek dat het aantal zweefvliegen op de Veluwe is afgenomen met 80%. Maar we kennen dergelijke berichten ook over bijen, over vlinders, over vogels en over neushoorns. Daar maken GroenLinks en de partijen namens wie ik ook spreek zich grote zorgen over. De natuur is namelijk de basis van ons leven op aarde en ook van onze voedselproductie. Wij vinden het daarom hartstikke goed dat er een wereldwijd verdrag komt – analoog aan het klimaatakkoord van Parijs – dat doelen stelt en ook duidelijkheid geeft aan landen waar je naartoe moet werken. Je ziet dat landen plannen maken om te voldoen aan het klimaatakkoord van Parijs. Wij denken dat het heel goed is om dat ook voor de biodiversiteit te doen, omdat de bedreiging van het leven op aarde niet alleen komt door klimaatverandering maar zeker ook net zo sterk door het verlies aan biodiversiteit.

Ik zou vanavond door twee brillen willen kijken naar de inzet van de Minister, namelijk de inzet van de Minister in het buitenland en de geloofwaardigheid van Nederland in het buitenland. Ten eerste de inzet van Nederland. Wij vinden het heel erg goed dat de Minister ambitieus is en dat zij ook zegt bij de ambitieuzere landen te horen, maar het mag nog wel iets concreter en wat ambitieuzer. Daarvoor heb ik drie suggesties. De eerste suggestie is eigenlijk een suggestie die ook al door andere Kamerleden hier aanwezig genoemd is. Dat is het stoppen met subsidies die schade toebrengen aan de natuur. De vorige keer dat er een internationaal biodiversiteitsakkoord werd getekend, heeft Nederland ervoor getekend om te stoppen met die subsidies. Gaat de Minister nu weer daarvoor tekenen?

De tweede suggestie die ik wil doen, is het verhogen van het budget voor het beschermen van natuur in ontwikkelingslanden. Er wordt gesproken over een verhoging van het budget om ontwikkelingslanden te helpen bij de bescherming van natuur. Voor Nederland gaat dat om 120 miljoen euro. Ik hoor graag hoe de Minister hiertegen aankijkt.

De derde suggestie is de volgende. De top is belangrijk. Wij zouden het daarom heel goed vinden als premier Rutte afreist, omdat we daarmee laten zien dat ons land die top belangrijk vindt. Is hij ook van plan om te gaan?

Voorzitter. Dan iets over de geloofwaardigheid van Nederland. Als wij tot die ambitieuzere landen behoren, dan moeten wij natuurlijk wel het goede voorbeeld geven. Nederland is in de wereld echt beroemd om zijn geschiedenis van innovatief natuurbeheer. Elke keer als ik over de snelweg onder een ecoduct rij, denk ik: nou, het is toch wel heel bijzonder dat wij dat hebben hier in Nederland. Het is wel heel bijzonder dat wij beleid hadden waarin we natuurgebieden met elkaar wilden verbinden om de biodiversiteit te verbeteren. Wij hebben bijna 30% natuur op land, dus we voldoen bijna aan de gestelde minimumeisen, maar – zoals ik net in een interruptie al zei tegen de heer De Groot – het IJsselmeer en het Markermeer worden daarbij als natuur op land gekwalificeerd. En dat is wel een heel makkelijke manier om aan die doelstelling te voldoen. Dus graag daarop een reactie van de Minister. Bovendien zegt een percentage niet alles. Het gaat ook over de staat waarin de natuur zich bevindt. Die is in Nederland natuurlijk erbarmelijk. We praten hier bijna wekelijks over die erbarmelijke staat van de natuur. De vraag is hoe wij andere landen kunnen vragen om iets te doen wat we zelf niet op orde hebben. Hoe kijkt de Minister daarnaar?

Tot slot noem ik Follow the Money. De subsidies zijn natuurlijk ook in Nederland beschikbaar voor bedrijven die inwerken tegen de natuur- en de klimaatdoelstellingen. En dat is eigenlijk dweilen met de kraan open. Heeft de Minister überhaupt een overzicht van de subsidies die dit beleid frustreren? Is zij ook bereid om op dat gebied met maatregelen te komen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Ik zie een interruptie van de heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Mevrouw Bromet stelde mij net een mooie vraag. Zij stelde mij in de gelegenheid om aan te geven wat de kijk van de VVD is op de ambitie die we hebben op het gebied van natuur. Ik zou die vraag eigenlijk willen terugstellen. We hebben dat hele netwerk van Natura 2000-gebieden en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Wat vindt de fractie van GroenLinks billijk? Over dat begrip gaat het vandaag ook. Wat is de billijke bijdrage van Nederland aan de doelstellingen met betrekking tot de EU-biodiversiteitsstrategie?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Allereerst zou ik zeggen: ik weet niet of je het over billijk moet hebben, als 80% van je biodiversiteit verdwenen is. Ik denk echt dat het alle hens aan dek is, dat Nederland nu geen voorbeeld is van goed natuurbeleid, maar een voorbeeld van wat een instorting van een ecosysteem kan betekenen. Ik vind het jammer dat de ecologische hoofdstructuur nooit is afgemaakt. Ik zou ook hopen dat er op een dag weer een Minister is, die zegt: we gaan ’m alsnog afmaken en we gaan niet alleen focussen op die Natura 2000-gebieden als het gaat om natuur, maar we willen overal de natuur tot bloei laten komen. We willen dat de gewone soorten, die nu ook al op het punt staan om te verdwijnen uit Nederland, weer gewone soorten worden die overal zijn en die er altijd zijn. We willen dat daarmee ook de zeldzame soorten weer terugkomen in Nederland.

Ik woon al mijn hele leven in hetzelfde gebied. Het is nu voorjaar. Ik woon er al 52 jaar en ik weet gewoon nog hoe het voor mij als kind klonk in het voorjaar. Het was één groot gekwetter van de grutto's. En nu, als ik een grutto hoor, word ik net zo blij als toen. Alleen, het is af en toe. Ik ben blij dat die er nog is, maar een stemmetje in mijn hoofd zegt: o jee, als ik hem volgend jaar ook nog maar hoor. Dat is een illustratie van wat er aan de hand is met de natuur in Nederland. Ik zal er alles aan doen om dat om te keren.

De heer Van Campen (VVD):

Het betoog van mevrouw Bromet sluit heel mooi aan bij het onderwerp waar we het vandaag over hebben. Vandaag praten we ook over hoe we komen bij die ambitie. In het woord «billijkheid» hoort de VVD ook een soort begrip van evenredigheid, van wat je logischerwijs van een lidstaat kunt vragen om te komen tot een bepaald doel. Mijn vraag aan GroenLinks is nogmaals de volgende. We hebben de Natura 2000-gebieden, de Vogel- en Habitatrichtlijn en de ambitie om binnenstedelijk, klimaatadaptief en groen te bouwen. Is dat voor GroenLinks een vorm van billijkheid? Daarbij kijk je ook of je oude plekken van de ecologische hoofdstructuur in bepaalde gebieden weer kunt herstellen. Dat zou logisch zijn. Waar staan we wat mevrouw Bromet betreft over vijf tot tien jaar als we uitgaan van het begrip «billijkheid» voor de Nederlandse ambitie?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Billijkheid suggereert eigenlijk precies wat de VVD net formuleerde in haar eigen bijdrage. De heer Van Campen zei: het moet niet meer zijn dan noodzakelijk. Zo zit GroenLinks er niet in. GroenLinks wil dat de natuur tot bloei komt en GroenLinks denkt dat daar ook pijnlijke keuzes voor gemaakt moeten worden. Wij denken niet dat je alles kan blijven doen en dat je tegelijkertijd de natuur tot bloei kan brengen in Nederland. Wij denken dat er een einde moet komen aan de intensieve veehouderij. Het kabinet is voornemens om de landbouw grondgebonden te laten worden. Wij hopen dat dat lukt binnen tien jaar. Ik hoop in ieder geval dat andere landen de natuur die ze hebben, kunnen blijven beschermen en ik hoop dat Nederland daarbij zou kunnen helpen, als dat nodig is. Ik doel dan vooral op de ontwikkelingslanden. Ik hoop dat in de landen waar de natuur net zo hard achteruitgegaan is als in Nederland, er net als in Nederland voor gezorgd wordt dat de natuur weer tot bloei kan komen.

De voorzitter:

Dank. Er zijn geen interrupties meer. Ik schors tot 19.30 uur. Daarna gaan we verder met de beantwoording van de Ministers.

De vergadering wordt van 19.07 uur tot 19.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen het commissiedebat over de Nederlandse inzet voor het VN-Biodiversiteitsverdrag. Ik geef het woord aan de Minister voor Natuur en Stikstof, mevrouw Van der Wal.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dank u wel, voorzitter. Ik hoef hier niet te herhalen wat het belang is van biodiversiteit voor een gezonde natuur, een stabiel klimaat en ook voor een bloeiende economie en voor onze water- en voedselvoorziening. Het behoud van biodiversiteit is, zoals mevrouw Bromet zei, een essentie in het voortbestaan van een voor mensen leefbare planeet. Daarmee is het de basis van ons bestaan.

