26 396
Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

nr. 41
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 december 2004

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief inzake het project Infanteriegevechtsvoertuig (kamerstuk 26 396, nr. 40) en over de brief inzake aavullende investeringen (kamerstuk 29 800 X, nr. 18).

De staatssecretaris van Defensie heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 december 2004. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

Adjunct-griffier van de commissie,

Kok

Inleiding

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie van 22 november jongstleden over de C/D-brief van het project Infanteriegevechtsvoertuig (IGV) (Kamerstuk 26 396, nr. 40, d.d. 29 oktober jl.) en over dat deel van de brief «Verwerking aanvullende investeringen» (Kamerstuk 29 800 X, nr. 18, d.d. 18 november jl.), dat handelt over het project IGV.

Tevens ga ik aan het eind van deze antwoorden in op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 25 november jl. (uw kenmerk 99-def-2004) om een reactie op de brief van PSM te Kassel d.d. 18 november 2004.

Vragen en Antwoorden

1

Wat is het (te verwachten) leverschema voor de 200 infanteriegevechtsvoertuigen (IGV's)? Worden de voertuigen allemaal tegelijkertijd of in fasen geleverd?

Op basis van het contractueel vastgelegde leverschema zal de serie van 184 infanterie gevechtsvoertuigen vanaf begin 2007 tot medio 2010 worden geleverd. Uitgaande van dit leverschema zal de invoering bij de operationele eenheden begin 2008 aanvangen. Volgens planning worden 43 voertuigen in 2007 geleverd, 47 voertuigen in 2008, 53 voertuigen in 2009 en 41 voertuigen in 2010.

2

In hoeverre beperkt de keuze voor een 35 mm boordkanon de (toekomstige) uitwisseling van munitie en gezamenlijk voorraadbeheer met Europese- en NAVO-partners met vergelijkbare voertuigen met bewapening?

Vooralsnog zijn er geen partners die het 35 mm boordkanon voor hun gevechtsvoertuigen hebben gekozen. Noch binnen de EU noch binnen de Navo is overigens een «standaardkaliber» overeengekomen waaraan de lidstaten zich committeren. Ook in de toekomst ligt het, op basis van de nu bekende feiten en ontwikkelingen, niet in de verwachting dat standaardisatie zal plaatsvinden op één kaliber.

Bovendien moet worden opgemerkt dat ook al is het kaliber gelijk, niet alle munitie zonder meer uitwisselbaar en gekwalificeerd is voor gebruik in elk wapen. Daarnaast hangt de keuze voor een kaliber vaak samen met de eigenschappen en mogelijkheden van het voertuig (vooral het draagvermogen en het intern volume spelen daarbij een rol) en met de voorziene operationele inzet.

3

Kan de regering per type (PRI, PRCO en PRB) concreet aangeven waarom de behoefte gewijzigd is naar aanleiding van de reorganisatie van de pantserinfanteriebataljons? Draagt deze wijziging bij aan de voorziene kostenstijging van het totale project?

Als gevolg van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief 2003 worden de pantserinfanterie-eenheden herschikt over twee gemechaniseerde brigades. De drie pantserinfanteriebataljons á vier compagnieën reorganiseren daarbij tot vier bataljons met elk drie compagnieën. Hiertoe wordt de staf van het op te heffen tankbataljon omgevormd tot de staf van dit vierde pantserinfanteriebataljon. Voor deze bataljonsstaf is er de behoefte ontstaan aan twee extra PRCO voertuigen. Tegelijkertijd is besloten om het aantal bergingsvoertuigen bij het pantserinfanteriebataljon te verminderen en de algemene reserve enigszins aan te passen. De huidige aantallen zijn:

PRI150
PRCO34
PRB16 (deze behoefte wordt thans ingevuld met Leopard-1 bergingstank).

Het totaal aantal voertuigen (IGV plus Leopard-1 bergingstank) is per saldo gelijk gebleven en de stuksprijs van de PRI en de PRCO verschilt niet wezenlijk. Deze wijziging is daardoor niet van invloed op de voorziene kostenstijging.

