26 396
Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

nr. 54
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2006

De separaat aangeboden commercieel vertrouwelijke brief d.d. 24 mei 2006 met financiële informatie bij de zevende jaarrapportage project «Vervanging Pantservoertuigen» is ter vertrouwelijkeinzage, alleen voor de leden, gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede KamerIn bijlage bied ik u aan de zevende jaarrapportage over het project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR». Hierin is tevens opgenomen de negende halfjaarrapportage over het deelproject «Groot Pantserwielvoertuig (PWV)».

De rapportage beschrijft de stand van zaken per 31 december 2005 en sluit aan op de zesde jaarrapportage van 03 juni 2005 (Kamerstuk 26 396, nr. 46) en op de achtste halfjaarrapportage PWV van 29 september 2005 (Kamerstuk 26 396, nr. 48).

Vanwege de leesbaarheid en inzichtelijkheid is op enkele punten de gebruikte terminologie en de indeling gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaarrapportages.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

ZEVENDE JAARRAPPORTAGE OVER HET PROJECT «VERVANGING PANTSERVOERTUIGEN M577 EN YPR» naar de stand van 31 december 2005

Inleiding

Het project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR» is door de Kamer op 26 juni 1997 aangewezen als zogenaamd «groot project». In dat kader ontvangt de Kamer jaarlijks een voortgangsrapportage. Deze rapportage beschrijft de stand van zaken per 31 december 2005.

Deelprojecten

Het project is onderverdeeld in drie deelprojecten:

– Het klein pantserwielvoertuig, dat een afgeleide versie is van de Fennek LVB (licht verkennings- en bewakingsvoertuig) en wordt geleverd in de uitvoeringen Fennek MRAT (Medium Range Anti-Tank) en Fennek AD (Algemene Dienst);

– Het infanteriegevechtsvoertuig (IGV) en;

– Het groot pantserwielvoertuig (PWV), dat samen met Duitsland wordt ontwikkeld. Dit voertuig wordt internationaal aangeduid als de «Boxer».

In 2005 is de Kamer regelmatig geïnformeerd over de ontwikkelingen rond deze drie deelprojecten (Kamerstukken 26 396, nr. 43 tot en met nr. 51). Deze jaarrapportage beperkt zich derhalve tot de hoofdlijnen en enkele actuele ontwikkelingen.

Behoeftestelling

Klein pantserwielvoertuig. De operationele behoefte aan kleine pantserwielvoertuigen is ongewijzigd ten opzichte van de vorige jaarrapportage. Er worden 96 Fennek MRAT-voertuigen en 112 Fennek AD-voertuigen verworven (totaal 208). De AD versie kent meerdere toepassingen, zo worden onder andere 18 Fennek AD-voertuigen geschikt gemaakt als platform voor het Stinger-wapensysteem. Hiervoor is in september 2005 een overeenkomst gesloten met de firma Krauss-Maffei Wegman (KMW). Ook wordt een aantal Fennek AD-voertuigen geschikt gemaakt voor het transport van lichte mortieren.

Infanteriegevechtsvoertuig. De behoefte aan IGV’s is ongewijzigd ten opzichte van de vorige jaarrapportage en bedraagt 200 voertuigen. Inmiddels worden 184 Zweedse CV-90’s aangeschaft. De behoefte aan 16 IGV-bergingsvoertuigen – aanvankelijk als deelbehoefte van het IGV-project – wordt tot 2015 ingevuld met overtollige Leopard-I bergingstanks.

Groot pantserwielvoertuig. Er bestaat behoefte aan vijf typen van het PWV: een commandovoertuig, een «battlefield damage repair» (BDR)-voertuig, een gewondentransportvoertuig, een vrachtvoertuig en een genievoertuig. De gestelde behoefte bedraagt in totaal 257 voertuigen, waarvan 200 in de plannen zijn opgenomen. De verdeling van de diverse typen voertuigen binnen de serie van 200 is in november 2005 gewijzigd voor een betere aansluiting op de behoefte. De BDR-versie, die aanvankelijk deel uitmaakte van de serie van 200, is doorgeschoven naar later en de genieversie, alsmede een vrachtversie met commandovoeringsvoorzieningen (Cargo C2), die aanvankelijk deel uitmaakten van de overige 57, zijn hierin opgenomen. De invulling van de 57 overige voertuigen is, mede in het licht van het beschikbare budget, nog onderwerp van studie.