Eigenlijk gaat het om een complete verandering, soms een transformatieve verandering genoemd naar een natuurinclusieve samenleving. Dat is nodig om het tij te keren voor 2050, om op een manier te leven die in harmonie met de natuur is en niet ten koste van de natuur gaat. Een nieuw wereldwijd strategisch raamwerk voor biodiversiteit voor de periode tot 2030 is cruciaal om deze verandering te starten, zodat deze in 2050 ook echt werkelijkheid is. De wetenschap laat zien dat het menens is. Het raamwerk moet daarom ook ambitieus zijn. Dat doen we niet als overheid alleen. Daarom hecht ik aan een «whole of society»-benadering, waarin het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en de wetenschap nauw betrokken worden bij het onderhandelingsproces. Dat zou ik eigenlijk ook willen doen bij de implementatie van de doelen. Zonder de inzet van iedereen behalve de overheid zou het behoud van biodiversiteit in Nederland alleen mogelijk moeten zijn. Ook in Nederland is namelijk een inhaalslag nodig.

Het kabinet geeft daarbij het goede voorbeeld met nieuw beleid en nieuwe middelen voor natuurherstel, het verminderen van de stikstofbelasting en het tegengaan van klimaatverandering. De kabinetsinzet met betrekking tot de onderhandelingen voor het nieuwe strategische raamwerk voor biodiversiteit is daarom ambitieus. Hoewel een goede basis is gelegd voor verdere onderhandelingen, werd tijdens de laatste onderhandelingsronde opnieuw duidelijk dat het niet makkelijk zal zijn om tot deze ambitieuze afspraken te komen. De posities van landen liggen op de belangrijkste onderdelen nog ver uit elkaar en de tijd dringt. In juni zal een extra onderhandelingsronde plaatsvinden met als doel om zo veel mogelijk overeenstemming te bereiken over enkele belangrijke vraagstukken, zodat een akkoord tijdens de VN-top in september in zicht komt.

Belangrijk is dat in de aanloop naar Kunming Ministers en regeringsleiders zich uitspreken voor een ambitieus raamwerk in combinatie met een versterkt implementatiemechanisme en financiering. Dit is noodzakelijk om uiteindelijk een akkoord te bereiken. In EU-verband zal ik me daarvoor inzetten.

Voorzitter, ik heb twee blokjes: proces en inhoud. Ik heb geen blokje varia, want alles past wel onder «proces» of «inhoud». Ik begin met de vraag van de heer De Groot over het ambitieuze kader van het GBF. Hoe ga ik in de aanloop naar de extra onderhandelingsronde in Nairobi internationale steun genereren voor dat ambitieuze kader? Allereerst trek ik hierbij zo veel mogelijk in Europees verband op, omdat de onderhandelingsinzet binnen de Unie wordt vastgesteld. Ook in de Milieuraad zet ik mij in voor een ambitieus kader. Nederland zet zich specifiek in voor het versterken van de implementatie van de doelen, bijvoorbeeld via capaciteitsopbouw bij het opstellen van financieringsplannen voor de implementatie van de biodiversiteitsdoelen. Daarnaast heeft Nederland de Interface Dialogue on Finance and Biodiversity (IDFB) opgezet met als doel de partijen van het Biodiversiteitsverdrag en de financiële sector bij elkaar te brengen om zodoende meer private financiering te mobiliseren en steun te genereren voor dit ambitieuze kader.

Dan de vraag van de heer De Groot over de impasse van de financiering en over de inzet van Nederland om deze vastgelopen discussie uit het slop te trekken. Op dit moment is er eigenlijk nog geen sprake van een impasse, maar er is wel kans op een impasse. Dat heeft ook te maken met de voortgang van andere dossiers tijdens deze onderhandelingen. Dat realiseert de EU zich ook. Vandaar ook de steun van de EU voor het huidige doel in het raamwerk, een doel dat we in de afgelopen periode overigens ook in de EU gerealiseerd hebben. Ik vind dit wel vertrouwenwekkende ontwikkelingen, die hopelijk ook een positieve uitwerking zullen hebben op de onderhandelingen.

Dan de vraag wie er aanwezig zijn in Kunming. Ik ben sowieso voornemens om zelf in september naar die top te gaan en ik ga mij inzetten voor een daarbij passende kabinetsdelegatie. Ik zal dat met AZ bespreken.

De VVD vroeg naar de niet-ambitieuze landen. Welke landen verzetten zich tegen de doelstelling voor de bescherming van de natuur? Er zijn geen partijen die zich verzetten tegen de doelstelling voor de bescherming van de natuur. Wel zijn er partijen die de ambitie en de wijze waarop de doelstellingen gehaald moeten worden ter discussie stellen. Zo relateren in het bijzonder de ontwikkelingslanden de ambitie aan de mate waarin financiering beschikbaar wordt gesteld dan wel aan de besluitvorming op andere dossiers.

Een andere vraag van de VVD: wat betekent het precies als de Minister zegt dat een groep landen zich verzet tegen het voornemen voor bindende rapportagevereisten en dat mechanisme van tijdige ophoging en implementatie? Het is de Nederlandse inzet om de rapportagevereisten te versterken. Dat is nodig om tijdig te constateren dat we globaal op de goede weg zijn. Als dat niet zo is, dan zouden de ambitie en de implementatie opgehoogd moeten worden. Er is een grote groep van landen die dat een verzwaring vinden van de uitvoering en die daarvoor ook geen capaciteit hebben. Ook is er een groep van landen die de positie hebben dat landen zelf de wijze bepalen waarop de doelstellingen gerealiseerd kunnen worden.

Dan de vraag of de Minister zich in internationaal verband wil inzetten om te zorgen dat deze biodiversiteitsdoelen alleen haalbaar zijn wanneer gewerkt wordt aan de inkomenspositie van de boer. Zoals gezegd, hecht ik heel veel waarde aan het halen van de biodiversiteitsdoelen vanuit de noodzaak van het beschermen van de natuur en de biodiversiteit. Vanuit mijn portefeuille kan ik natuurlijk niet anders zeggen dan dat ik de inkomenspositie van de boer hierbij als afweging altijd zal meenemen. Collega Staghouwer is in de landbouwvisie heel erg bezig met de positie van de boer in de keten en de daarbij behorende inkomenspositie.

Dan het kostenvraagstuk. De lidstaten die het minder nauw nemen met duurzaamheidsmaatregelen kunnen tegen andere normen werken en tegen lagere kosten produceren. Ben ik het ermee eens dat weglekeffecten naar het buitenland voorkomen moeten worden? Ja, ik zet mij in voor het bereiken van een zo gelijk mogelijk speelveld voor duurzame producenten in Nederland en de rest van de interne markt om te voorkomen dat producenten die minder duurzaam produceren, een concurrentievoordeel houden. Verder deel ik de mening van de heer Van Campen dat weglekeffecten naar het buitenland zo veel mogelijk voorkomen dienen te worden. Hierbij moeten we het grotere doel voor ogen houden.

Dan ga ik naar het blokje inhoud, hoewel ik dit ook best inhoudelijk vond. De Partij voor de Dieren vroeg naar het NBSAP, het National Biodiversity Strategies and Action Plan. We gaan hierin duidelijk maken wat onze bijdrage is aan de globale biodiversiteitsdoelen en de wijze waarop we dit gaan realiseren, bijvoorbeeld nationaal met een gebiedsgerichte aanpak op het gebied van stikstof. Dit is een integraal raamwerk gericht op de werkzaamheden van alle internationale afspraken over natuur en milieu. Het raakt natuurlijk ook andere duurzaamheidsaspecten. Bij de opstelling van het NBSAP is het daarom van belang om dit in samenhang te zien met andere vraagstukken en niet eendimensionaal.

De heer De Groot vroeg in het kader van de financiering en wetgeving om aantoonbaar te maken dat internationale investeringen de biodiversiteit beschermen. Om die reden steunt Nederland de komst van de EU-taxonomie, de Corporate Sustainability Reporting Directive en de Sustainable Finance Disclosure Regulation. Deze Europese wetgevende initiatieven omvatten rapportageverplichtingen voor verschillende dimensies van duurzaamheid, waaronder klimaat en biodiversiteit. Daarnaast zet ik in op samenwerking met de financiële sector bij het inzichtelijk maken en terugdringen van investeringen die schadelijk zijn: do no harm.

De heer Van Campen vroeg hoe groot het beschermd land- en zeeoppervlak op dit moment is in Nederland. Ik maak daarbij een koppeling met de vraag en suggestie van mevrouw Bromet over de binnenwateren. Hoe zit dat? Het areaal beschermd gebied betreft in 2030 ruim 27% van het landoppervlak en ruim 30% van het zeeoppervlak, bij realisatie van bestaand beleid. Dit is ook een antwoord op de vraag van mevrouw Bromet. Er is hier sprake van een definitiekwestie. In Europa is de geldende definitie voor alle lidstaten dat landoppervlak inclusief binnenwateren is. Alle binnenwateren vallen dus onder de categorie «land» binnen de EBS. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het IJsselmeer. De zoute wateren vallen onder de categorie «water» binnen de EBS. Dat geldt voor de Waddenzee, de Noordzee, Eems-Dollard et cetera. Die definitiekwestie is voor alle lidstaten hetzelfde.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Hoe moeten we dat zien? Is het een kwestie van geluk hebben dat wij zulke grote binnenwateren hebben, waardoor we op land niet zo veel hoeven te doen?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Nou ja, geluk hebben... Het is een definitiekwestie. Waar het om gaat – mevrouw Bromet zei dat juist zo mooi – is dat we maximaal sturen op de instandhoudingsdoelen voor de natuur, de VHR-doelen. Daar sturen we maximaal op. Of dat geluk is, weet ik niet.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet heeft een vervolgvraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik weet het niet. Een percentage is ook maar een percentage. Het komt op mij... In mijn betoog zei ik: om de natuur te beschermen zul je ook keuzes moeten maken. Als je de natuur wilt laten floreren, kun je andere dingen vaak niet doen. Wat betreft de binnenwateren: je kunt niet veel anders dan het binnenwater het binnenwater laten zijn. Daar hoef je niet zo veel te doen. Ik ga eens nadenken over welke ambitie ik voor ogen heb ten opzichte van deze ambitie.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

De ambitie die dit kabinet laat zien, geldt natuurlijk ook voor de binnenwateren. Daar maakt de definitie eigenlijk niets voor uit. Mevrouw Bromet had het zo mooi over de EHS. We zetten in op en-en-en. Het raakt bijna het niveau van de EHS, maar we zetten natuurlijk vooral in op basiskwaliteit natuur. Het versterken van die basiskwaliteit natuur gaat veel verder dan: we moeten zoveel procent beschermen. Dat gaat uit van de ambitie die je toont op het gebied van biodiversiteit en je visie op natuur. Dat begint op iemands balkon en in iemands tuin. Ik mocht gisteren samen met tuinman Lodewijk tegeltje wippen. Dat was voor mij het hoogtepunt van de week, zelfs van de maand. Ik zit er lacherig over te doen, maar als iedereen in Nederland simpelweg een tegel uit zijn tuin begint te wippen en daar een plantje in doet, dan hebben we vijftien keer De Hoge Veluwe toegevoegd aan groen. Als je daarover nadenkt, dan moeten we daar ook maximaal op inzetten. We werken toe naar en vanuit beschermde natuurgebieden, maar volgens mij moeten we daar doorheen kijken en veel meer inzetten op basiskwaliteit natuur en een natuurinclusieve samenleving.

De heer Van Campen vroeg welke ruimte de EBS biedt aan lidstaten voor een eigen invulling. Lidstaten kunnen een eigen invulling geven aan hun bijdrage aan de doelstellingen voor gebiedsbescherming. Die bijdrage hoeft niet alleen te bestaan uit gebieden die beschermd worden op grond van eigen nationaal natuurbeleid. Wat betreft de doelstelling om natuur te herstellen: lidstaten hebben nu ook de ruimte om daar hun eigen invulling aan te geven. Dat verandert. Wat hier staat, is dat het EU-wetsvoorstel definitief wordt vastgelegd. Kortom, ja. Ik heb geen idee wat hier staat. Excuus. Dit is het fijne nieuws dat de printer het niet doet. Ik kom er in tweede termijn even op terug, als u het goed vindt. Ik weet niet wat er staat.

Dan de vraag van mevrouw Bromet over meer natuur beschermen dan enkel Natura 2000-gebieden. Worden er enkel Natura 2000-gebieden beschermd onder de EBS? Nee, er zal onder de EBS meer natuur beschermd worden dan enkel Natura 2000-gebieden. Het gaat ook om gebieden binnen het gerealiseerde deel van het Nationaal Natuurnetwerk. Het gaat ook gelden voor het deel dat nog onder het NNN zal worden gerealiseerd. Richting 2027 is dat. Overigens zal het Nationaal Natuurnetwerk na afronding ongeveer net zo groot zijn, zoals ik net zei, als de EHS.

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Van Campen.

De heer Van Campen (VVD):

Dan blijft die 27% van beschermd gebied op grond een beetje bij mij hangen. Wat ik eigenlijk probeer te doen, is gebieden die we op dit moment hebben aangewezen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn afzetten tegen de doelstellingen op de EU-Biodiversiteitsstrategie. Als ik de Minister hoor spreken over de beschermde grond van 30% plus dat nog uit te rollen NNN-gebied, dat daarvoor ook meetelt, klinkt dat alsof we daarmee de 30% behalen. Kan de Minister dat bevestigen? Betekent dat dat we in Nederland, uiteraard wanneer we onze verplichtingen nakomen – daar hebben we natuurlijk nog aan te voldoen en we hebben echt wel een achterstand in te halen – en doen wat we al hebben aangewezen, voldoen aan de doelstellingen in de EU-Biodiversiteitsstrategie? Klopt dat?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja, dat klopt, want er zit een verschil tussen het NNN, gericht op 2028, en deze doelstellingen, die gericht zijn op 2030. Dat maakt uiteindelijk dat dat goed moet komen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik ga dan toch even door op de kwaliteit van dat gebied. Het is mooi om dat aan te wijzen. We hebben nu geleerd dat het Markermeer en het IJsselmeer tot het land behoren, althans tot de binnenwateren. Wat doet u dan, voorzitter, aan het voorkomen van achteruitgang? Zoals bekend, is dat onder de Vogel- en Habitatrichtlijn een verplichting. Het Markermeer is niet al te best als het gaat om de waterkwaliteit. Wat doet u aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water, die ook problematisch zijn voor die gebieden? Wat doet u om die gebieden uiteindelijk in een goede staat te krijgen? U bent natuurlijk bezig met stikstofgevoelige gebieden, maar deze twee gebieden, waaronder het IJsselmeer, zijn dat niet. Wat doet u daar eigenlijk om aan uw verplichtingen te voldoen?

De voorzitter:

De voorzitter doet niet zoveel, maar de Minister gaat het antwoord geven.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja, we zetten er maximaal op in. We krijgen het Nationaal Strategisch Plan voor biodiversiteit, de aanpassingen daarvan. De Kaderrichtlijn Water wordt versleuteld in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Zo meteen kunnen de natuurdoelanalyses een vertrekpunt zijn voor nieuwe inzichten. We toetsen alles überhaupt op dat het niet ten koste mag gaan van de natuur. We gaan ook inzetten op de Basiskwaliteit Natuur.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik ben nu toch wel een beetje nieuwsgierig. Dit zijn geloof ik ook de rijkswateren. Die vallen dus niet onder provincies, maar rechtstreeks onder uw verantwoordelijkheid. Dat roept toch de vraag op welk programma daar loopt, hoeveel kosten daar worden gemaakt en wat er wordt gedaan om dat gebied, die gebieden, in een goede staat te krijgen, om daar de natuurdoelen te halen. Daar ben ik toch wel nieuwsgierig naar. Als je het dan aanwijst, wat gebeurt er dan?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ik werk hier nauw samen met mijn collega Minister Harbers, vanuit de Programmatische Aanpak Grote Wateren. Van dat programma is concreet natuur een onderdeel. Vanmiddag hebben we bijvoorbeeld nog een informeel overleg gehad over het Waddengebied, waar hij echt vanuit die waterkwaliteit ook natuur meeneemt. Zo werken we echt integraal samen. Dan gaat het niet alleen over natuur, maar met name ook over balansvraagstukken, vraagstukken als zonering en hoe we ecologie en economie in balans kunnen brengen in dit soort gebieden en tegelijkertijd de natuur kunnen versterken.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, maar eerst is er een interruptie van mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb toch nog even een vervolgvraag op die van de heer De Groot. Ik hoor de Minister zeggen dat ze een programmatische aanpak heeft en daarbinnen de natuur versterkt. Misschien kan ze dat nog wat concreter maken. Wat gebeurt er concreet in de niet-stikstofgevoelige gebieden om de natuur te versterken? Want de Minister zegt dat ze zoekt naar de balans tussen economie en ecologie en zonering, maar dat wijst nu juist op het mogelijk maken van meer economische activiteiten ergens. Kan de Minister concreet aangeven wat er nu gebeurt aan het actief versterken van de natuur?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dit is gewoon ons bestaande natuurbeleid waarin ik volop samenwerk met de provincies, die hier ook voor aan de lat staan. We gaan uit van basiskwaliteit natuur, en als ik het heb over «zonering» en het «in balans brengen», dan zijn dat ingewikkelde gesprekken. Ik noemde net het voorbeeld van vanmiddag over het Waddengebied. Dat zijn echt ingewikkelde gesprekken, waarin je moet zeggen: ja, de bereikbaarheid van de Waddeneilanden – ik noem maar wat – vinden wij ontzettend belangrijk, maar we hebben ook te maken met ecologie en de effecten van baggeren voor vaargeulen. Hoe breng je dat in balans? En hoe gaan we ervoor zorgen dat we die natuur kunnen herstellen en tegelijkertijd wel de eilanden bereikbaar houden? Dat zijn balansvraagstukken. Dat zijn schurende dilemma's, als ik het zo mag noemen, waarin ik als het gaat om water vooral nauw samenwerk met de Minister van IenW.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dan de vraag van de heer De Groot over Caribisch Nederland als Natura 2000-gebied. Ik heb dit al eerder gezegd, maar Caribisch Nederland valt niet onder de definitie van Natura 2000 en wel op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn, die voor Europa geldt. Maar we hebben wel inzet op natuur. Ik heb vanmiddag nog gesproken met de afgevaardigde Minister over het bestedingsplan en dergelijke, om ook op Curaçao de natuur te versterken.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het is de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, dus omvat die geen doelsoorten die je in ons Caribisch gebied moet beschermen. Dat begrijp ik. Toch kun je het wel aanwijzen als ultraperifeer gebied. Dat heeft Frankrijk ook gedaan. Dan kun je wel doelsoorten gaan aanwijzen. De systematiek zoals we die ook in Nederland kennen met Natura 2000 zou, denk ik, ook wel helpen in het Caribisch gebied om duidelijkheid te krijgen over wat je daar wel of niet kunt doen. We worden regelmatig verrast door een pier die wordt aangelegd boven op een koraal of andere activiteiten, waarvan nog maar moet worden aangetoond dat ze niet tot aantasting van het koraal leiden. Bovendien, als we niks doen, is in 2030 het koraal ook bijna gedecimeerd en verdwenen. Als in het coalitieakkoord staat dat de bescherming van de natuur in het Caribisch gebied zal worden versterkt, zou dan de Minister in ieder geval bereid zijn om daar analoog aan Natura 2000 een soortgelijk regime neer te zetten, zodat ook echt vaststaat welke natuurdoeltypen we hebben, hoe we die gaan beschermen, hoe de wetgeving geregeld is om te voorkomen dat je een significante impact hebt op zo'n natuurgebied? Zou de Minister daar eens op kunnen doorgaan?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