Planning en voortgang

Klein pantserwielvoertuig. In juli 2004 is het Fennek-contract met de Arbeitsgemeinschaft KMW – Special Products (SP) ontbonden, waarna met KMW een nieuw Fennek-contract is gesloten. Dit heeft, zowel bij de «oude» als «nieuwe» subcontractanten, nauwelijks tot problemen geleid. De Nederlandse industrie is bij het project betrokken, zoals de firma Dutch Defence Vehicle Systems (DDVS) (eigendom van KMW) en de firma Bayards Aluminium Constructions. De instroom van de Fennek loopt op dit moment volgens schema en zal in 2008 zijn afgerond. Inmiddels zijn 16 Fennek LVB ingestroomd bij de parate eenheden. De instroom van de Fennek MRAT staat gepland vanaf augustus 2006. In december 2006 worden de eerste Fennek’s AD ingevoerd.

Infanteriegevechtsvoertuig. Op 13 december 2004 is het hoofdcontract voor de levering van CV-90’s met de firma BAE Systems Hägglunds ondertekend. De voorbereiding van de verwerving van de rij-simulator en de uitbreiding van de TACTIS (Tactische «Indoor» Simulator) om de IGV-functionaliteit op te nemen, zijn in volle gang, evenals de verwerving van de eerste hoeveelheid IGV-munitie. De IGV-uitbreiding van TACTIS en de verwerving van de IGV rijsimulator kennen momenteel nog enkele onzekerheden waarvoor oplossingen worden voorbereid. Hiermee wordt voorkomen dat de voortgang wordt verstoord. Het CV-90-kwalificatieprogramma is in het tweede kwartaal van 2005 begonnen. Dat heeft een aantal verbetermaatregelen opgeleverd die bij het verdere kwalificatieproces zullen worden betrokken. Het kwalificatieproces loopt daardoor uit tot begin 2007, waardoor een overlap kan gaan ontstaan met de start van de leveringsperiode. Mogelijk loopt het kwalificatieproces nog enkele maanden verder uit. In dat geval zal de levering van de CV-90 enkele maanden later aanvangen. Het einde van de instroom in 2011 blijft naar verwachting ongewijzigd.

Groot pantserwielvoertuig. Het Verenigd Koninkrijk is op 23 november 2004 gestopt met het Boxer-project. In december 2004 is de Kamer geïnformeerd over de voortzetting van de ontwikkelingsfase door Duitsland en Nederland (kamerstuk 26 396, nr. 42).

Volgens het nieuwe ontwikkelingscontract zou het ARTEC-consortium uiterlijk in september 2005 een offerte uitbrengen op basis van de door Duitsland en Nederland in januari 2005 gestelde randvoorwaarden. Eind 2005 zou dan een keuze kunnen worden gemaakt voor doorgaan met voorbereiding van de seriematige productie van de Boxer of voor de verwervingsvoorbereiding met alternatieven. Zoals in december 2005 is gemeld (kamerstuk 26 396, nr. 51), is de ARTEC-offerte pas medio november 2005 ontvangen. Zowel Duitsland als Nederland beoordeelden de offerte als onbevredigend. Wel bood de offerte aanknopingspunten voor mogelijke verbeteringen. Duitsland en Nederland hebben daarop OCCAR verzocht om met ARTEC te onderhandelen over een lagere serieprijs.

ARTEC heeft midden februari 2006 een maximale serieprijs bepaald. Duitsland en Nederland vonden die prijs te hoog. Duitsland heeft op 23 februari 2006 aangegeven nog een poging te willen doen een lagere prijs te bedingen. Vanwege de goede verhoudingen met Duitsland zal Nederland dit ondersteunen.

De Duits-Nederlandse ontwikkeling van de Boxer wordt afgemaakt. Nederland gaat echter ook door met de voorbereidingen om op zo kort mogelijke termijn te onderhandelen over de alternatieven. De Kamer is daarover op 28 februari 2006 geïnformeerd (kamerstuk 26 396, nr. 53). Momenteel verricht de Auditdienst Defensie (ADD) onderzoek naar de prijsstelling van de Boxer. De uitkomst van dit onderzoek wordt afgewacht alvorens een besluit te nemen over de voortzetting van het project. De verwervingsvoorbereiding van de alternatieven kan naar verwachting echter niet in 2006 worden afgerond. Vooralsnog wordt de geplande instroom van het PWV vanaf 2010 tot 2015 hierdoor niet beïnvloed.