We zijn bezig met het natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland. Ik wil toezeggen dat ik wel wil kijken wat hier de consequenties van zijn. Ik kan nu heel stoer zeggen dat ik dat een goed idee vind of ik kan tegen gaan hangen, maar ik wil even verkennen welke consequenties het zou hebben om hier een ultraperifeer gebied van te maken, ook in het kader van het natuurbeleidsplan waar we nu mee bezig zijn. Dan kom ik daarop terug.

De heer Van Campen (VVD):

Dit is een genereuze toezegging in de richting van collega De Groot. Ik begrijp dat ook. We moeten ook op de natuur in het overzeese deel van ons land en in de landen binnen het Koninkrijk zuinig zijn en die ook beschermen. Dat deel ik ook. Maar dan zou ik de Minister willen vragen om ook eventueel daaruit voortvloeiende juridische risico's en consequenties in beeld te brengen, lerend van de situatie waar we op dit moment mee te maken hebben in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het vele werk waar de Minister volgens mij dagelijks mee bezig is.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Zo heb ik mijn toezegging ook exact bedoeld: om de consequenties in kaart te brengen van het zetten van de stap binnen de kaders van het natuurbeleidsplan om hier een ultraperifeer gebied van te maken. Dat is dan in de volle breedte. Daarop kom ik dan terug en ook op de vraag daarbij of je de doelstellingen ook op andere manieren kunt halen, want toewijzen van gebieden mag natuurlijk nooit een doel op zich zijn. Volgens mij gaat het misschien wel om de onontkoombaarheid van de doelen. In dat licht zal ik dat dan bezien.

Dan de vraag van mevrouw Teunissen over de eerlijke bijdrage op de huidige en historische rol van vernietiging van biodiversiteit waarop we ons moeten baseren. Ik ben van mening dat ieder land dat is aangesloten bij het Biodiversiteitsverdrag, zich optimaal moet inspannen om de natuur en biodiversiteit te herstellen. Het spreekt vanzelf dat daarbij de historisch gegroeide situatie in ogenschouw wordt genomen, net zoals de huidige stand van zaken, zeg ik er dan maar bij.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Heeft de Minister dan ook oog voor de historische bijdrage die Nederland heeft geleverd aan bijvoorbeeld biodiversiteitsverlies in verband met de import van palmolie en de import van veevoer? Die heeft geleid tot ontbossing. Heeft zij er ook ideeën over hoe Nederland dan extra inzet kan plegen in die onderhandelingen over het Biodiversiteitsverdrag om recht te doen aan onze historische bijdrage aan die vernietiging te komen tot optimale oplossingen?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Via de Milieuraad zetten we ons volop in voor dit thema, zoals mevrouw Teunissen weet. Wij onderhandelen alleen niet rechtstreeks richting het VN-verdrag. Dat gaat via Europa. Daar zetten wij ons voor in, in mijn geval dus laatst via de Milieuraad.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Maar Nederland zit natuurlijk wel aan tafel bij de EU en kan ook mede de inzet van de EU bepalen richting die onderhandelingen. In dat kader zou de Minister zich natuurlijk kunnen inzetten voor wat ik bijvoorbeeld in mijn betoog heb genoemd: dat we die in Glasgow afgesproken doelstellingen tegen ontbossing concreet maken in dat Biodiversiteitsverdrag en dat we ons daarvoor inzetten. Nederland kan zich ook inzetten voor de transitie naar een plantaardiger dieet wereldwijd in die zin dat dat in het Biodiversiteitsverdrag komt. Dat bedoel ik met optimale inzet om recht te doen aan de bijdrage die wij hebben geleverd aan het biodiversiteitsverlies: die bijdrage te compenseren door nu extra inzet te tonen.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ook via de ontbossingslijn, als ik het zo mag zeggen, zetten wij ons hiervoor in. Om de koppeling te maken naar de vragen over het plantaardige dieet: wij vinden het belangrijk om toe te werken naar een betere verhouding in de consumptie tussen plantaardige eiwitten en dierlijke eiwitten. Collega Staghouwer heeft dat ook in een voedselbrief van 30 maart jongstleden nog aangegeven. Een fiftyfiftyverhouding is voor ons een belangrijk speerpunt in dat beleid. Dat houden we bij via de consumptie en via de waardering voor en het aanbod van duurzaam voedsel. Wij zetten ons hiervoor in.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Het is heel mooi dat de Ministers zich daarvoor inzetten in Nederland, maar hier heb ik het dan echt over de inzet richting de onderhandelingen over het Biodiversiteitsverdrag: of het kabinet die doelstelling van de transitie naar een meer plantaardig dieet dus ook vertaalt in een inzet richting die onderhandelingen om het bijvoorbeeld op te nemen als een maatregel. Dat ontbreekt nu namelijk in het verdrag, bijvoorbeeld dat landen zich voor een verschuiving richting een meer plantaardig dieet zullen inzetten.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dat moet ik overleggen met collega Staghouwer. Dat ga ik hier niet zo zeggen.

De VVD vroeg of ik kan toezeggen dat de Kamer wordt meegenomen met de stappen die zullen worden gezet om te komen tot objectieve ecologische criteria voor de beschermde gebieden op grond van de EBS. Binnen de door de EBS gestelde deadline zal ik voor het einde van dit jaar aan de Europese Commissie laten weten welke gebieden als beschermd worden aangemeld. Het gaat om gebieden die op basis van bestaande objectieve criteria al een beschermde status hebben. Op land en zee betreft dat bestaande Natura 2000-gebieden, aangewezen op grond van de criteria die voor die categorie gelden. Datzelfde geldt voor de gebieden binnen NNN. Tot slot betreft het op zee naast Natura 2000-gebieden de categorie gebieden die beschermd zijn op grond van de criteria van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Dan is er de vraag van de heer De Groot, mevrouw Bromet en mevrouw Teunissen over schadelijke subsidies. Welke concrete stappen gaan wij zelf zetten om investeringen met negatieve effecten uit te bannen? Wij ondernemen eigenlijk best veel. Wij hebben de bijdrage uit het coalitieakkoord van 25 miljard voor versterking van de nationale biodiversiteit. We doen onderzoek naar mogelijk schadelijke effecten van de subsidies binnen het Ministerie van LNV. We werken samen met de financiële sector om schadelijke investeringen inzichtelijk te maken en terug te dringen. En wij leveren een grotere bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking via een verhoogde bijdrage aan de GEF. Op die manier zetten wij daarop in.

Maar zijn wij ook bereid om met andere ministeries te kijken hoe het zit met hun subsidies? Ik ben op dit moment zelf samen met RVO aan het bekijken welke kennis al beschikbaar is en waar nog nader onderzoek noodzakelijk is. Dat onderzoek heb ik eind dit jaar klaar. Dan zal ik dat ook delen. Ik zal overleggen met collega-Minister Bruins Slot of wij kunnen kijken naar de subsidies en de effecten daarvan van andere ministeries. Dat lijkt mij de meest zuivere lijn.

De heer De Groot vroeg of een biodiversiteitsgezant geen mooi idee zou zijn. Ik vind het ontzettend belangrijk dat biodiversiteit heel veel aandacht krijgt. Daarom is het belangrijk om dat integraal te benaderen, dus ook met water en klimaat. De Nederlandse klimaatgezant zet zich bijvoorbeeld in voor het bevorderen van natuurlijke oplossingen die bijdragen aan het tegengaan van klimaatveranderingen. Wij nemen het idee mee in de opvolging van de uitkomsten van Kunming. Ik doe dat in overleg met mijn collega's voor Buitenlandse Handel, van Economische Zaken en Klimaat, en van Infrastructuur en Waterstaat. Dan kom ik daar graag later op terug. Ik wil het even goed bekijken in overleg met de collega's, want het moet wel echt een meerwaarde hebben.

Wat is de bijdrage van Nederland aan het Nagoya Protocol, is een vraag van D66. Nederland zet zich in voor het behalen van alle drie de doelen van het VN-Biodiversiteitsverdrag. Het derde doel gaat over toegang tot en verdeling van voordelen. Dat is uitgewerkt in dit protocol, waarnaar de heer De Groot verwijst. Wij hebben dat geratificeerd, alsook de andere 132 landen. De regels uit het protocol gelden sinds 2014. Wij hebben in 2016 de Wet implementatie Nagoya Protocol aangenomen. Daardoor is er vanaf die datum toezicht op het zorgvuldig gebruik van genetisch materiaal in Nederland. De NVWA houdt hier toezicht op. Alle nationale stakeholders komen een aantal keren bijeen voor een update en ook voor uitwisselingen met mijn departement. Dat was het stapeltje proces, voorzitter.

De voorzitter:

Dat was het blokje inhoud.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dat was inderdaad het blokje inhoud. Excuses! Ik moet heel eerlijk toegeven dat de blokjes inhoud en proces en de scheiding en ordening nog aan kracht kunnen winnen.

De voorzitter:

Schurende dilemma's! Ik kijk even of een van de collega's nog een interruptie heeft.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Misschien was ik even afgedwaald, maar het ging mij om het budget voor de bescherming van natuur in ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

Daar gaat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zo meteen op in. U kijkt mij een beetje ongelovig aan. Dat is ook een schurend dilemma.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik dacht: zal ik nog een vraag stellen, want ik heb nog wel een vraag?

De voorzitter:

Als u een interruptie wilt plegen op deze Minister, ga uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het gaat nog over het IJsselmeer en het Markermeer. Ik heb het even opgezocht. Er is op 1 april 2019 een actieplan duurzame visserij IJsselmeer gemaakt. Dat geldt voor drie jaar. De Minister hoeft van mij nu geen antwoord te geven, maar die drie jaar zijn nu om en ik ben gewoon heel benieuwd hoe het ermee staat en of het succesvol is geweest. Het kwam namelijk en passant voorbij toen het ging over de natuur beschermen en natuurmaatregelen nemen.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Hier wordt op dit moment aan gewerkt. Dat is echt iets wat ik samen met de heer Staghouwer doe, gezien de portefeuilleverdeling.

De voorzitter:

Ik zie geen brandende vragen meer aan deze Minister. Dan ga ik over naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan uw leden voor de vragen en opmerkingen. Dit is de eerste keer dat ik met uw commissie in debat ga en ook de eerste keer dat ik überhaupt met de Kamer in gesprek ga over dit onderwerp. Het is hartstikke belangrijk, want biodiversiteit raakt aan heel veel onderwerpen waar ik mee bezig ben bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Eerst wil ik even iets zeggen over de samenhang met andere onderwerpen, want die is er natuurlijk echt nadrukkelijk. We hebben de klimaat-COP in Sharm el-Sheikh dit jaar en in Abu Dhabi volgend jaar, de VN-waterconferentie, die Nederland ook co-host in 2023 en de top in Kunming eind augustus. Daar kunnen we klimaat, biodiversiteit, water en adaptie-uitdagingen in samenhang oppakken. Dat is echt een holistische agenda, die voor armen wereldwijd van essentieel belang is.

Alle leden hebben het belang van actie tegen verlies van natuur en biodiversiteit benoemd. Collega Van der Wal heeft dat ook nog een keer gezegd. Dat onderschrijf ik ook. Want behalve de ecologische risico's die zijn benoemd, zijn er natuurlijk ook economische risico's van biodiversiteitsverlies en risico's voor de ontwikkelingsagenda. Voor de ontwikkelingsagenda zijn veerkrachtige ecosystemen echt van belang. Biodiversiteit is met vrijwel alle Sustainable Development Goals verbonden. Gezonde ecosystemen zijn wezenlijk voor schoon water, voedselproductie en klimaatadaptatie.

Als we het dan hebben over de inzet namens Nederland, kan ik daar, in aanvulling op collega Van der Wal, het volgende over zeggen. Biodiversiteit is natuurlijk ook voor de armste en meest kwetsbare groepen belangrijk, omdat zij voor hun levensonderhoud vaak van ecosysteemdiensten afhankelijk zijn. Biodiversiteitsverlies hoort daarbij. Dat is door verschillende oorzaken gedreven: door landbouw, verandering in landgebruik, exploitatie en klimaatverandering. Dat maakt dat het echt integraal moet worden aangepakt. Ik zie biodiversiteit daarom ook echt als een dwarsdoorsnijdend onderwerp in alle dingen waar ik mee bezig ben. Dat wil ik dus echt nadrukkelijk verbinden met onze inzet voor ontwikkelingssamenwerking op het gebied van water, voedselzekerheid, energie en klimaat. Dat is dat integraal benaderen, wat mijn collega zojuist ook benoemde. Met mainstreaming, zoals dat in goed Nederlands zo mooi gezegd kan worden, wil ik de komende jaren een structurele stijging van onze publieke bijdrage aan biodiversiteit realiseren.

Daarnaast heb ik besloten om onze bijdrage aan de Global Environment Facility te verhogen met 50% tot 124 miljoen euro voor de komende vier jaar. De Global Environment Facility, de GEF om het even af te korten, is het officiële uitvoeringskanaal van het Biodiversiteitsverdrag. Daarmee dient deze verhoging ook als signaal naar de COP-onderhandelingen. De heer De Groot vroeg ook naar de impasse. Ik denk dat deze verhoging helpt als een signaal daarnaartoe. De vorige week afgeronde middelenaanvulling van de GEF overall heeft geresulteerd in een aanzienlijke vergroting van het totale bedrag. Dat is vertrouwenwekkend. Ik hoop dat dat natuurlijk ook een positieve uitwerking heeft op de volgende onderhandelingen.

Ook het voornemen in Europees verband, van Europese Commissievoorzitter Von der Leyen, om de uitgaven aan biodiversiteit binnen de externe financiering van de EU te verdubbelen en de opname van de specifieke doelstelling voor biodiversiteit binnen NDICI zijn wat betreft ook welkom. Voor de kijkers thuis misschien: NDICI is het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Daar wordt biodiversiteit nu dus ook echt als specifieke doelstelling gebruikt. Volgens mij is dat hartstikke goed. Maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat ontwikkelingssamenwerking nooit genoeg zal zijn om het financieringsgat voor biodiversiteit te dichten. Ontwikkelingssamenwerking is een katalysator en beoogt primair het reduceren van armoede en ongelijkheid. Biodiversiteitsverlies is zonder meer relevant, net als gebrekkige gezondheidszorg, het tekort aan voedsel, ongelijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals water en ook andere dingen waar wij natuurlijk mee bezig zijn met onze ontwikkelingssamenwerking. Financiering van biodiversiteit zal dus echt langs alle bronnen en kanalen moeten gebeuren, primair ook via de private en financiële sector, waar collega Van der Wal ook al over sprak.

Ik ga dan meteen in op de vraag of wij ook bereid zijn een kwantitatief doel te stellen voor publieke en private stromen. Het raamwerk waarover al eerder is onderhandeld, bevat nu verschillende doelen voor het dichten van het financieringsgat: enerzijds 500 miljard via het afschaffen van slechte subsidies, zullen we dan maar even zeggen, dus redirect, repurpose, reform or eliminate incentives die biodiversiteit tegengaan, en 200 miljard aan echt nieuwe financiering, waarvan 10 miljard voor ontwikkelingssamenwerking. Een kwantitatief doel voor specifiek privaat is wel lastig, want dat hangt ook af van de markt en wij zitten niet in de bestuurskamer van bedrijven, maar ik ben het er echt mee eens dat het uit alle bronnen moet komen, dus publiek en privaat.

Dan was er nog een vraag of de bijdrage aan biodiversiteit niet ten koste kan gaan van het ODA-budget. Onze steun aan OS-landen is eigenlijk per definitie ODA, dus het valt daarmee al binnen het ODA-budget. Armoedebestrijding is het hoofddoel van OS, en daarom spreek ik juist over het mainstreamen van biodiversiteit binnen de bestaande en nieuwe OS-programma's op terreinen als voedselzekerheid en water. Op die manier doen we eigenlijk zowel aan armoedebestrijding als het verbeteren van de biodiversiteit.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Begrijp ik de Minister goed dat die verhoging, die extra middelen, dan bij het ODA-budget komen? Begrijp ik dat goed? En dan is mijn vraag gelijk: waar komen die extra middelen dan vandaan?

Minister Schreinemacher:

Dank u wel voor de vraag. Het zit gewoon nu al in het ODA-budget. Het komt niet boven op het ODA-budget.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Nog een korte vraag. Dan is het dus eigenlijk een verschuiving van middelen binnen het ODA-budget van de ene prioriteit naar de andere prioriteit, namelijk biodiversiteit.