Investeringen en compensatie

Klein pantserwielvoertuig

Investeringen. Het budget voor de verwerving van 208 stuks Fenneks in de MRAT- en AD-uitvoeringen is € 189,4 miljoen, inclusief 19% BTW, prijspeil 2005. Met de ondertekening van het Fennek LVB-contract is hiervan € 170 miljoen, incl. BTW, prijspeil 2000 (€ 186,7 miljoen, incl. BTW, prijspeil 2005) verplicht. Het niet-verplichte deel is gereserveerd voor de transportkosten en als projectreserve.

Compensatie. De invulling van de contractuele «workshare» voor de Nederlandse industrie (minimaal 46%) is in 2004 gevalideerd door de Audit Dienst Defensie (ADD). De ADD heeft toen geconcludeerd dat het aandeel van de Nederlandse industrie 46,3% bedraagt.

Infanteriegevechtsvoertuig

Investeringen. Het IGV-projectbudget bedraagt in totaal € 995,5 miljoen (prijspeil 2005).

Compensatie. De firma BAE Systems Hägglunds compenseert 100% van het contract (€ 749 miljoen exclusief BTW) bij het Nederlandse bedrijfsleven. Daarvan was bij de ondertekening van het compensatiecontract tussen het ministerie van Economische Zaken en de firma Hägglunds al 36% daadwerkelijk ingevuld. Nederland gaat bijvoorbeeld de warmtebeeldkijker en de gecombineerde airconditionings- en NBC-installatie voor de CV-90 produceren. Ook worden de loopwielen en de complete loopwiel-samenstellen in Nederland gemaakt. BAE Systems Hägglunds heeft de Nederlandse firma Van Halteren Metaal B.V. geselecteerd voor de assemblage van het wapensysteem en de integratie daarvan in de CV-90. De eindconfiguratie voor enkele kleinere CV-90-onderdelen is kort geleden vast komen te staan. Het uitbestedingsproces voor de productie van deze onderdelen vindt momenteel plaats. Het Nederlandse MKB is hier nadrukkelijk bij betrokken.

Groot pantserwielvoertuig

Investeringen. Het budget voor de ontwikkelingsfase van het PWV bedraagt € 113 miljoen. Voor de initiële serie van 200 voertuigen is momenteel € 504 miljoen (prijspeil 2005 en inclusief 19% BTW) opgenomen in de financiële plannen. De financiering van de behoefte aan 57 extra voertuigen wordt momenteel onderzocht.

Compensatie. In november 2005 heeft OCCAR gemeld dat Nederland voor de ontwikkelingsfase van het PWV zijn «workshare»-verplichtingen nagenoeg geheel heeft gerealiseerd. De Nederlandse werkzaamheden aan het «Integrated Logistic Support» (ILS) van de Duitse versie zijn een groot deel daarvan. De Nederlandse financiële bijdrage aan de ontwikkeling van het PWV is via werkaandelen teruggevloeid naar de Nederlandse industrie.

Financiële vergelijking ten opzichte van de jaarrapportage 2004

In onderstaande tabel worden de huidige budgetten (zevende jaarrapportage) vergeleken met die van de zesde jaarrapportage.

 6e jaarrapportage (prijspeil 2004)7e jaarrapportage (prijspeil 2005)Verschil
Klein pantserwielvoertuig€ 187,4 miljoen€ 189,4 miljoen€ 2 miljoen
Infanteriegevechtsvoertuig€ 988 miljoen€ 995,5 miljoen€ 7,5 miljoen
Groot pantserwielvoertuig€ 617 miljoen€ 617 miljoen€ 0 miljoen

Klein pantserwielvoertuig. Het budget voor 2005 (prijspeil 2005) is met € 2 miljoen verhoogd vanwege prijspeilaanpassingen (€ 0,8 miljoen) en prijsstijgingen (€ 1,2 miljoen). Dit is nog niet verwerkt in de begroting 2006, waarin een budget van € 187,4 miljoen (prijspeil 2005) is opgenomen. De budgetophoging wordt alsnog verwerkt in de ontwerpbegroting van 2007 (OB 2007).

Infanteriegevechtsvoertuig. Het budget voor 2005 is verhoogd als gevolg van prijspeilaanpassingen (€ 10 miljoen) en verlaagd door het overhevelen van IGV-fondsen naar een gerelateerd infrastructuurproject voor de Tactische «Indoor» Simulator (€ 2,5 miljoen). De mutaties worden verwerkt in de OB 2007.