Minister Schreinemacher:

Binnen het coalitieakkoord hebben wij een intensivering op opvang in de regio, klimaat en COVAX. Daar komt het dus onder andere uit. Het gaat naar klimaat en daarmee ook naar biodiversiteit.

Zou het goed zijn om de beloofde 16,5 miljard euro om ontbossing tegen te gaan te verankeren in het Biodiversiteitsverdrag? Het behoud van bossen is natuurlijk van cruciaal belang voor biodiversiteit, klimaat en ons eigen bestaan. Het Global Biodiversity Framework biedt een kader om de invulling van de Glasgow Leaders Declaration met betrekking tot het stoppen van ontbossing voor 2030 te ondersteunen. In de onderhandelingen over het raamwerk wordt bijvoorbeeld gesproken over doelen voor een ruimtelijk percentage beschermde gebieden en het duurzaam beheren van land. De in Glasgow gedane toezegging van 17 miljard, waarvan 12 publiek en 5 privaat, is wel in lijn met de Glasgow Leaders Declaration, maar is daar niet direct aan gekoppeld, want de samenstelling van de landen die dat hebben gedaan, is niet dezelfde. Die financiële toezegging is namelijk gedaan door een kleine groep donorlanden, waaronder Nederland, die daarvoor zeer diverse financieringsmiddelen en programma's gaan aanwenden en ten goede laten komen van de bossen.

Wil je dan ook afrekenbare tussendoelen? En hoe ga je de voortgang monitoren? De groep landen die die toezegging heeft gedaan, staat onder leiding van de COP-voorzitter, het VK, en is in gesprek over de inrichting van een jaarlijkse rapportagesystematiek. Er wordt dus wel jaarlijks gerapporteerd en op die manier kan je ook zien wat de voortgang is. Daardoor is een verankering in het Global Biodiversity Framework op dit moment niet echt nodig.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dat is toch eigenlijk een beetje te simpel. Als je een doelstelling afspreekt en je gaat monitoren op die doelstelling, waar monitor je dan in de tussentijd op? Zonder concrete afrekenbare tussendoelen kun je eigenlijk niet goed ... Je kan wel iets monitoren over de stand van de bossen, maar is de Minister het mij eens dat het enorm zou helpen als we in het Biodiversiteitsverdrag concrete afrekenbare tussendoelen zouden hebben, zodat we ook effectief kunnen monitoren of we richting dat doel gaan? Gaan we nou echt dat doel halen om de ontbossing in 2030 te stoppen?

Minister Schreinemacher:

Ik weet niet of er voor die tussendoelen genoeg draagvlak zou zijn binnen de partijen die meeonderhandelen. Maar ik vind het prima om daarnaar te kijken, want ik begrijp de vraag van mevrouw Teunissen goed. Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn even op terugkom?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Heel graag. Ik zou over dat «genoeg draagvlak» willen zeggen: Nederland kan een proactieve rol in de EU pakken en echt gaan pleiten voor die afrekenbare doelen. Ik zou daar dus ook echt ... Nou, ik ben heel benieuwd hoe de Minister daar in tweede termijn naar blijkt te kijken.

De voorzitter:

De Minister komt daar in de tweede termijn op terug. De heer De Groot heeft ook een interruptie.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Toch een beetje in deze lijn. Ik heb de motie-Jetten/De Groot (21501–20, nr. 1440) er even bij gepakt. Daarin wordt de regering verzocht zich in toen nog Beijing in te zetten voor ambitieuze en bindende doelstellingen. Die ambitie zie ik, maar de achtergrond van die motie is dus dat in 2010 is afgesproken dat in 2020 de achteruitgang in biodiversiteit zou zijn gestopt. Dat was ook een hele ambitieuze doelstelling. Wat gaat er nou voor zorgen dat er nu wel bindende doelstellingen komen? Wat gaat Nederland daar, uiteraard in Europees verband, echt aan doen? Anders moeten we over tien jaar weer concluderen dat we wel de ambitie hadden, maar dat het niet is gelukt.

Minister Schreinemacher:

In antwoord op die vraag kan ik zeggen dat Nederland zich daar echt voor zal inzetten, maar we zijn ook afhankelijk van de landen waarmee we onderhandelen. Ik zei dat ook een beetje in de richting van mevrouw Teunissen, want we hebben te maken met landen als Brazilië. En het wordt lastig om die aan boord te krijgen als het gaat over dat soort doelen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Maar dan komt, denk ik, ook een ander deel van uw portefeuille in beeld, want het is nu echt menens. Het is echt nu of nooit. Dat geldt niet alleen voor Nederland maar wereldwijd. Natuurlijk hebben we nu een regime in Brazilië waardoor die ontbossing nog wordt versneld. Europa heeft dan mooie voorstellen en zegt: wij willen geen ontbossingsproducten meer. Maar is dat dan niet een reden om te zeggen «we gaan dan in Europa ook kijken naar sancties»? Moeten we niet gaan kijken naar het regime? Moeten we niet echt alles, maar dan ook echt alles, uit de kast halen om te zorgen dat we deze doelstellingen gaan halen, goedschiks dan wel kwaadschiks? Dit is namelijk wel echt waar het nu over moet gaan en dat kan niet met business as usual.

Minister Schreinemacher:

Dat ben ik met de heer De Groot eens. Het is inderdaad heel belangrijk dat wij daarop inzetten. Zoals u misschien weet, ben ik op dit moment bezig met een nota voor het nieuwe BHOS-beleid, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en daarin zal deze ambitieuze inzet op het gebied van ontbossing in worden opgenomen. We zijn hier inderdaad hard mee bezig bij elk handelsverdrag en bij elk overleg waaraan twee of meer partijen deelnemen. Nederland is echt een voorvechter, ook binnen de EU, om de EU aan te sporen om daarop in te zetten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, Minister.

Minister Schreinemacher:

Dan ben ik toch nog even geholpen bij het antwoord op de vraag van mevrouw Teunissen over het Global Biodiversity Framework. Dat gaat dus gepaard met een monitoringraamwerk. Het bestaat uit vier doelen voor 2050 en 21 doelen voor 2030. Die laatste zijn de tussendoelen, maar er zijn dus geen aparte indicatoren op bossen. Het gaat dus veel breder dan alleen over bossen, namelijk over ecosystemen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb specifiek gevraagd naar de doelstelling uit Glasgow om in 2030 een einde te maken aan ontbossing. Als je dan niet tussendoor gaat monitoren met behulp van concrete en afrekenbare doelen, dan zullen we straks in 2030 moeten constateren: we hebben gemonitord, maar er is nog steeds geen eind gemaakt aan de ontbossing. Dat is mijn punt en ik wil de Minister vragen om een extra inspanning te leveren om tot afrekenbare tussendoelen te komen. Ik wil haar vragen om zich daarvoor optimaal in te zetten binnen Europa en binnen de onderhandelingen over het Biodiversiteitsverdrag.

Minister Schreinemacher:

Ja, we zullen tijdens de onderhandelingen zeker inzetten op tussendoelen voor 2030. Dus dat is een toezegging aan mevrouw Teunissen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ben natuurlijk heel blij dat de Minister dat toezegt. Ik vind dat heel goed nieuws. Ik zou dan te zijner tijd wel helder willen krijgen hoe die tussendoelen eruitzien en wat de Minister voor ogen heeft. Als zij de Kamer daarover zou kunnen informeren in een brief, te zijner tijd maar het liefst nog voor de komende onderhandelingen, dan zou dat heel fijn zijn.

Minister Schreinemacher:

Ja, dat zullen we doen en dan informeren we u ook over het draagvlak dat daarvoor bestaat.

Dan de laatste vraag, voor zover ik die heb genoteerd. Die gaat over het mechanisme om banken, multinationals en grote investeerders te laten bijdragen of impact te laten hebben op de natuur. Dat was een vraag van GroenLinks. Hoe krijgen we daar transparantie over? Nederland is een coredonor van en een gastland voor de World Benchmarking Alliance. Deze internationale en onafhankelijke organisatie meet en vergelijkt de transparantie en duurzaamheidsprestaties van de 2.000 meest invloedrijke bedrijven wereldwijd. De organisatie publiceert die resultaten ook publiekelijk, met ranglijsten daarbij. Deze informatie wordt vervolgens door beleggers, overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven zelf gebruikt om met bedrijven die ondermaats presteren in gesprek te gaan en ze aan te zetten tot verbetering.

De World Benchmarking Alliance heeft met steun van onder andere Nederland een methode ontwikkeld om duurzaamheidsprestaties van bedrijven op het vlak van klimaat, natuur, biodiversiteit en mensenrechten te kunnen meten en vergelijken. Van de 2.000 bedrijven die door de WBA worden beoordeeld, zijn er 45 in Nederland gevestigd. Eind dit jaar publiceert de WBA de eerste ranglijst die specifiek gericht is op natuur en biodiversiteit, en een ranglijst waarin wordt gekeken naar de duurzaamheidsprestaties van financiële instellingen met een focus op klimaat, biodiversiteit en mensenrechten. Van die financiële instellingen zijn er tien Nederlands.

De voorzitter:

Ik kijk rond. Ik zie geen interrupties meer. Dan gaan we over ... Althans, ik vraag aan de leden of ze behoefte hebben aan een tweede termijn. Dat is het geval. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer De Groot. Hij heeft ongeveer twee minuten de tijd.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen. Goed om te zien dat die ambitie er is. Dat is ook noodzakelijk, wereldwijd. Er is wel zorg bij de fractie van D66 over hoe meetbaar, hoe bindend het kan worden. Ik begrijp natuurlijk dat daar ook andere lidstaten voor nodig zijn, maar ik roep toch zeker de Minister voor Buitenlandse Handel op om die portefeuille daar ook in te zetten. Dus de carrot and the stick, de wortel en de stok, op z'n Nederlands. Kijkt u daar dus creatief naar uw portefeuille, ook vanuit het oogpunt van voedselzekerheid dat u heeft genoemd. Als landbouwwoordvoerder zeg ik altijd: de basis voor internationale stabiliteit, ook bij migratie, ligt gewoon in een gezonde landbouwproductie voor de mensen. Want van daaruit kun je ook werken aan gelijkheid en aan thema's als armoede, die de Minister noemde.

Ik wil de Minister voor Klimaat en Natuur ook danken voor de beantwoording. Dank voor de ...

De voorzitter:

Klimaat?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik bedoel de Minister voor Natuur en Stikstof. Ik hoor dat er gezegd wordt dat we integraal denken. Ja, precies: we denken allemaal integraal.

Dan de passende delegatie. Het is toch heel fijn dat u met die boodschap naar AZ gaat, want dat is, denk ik, wel het signaal dat we daarmee kunnen afgeven. Wanneer horen we daarover?

Dan de klimaatgezant. Fijn dat u daar met een welwillende blik naar wilt kijken in, als ik het goed heb begrepen, de aanloop naar Kunming. Misschien kunt u toch nog even concreet aangeven wanneer u daarop terugkomt.

Tot slot ben ik toch nog wel een beetje benieuwd hoe het nou zit met de instandhoudingsdoelen voor het IJsselmeer. De Minister verwijst naar de Waddenzee – die discussie ken ik – maar het IJsselmeer en het Markermeer lijken een beetje een ondergeschoven kindje. Dus we horen daar graag wat meer over.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Teunissen. Zij spreekt namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil de bewindspersonen hartelijk danken voor de beantwoording. Nogmaals, ik ben erg blij met de toezegging over de afrekenbare tussendoelen, namelijk dat Nederland zich ervoor inzet om ontbossing ook daadwerkelijk in 2030 te stoppen. Ik ben ook blij met de toezegging van de Minister voor Natuur dat zij gaat overleggen met Minister Slot over de subsidies en of we ook bij andere ministeries kunnen inventariseren of er sprake is van subsidies die schadelijk zijn voor de biodiversiteit. Ik vroeg me ook af wanneer we daar meer over kunnen horen.

Voorzitter. Over het volgende ben ik toch wel iets minder tevreden. Ik vind dat de proactieve inzet van Nederland ontbreekt als het gaat om de transitie naar een meer plantaardig dieet en dat we ook als Nederland echt actief richting de EU ertoe moeten oproepen om dat op te nemen in het Biodiversiteitsverdrag. De impact van de intensieve veehouderij op het biodiversiteitsverlies wereldwijd is enorm. Als dat niet in het Biodiversiteitsverdrag komt, is dat echt wel een omissie. Daarom wil ik een tweeminutendebat aanvragen om alsnog die oproep te doen en de Kamer daar een uitspraak over te laten doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Even voor het verslag: het is Minister Bruins Slot.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Excuus, voorzitter. Dat wist ik wel, maar het is goed dat u het benoemt.

De voorzitter:

Dat is mooi. Dan weten we het nu allemaal. Ik geef het woord aan de heer Van Campen. Hij spreekt namens de VVD en het CDA, heb ik begrepen.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De koploperspositie van Nederland in het kader van het VN-Biodiversiteitsverdrag is gepast en noodzakelijk, niet alleen omdat we de doelstellingen die we in ons eigen land hoog hebben met betrekking tot het bereiken van de balans van economie en natuur, maar ook omdat we de verplichtingen die we in het verleden zijn aangegaan moeten nakomen. Die is ook gepast en noodzakelijk voor de natuur, maar ook voor de eerlijke handelspositie en het gelijke speelveld van Nederlandse ondernemers en Nederlandse boeren. We zijn blij met de beantwoording door het kabinet dat ook dat gelijke speelveld voor het kabinet een belangrijk accent is om de inzet bij dit verdrag ook op deze wijze te wegen.

Toch nog een voorzichtige vraag, die voortkomt uit een zorg die weer voortkomt uit de verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de stikstofcrisis waar we nu tegen aanlopen. Op dit moment wordt de Europese biodiversiteitsstrategie uitgewerkt in beleids- en wetsvoorstellen. Ik zou de Minister voor Natuur en Stikstof toch willen vragen welke voorstellen de Kamer wanneer tegemoet kan zien om met elkaar van gedachten te kunnen wisselen over hoe dat op een goede manier gaat landen. De Minister benoemde de 27% beschermde natuur op land. Als de doelstellingen 30% zijn, vraagt dat dus toch nog een aanvulling. We hebben in maart een rapport gekregen van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dat adviseert die areaaluitbreiding. Geleerd hebbende van het verleden hecht mijn fractie eraan om dat op zorgvuldige wijze te bespreken hier in de Kamer. Dus die vraag nog aan de Minister in eerste instantie.

Tot slot nog een vraag gericht op de objectieve ecologische criteria. Het kabinet schrijft dat die worden opgesteld in het kader van de Europese biodiversiteitsstrategie. Ook hier, voortvloeiend uit mijn eerste vraag, stel ik de vraag hoe de Kamer hierin wordt meegenomen en betrokken. Hoe kunnen wij daar ook in de commissie met elkaar het gesprek over blijven voeren?

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bromet. Zij spreekt namens GroenLinks, PvdA, ChristenUnie en Volt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben eigenlijk heel tevreden met de antwoorden. Dank daarvoor. Uit het vervolg zal moeten blijken hoe het gaat.

Ik ben ook blij met de antwoorden van Minister van der Wal over de voorbeeldfunctie, die ik ook heel belangrijk vind. Als we andere landen de maat nemen, dan moeten we het zelf ook goed doen. Wordt ook vervolgd.

Voorzitter. Ik zou u willen vragen om mij te verexcuseren, want ik zit ook nog in een ander debat, over het referendum. Dus ik ga nu weg.

De voorzitter:

Dat is duidelijk. Dank u wel.

Ik kijk de Ministers even aan. Ja, zij gaan gelijk over tot de beantwoording. Het woord is aan mevrouw Van der Wal.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Voorzitter, dank. De passende delegatie: wanneer? Ik kan die deze week nog bespreken met AZ. Dat is geen probleem. Het probleem is wel dat ik niet namens AZ kan zeggen wanneer zij antwoord kunnen geven. Dat maakt dat ik het ingewikkeld vind om daar iets op te zeggen. Maar ik verwacht toch dat daar op korte termijn duidelijkheid over moet kunnen zijn. Dan zullen wij uw Kamer daarover informeren.

Ten aanzien van het punt van D66 en de informatie rondom de gezant: dat is ná Kunming, zoals ik ook had gezegd in mijn eerste termijn.

Ten aanzien van de instandhoudingsdoelen en dergelijke rondom het IJsselmeer: ik wil blijven benadrukken dat Rijkswaterstaat hierin voortouwnemer is, ook in deze gebieden. Maar de doelen en de maatregelen zijn gewoon vastgelegd in de beheerplannen die horen bij deze gebieden.

Dan heb ik de vraag van mevrouw Teunissen over het overleg met Minister Bruins Slot. Ik denk dat een maand een realistische termijn moet zijn om dat te kunnen bespreken. Dan gaan we echt even kijken of het überhaupt haalbaar is en wat het betekent. Ik zeg dus niet dat we het gaan doen. Ik ga met haar bespreken of dit haalbaar is en, zo ja, hoe.