Groot pantserwielvoertuig. Het budget is ongewijzigd.

Voornaamste risico’s

Klein pantserwielvoertuig. De serieverificatie van de Fennek LVB is afgerond in het voorjaar van 2005. De verschillen tussen de Fennek LVB en de Fennek MRAT/AD zijn klein, zodat voor de laatstgenoemde tijdens de verificatie slechts een geringe kans is op grotere technische risico’s. Een aantal Fenneks wordt geschikt gemaakt als Stinger-platform of voor het transport van lichte mortieren. Deze configuraties zijn nog niet volledig ontwikkeld en moeten nog verder worden beproefd. Afhankelijk van de resultaten daarvan kunnen aanvullende behoeftes worden gesteld of zou een vertraging kunnen optreden. De kans daarop wordt gering geacht.

Infanteriegevechtsvoertuig. De kwalificatieperiode van het IGV loopt mogelijk enkele maanden vertraging op door de implementatie van de verbetermaatregelen. In voorkomend geval kan de overname van de eerste serievoertuigen enkele maanden later plaatsvinden, wat enige nadelige consequenties heeft, bijvoorbeeld voor de geplande omscholing. Indien de mogelijke vertraging beperkt blijft tot het eerste kwartaal van 2007 (circa 6 voertuigen), dan kan de achterstand nog dat jaar worden ingelopen. De tijdsmarges in de planning worden daardoor beperkt. Momenteel bestaat echter geen aanleiding de financiële planning aan te passen.

Groot pantserwielvoertuig.

Ontwikkelingsfase. In 2004 hebben de deelnemende landen en OCCAR de onderhoudbaarheid van bepaalde delen van het PWV geëvalueerd. Mede op basis van de resultaten is een aantal verbetermaatregelen uitgevoerd. In aanvulling daarop zouden in september 2005 logistieke vervolgbeproevingen aanvangen. In augustus 2005 hebben de deelnemende landen en OCCAR echter vastgesteld dat niet aan de gestelde randvoorwaarden was voldaan, waarop de logistieke beproevingen zijn uitgesteld. Hierdoor bestaat het risico dat de ontwikkelingsfase vertraagt.

Op verzoek van Nederland is besloten een «Consolidated Maintenability Investigation (CMI)» uit te voeren, teneinde de logistieke onderhoudbaarheid te betrekken in de besluitvorming over de voortzetting van het PWV-project. Deze CMI is in het 4e kwartaal van 2005 door Duitsland en Nederland uitgevoerd. Tijdens de CMI is een aantal significante problemen vastgesteld. ARTEC heeft medio februari 2006 in de herziene offerte mogelijke oplossingen voor de problemen aangedragen. Deze oplossingen moeten echter nog concreet worden gemaakt.

Naast bovenstaande risico’s, zijn tijdens de beproevingen in 2005 een aantal defecten geconstateerd, die technische aanpassingen vragen. Onder meer zijn defecten vastgesteld tijdens de beproevingen in de klimaatkamer, tijdens de uitgevoerde «Reliability Grow Test (RGT)» en tijdens beproevingen op het gebied van «Electro Magnetic Countermeasures» (EMC). Ook moet een aantal technische wijzigingen worden doorgevoerd om de veiligheid en ergonomie tijdens gebruik van het voertuig afdoende te waarborgen. Voor deze tekortkomingen zijn verbeteringen en herbeproevingen voorzien. Het risico bestaat echter dat deze maatregelen niet het juiste resultaat opleveren, waardoor de ontwikkelingsfase vertraagt en pas later in 2007 kan worden afgesloten.

Voortzetting van het project. Een eventuele alternatieve PWV-keuze kan gevolgen hebben voor de oorspronkelijke projectplanning. De operationele en technische eisen moeten namelijk worden bijgesteld om een competitie tussen de alternatieven mogelijk te maken. De consequenties van deze bijstellingen worden momenteel onderzocht. Tevens wordt de budgettaire inpasbaarheid van de alternatieven bezien. De verwervingsvoorbereiding voor de alternatieve oplossingen kan waarschijnlijk niet in 2006 worden afgerond. De start van de geplande instroom in 2010 blijft vooralsnog gehandhaafd.

Naar boven