Ten aanzien van het plantaardig dieet wil ik nog wel benadrukken dat wij in de onderhandelingen inzetten op duurzame consumptie. Ik weet niet of ik mevrouw Teunissen daarmee op andere gedachten breng als het gaat om een tweeminutendebat, maar daar ga ik niet over. Dat is ook niet mijn doel. We zetten echt vol in op duurzame consumptie. Maar landen kunnen zelf invulling geven aan de wijze waarop ze dat doen. Daar gaan wij simpelweg niet over. De inzet op een plantaardig dieet lijkt gewoon niet haalbaar, bij andere landen niet en ook niet bij EU-landen. Dat is wat het is.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Toch een korte reactie. De inzet op duurzame consumptie is niet hetzelfde als de inzet op de transitie naar een plantaardig dieet. De wetenschap is er heel duidelijk over dat we niet zo kunnen doorgaan, dat we niet kunnen doorgaan met de huidige manier van landbouw bedrijven. En dat die transitie er moet komen in het belang van biodiversiteit en klimaat, dat staat zo'n beetje bovenaan in alle IPCC-rapporten, in alle biodiversiteitsverliesrapporten die we de afgelopen tijd hebben gezien. De Minister zegt dat het haar niet haalbaar lijkt. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat die transitie lange tijd in de taboesfeer heeft gezeten. Die zit daar voor een groot deel nog steeds in. Dat is wat wij hier ook proberen te doorbreken. Daarom hecht ik eraan dat we een voorstel doen waarin staat dat Nederland wil inzetten op een transitie naar een meer plantaardig voedselsysteem. Natuurlijk kan dat een inzet zijn. En als we het daarmee uit die taboesfeer kunnen brengen, kunnen we daarmee juist een hele mooie stap vooruit doen in het belang van de biodiversiteit.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Wij gaan er niet over hoe andere lidstaten dit doen. Daar is simpelweg weinig draagvlak voor. Mevrouw Teunissen heeft het over de transitie die nodig is, in één keer van de kelder naar de zolder en taboes willen doorbreken. Ik kies liever voor het stap voor stap creëren van een draagvlak en het zo in gang zetten van die transitie. Want met dit soort thema's creëren we weerstand. En waar we naar op zoek zijn, is draagvlak. En dat je er uiteindelijk komt – misschien ben ik dat wel eens met mevrouw Teunissen – daar gaat het niet om. Het gaat om de vraag hoe je er komt. Ik geloof in een transitie middels het vanuit een draagvlak steeds gezamenlijk een stap verder zetten. Daarom zetten wij volop in op duurzame consumptie, want vanuit dat bredere kader kunnen we draagvlak zoeken en gezamenlijk weer een stap zetten. Dat brengt ons uiteindelijk eerder bij onze doelstellingen op het gebied van biodiversiteit. Dat is de visie van waaruit we werken en proberen om dat wiel niet alleen draaiende te krijgen voor Nederland, maar ook in Europa en ook mondiaal.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Als je taboes wilt doorbreken, moet je soms ook voorloper durven zijn. De urgentie van de biodiversiteitscrisis brengt met zich mee dat we nou eenmaal die kant op moeten. Dan vind ik het niet enorm radicaal en controversieel om voor te stellen dat wij ons als Nederland ervoor inzetten om wereldwijd richting een meer plantaardig dieet te gaan. En als we dat stapje al niet eens kunnen zetten, dan ga ik me nog meer zorgen maken over de biodiversiteitscrisis. Ik wil hiermee maar even kort zeggen dat ik mijn verzoek handhaaf om een tweeminutendebat te houden.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dan heb ik de vraag: welke voorstellen en wanneer? Er komt na de zomer een BNC-fiche met betrekking tot biodiversiteitsstrategie. En ten aanzien van de gebiedsbescherming is eind dit jaar de pledge, zoals dat heet op z'n goed Gelders, zeg ik er dan maar bij.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, dat spreekt de voorzitter aan, Gelderse taal. Ik geef het woord aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Aan mij waren eigenlijk geen vragen meer gericht. Er was alleen nog een opmerking van de heer De Groot over het belang van voedselzekerheid bij de ontwikkeling van de minst ontwikkelde landen en het tegengaan van extreme armoede. Dat ben ik helemaal met de heer De Groot eens. Dat zal ook zeker een plek krijgen in het nieuwe BHOS-beleid en in de nota die voor de zomer naar uw Kamer zal komen. Dus dank daarvoor.

De voorzitter:

Dank. Ik zie dat er een interruptie is van de heer De Groot. Kort, graag.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat is heel mooi. Ik kijk uit naar die nota. Ik ben geen woordvoerder, maar ik lees graag mee. Toch nog even het volgende. Ik vroeg of u ook bereid bent om de rest van de portefeuille in te zetten. De wortel en de stok, hè. Kunt u daar nog op reflecteren?

Minister Schreinemacher:

Ja, dat is iets wat we ook in Europees verband doen. Op dit moment worden in alle handelsakkoorden steeds meer duurzaamheidshoofdstukken – ik wil zeggen «included», maar ik zoek naar het Nederlandse woord – opgenomen. Handelsakkoorden kunnen ook barrières wegnemen voor groene handel en investeringen. Volgens mij is het juist zo dat we met die handelsverdragen onze Europese standaarden kunnen exporteren. Zo kunnen we ervoor zorgen dat er dus ook op andere plekken in de wereld duurzamer wordt verbouwd, met betere standaarden. Nederland heeft zich de afgelopen jaren in EU-verband ook ingezet voor ambitieuze afspraken over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden, bijvoorbeeld dat verdragspartijen hun toezegging onder het biodiversiteitsakkoord herbevestigen. Momenteel is men in Brussel bezig met een herziening van deze duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden. De Europese Commissie komt daar deze zomer mee. Daar is Nederland ook echt een aanjager in. Dat zullen we ook blijven.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de Minister van der Wal nog even in de rebound wil.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja, voorzitter. Aangezien inhoud en proces toch al zo door elkaar lopen deze avond, dacht ik: deze durf ik ook nog wel even aan. Ik dacht: dan heeft de heer De Groot misschien nog even de kans om te reageren, voordat u naar de toezeggingen gaat. Ik wil nog even terugkomen op de toezegging ten aanzien van natuur in Caribisch Nederland. Ik vind nog wel belangrijk om daarbij op te merken dat dat met inachtneming is van de staatsrechtelijke verhoudingen. Caribisch Nederland heeft hier natuurlijk ook zelf een rol in. Dat kader moet ik dus wel meenemen in dit verzoek. Dat leek mij, voor alle zorgvuldigheid, nog wel netjes om even te vermelden.

De voorzitter:

Dank, zeg ik tegen de Minister. Nodigt dat de heer De Groot nog uit om daar iets over te zeggen? Weet u het echt zeker?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat begrijp ik. Dat is altijd een heel gevoelige kwestie. Alleen, het ontslaat ons niet van de noodzaak tot meedenken met die landen om te kijken of we het grootste natuurgebied van Nederland, van het Koninkrijk der Nederlanden, toch beter kunnen gaan beschermen dan we nu doen, zoals we ook hebben afgesproken in het coalitieakkoord.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag meer. Ik ga over naar de toezeggingen. Wil iedereen daar nog even aandacht voor hebben?

  • Aan de heer De Groot is toegezegd dat de Minister voor Natuur en Stikstof in kaart laat brengen wat de consequenties zouden zijn van het aanwijzen van de natuur in Caribisch Nederland als ultraperifeer gebied, waarbij ook eventueel andere opties worden meegenomen, met inachtneming van de staatsrechtelijk juridische verhoudingen.

Op welke termijn denkt u dat te gaan doen?

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Dat doe ik uiterlijk in het najaar.

De voorzitter:

Najaar 2022. Dat nodigt de heer De Groot uit.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

We hebben hier een geschiedenis. Daar kan deze Minister niets aan doen. Maar dat natuurbeleidsplan is al ongeveer drie of vier jaar te laat gekomen. Mag ik daarbij toch aandringen op spoed? Ik zou de toezegging toch ietsje breder willen begrijpen, omdat het bij de aanwijzing als ultraperifeer gebied eigenlijk ging om de vraag hoe je het beschermingsregime daar, analoog aan dat in Europa, toch wat kunt versterken. Mag de toezegging in die zin wat breder? Want anders is het alleen maar een aanwijzing als gebied. Het ging uiteindelijk om het beschermingsregime.

Minister Van der Wal-Zeggelink:

Ja, en hoe gaan we ook daar de doelen zeker halen en de staat van de instandhouding van de natuur borgen? Dat regelen we deels via het Natuurbeleidsplan, waar we nu echt, echt oprecht mee bezig zijn. In die zin zeg ik dus ja. Maar nogmaals, dit is echt geen eenvoudige vraag.

De voorzitter:

  • Aan de heer De Groot is toegezegd dat de Minister voor Natuur en Stikstof voor het einde van dit jaar de uitkomsten deelt van het onderzoek naar subsidies van het Ministerie van LNV die mogelijk schadelijk zijn voor natuur en biodiversiteit. Er zal worden overlegd met de Minister van Binnenlandse Zaken of dergelijk onderzoek ook door andere Ministers kan worden uitgevoerd; dit zal binnen een maand worden besproken.

  • Aan mevrouw Teunissen is toegezegd dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de Kamer zal informeren over de inzet voor het opnemen van tussendoelen op het punt van ontbossing in het biodiversiteitsverdrag en over het draagvlak hiervoor bij andere landen. Dat is uiteraard afhankelijk van dat overleg; het is dus wat moeilijker om daar een termijn aan te hangen.

  • Aan de heer De Groot is toegezegd dat de Minister voor Natuur en Stikstof de Kamer op korte termijn zal informeren over de passende samenstelling van de delegatie voor de biodiversiteitstop in Kunming.

  • Aan de heer De Groot is toegezegd dat de Kamer na de biodiversiteitstop in Kunming zal worden geïnformeerd over de mogelijke inzet van een biodiversiteitsgezant.

  • Na de zomer komt er een BNC-fiche over de voorstellen die volgen uit de Europese Biodiversiteitsstrategie.

Afrondend: het tweeminutendebat zal worden aangemeld, met als eerste spreker mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Ik zie dat er verder geen opmerkingen zijn. Dan sluit ik bij dezen de vergadering, met dankzegging aan alle aanwezigen.

Sluiting 20.47 uur.

Naar boven