4

Wat zijn in operationele zin (inzetbaarheid, flexibiliteit) de mogelijke consequenties van het verminderen van het aantal pantserpakketten en hoe wordt dit opgevangen?

Het aanbrengen van de pantserpakketten geschiedt afhankelijk van de dreiging voorafgaande aan daadwerkelijke operationele inzet. De pakketten zijn op onderdeelsniveau met de daar aanwezige middelen te (de)monteren. Daarmee is de operationele flexibiliteit gegarandeerd.

In operationele zin heeft het verminderen van het aantal pantserpakketten geen consequenties, aangezien het aantal pakketten overeenkomt met het (maximale) ambitieniveau zoals dat in de Prinsjesdagbrief 2003 voor gemechaniseerde eenheden is gedefinieerd (één brigade(taakgroep) met twee pantserinfanteriebataljons à 44 IGV-voertuigen). Hiermee is de inzetbaarheid gegarandeerd.

5, 6 en 7

Acht de regering het technisch mogelijk dat in de toekomst deze voertuigen met extra pantser tegen raketsystemen worden uitgerust? Zo ja, op welke termijn? Wie ontwikkelt de nieuwe beschermingspakketten?

Wanneer zullen, naar verwachting, pantserpakketten beschikbaar zijn die een betere bescherming tegen raketsystemen bieden dan de thans beschikbare pantserpakketten?

Tegen welke raketsystemen bieden de nu beschikbare pantserpakketten onvoldoende bescherming? Is er in dat opzicht nog een verschil tussen de voorkant van het voertuig en de zijkanten?

Het voertuig heeft wat gewicht betreft voldoende groeipotentieel om het met (extra) pantser tegen raketsystemen uit te rusten. De huidige beschermingspakketten geven weliswaar een frontale bescherming tegen de dreiging van raketten, maar zijn oorspronkelijk vooral bedoeld voor bescherming tegen binnenkomende kinetische energie projectielen. Momenteel wordt door de leverancier van de CV-90 een pantserpakket ontwikkeld dat een optimale bescherming geeft tegen de dreiging van bijvoorbeeld RPG-7 («Rocket Propelled Grenades») raketten. Met dit nieuwe pakket zal ook de zijkant van het voertuig tegen genoemde raketten zijn beschermd. Naar verwachting zal dit pakket over enkele jaren zijn gekwalificeerd en voor serieproductie beschikbaar zijn.

8

Hangt het aantal initieel aan te schaffen pantserpakketten nog af van het tijdstip waarop verbeterde pantserpakketten beschikbaar komen?

Neen, er is geen relatie tussen het initieel aan te schaffen aantal pantserpakketten en het tijdstip waarop andere pakketten beschikbaar komen. Pas op het moment dat er pakketten op de markt komen die voldoende meerwaarde bieden ten opzichte van de huidige pakketten, zal er sprake zijn van verwerving van additionele pantserpakketten.

9

Zullen ook de nieuwe IGV's / CV-90's worden beschermd met de speciale lak die in de Verenigde Staten is ontwikkeld en die de stalen bepantsering vele malen sterker zou maken (zie «laklaag maakt pantserwagen bombestendig», De Telegraaf, 3 juni 2004)?

Neen, deze laklaag is bedoeld om objecten die geen of onvoldoende samenhang hebben bijeen te houden bij een detonatie van springstoffen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan niet- of licht gepantserde voertuigen. De structuur van het IGV heeft – als gevolg van de constructie – voldoende samenhang en sterkte, waardoor gebruik van deze lak bij het IGV geen verbetering tot gevolg heeft.

10

Voldoen de Leopard 1-bergingstanks die overtollig zijn geworden en die nu zullen worden ingezet voor de berging van de nieuwe IGV's, aan alle actuele operationele vereisten?

Ja. De technische en operationele levensduur van de Leopard-1 bergingstanks loopt naar verwachting tot 2015. Tot die tijd kunnen deze bergingstanks aan de huidige eisen voldoen.

11

Is de regering bereid om de Kamer een volledige financiële onderbouwing van het projectvoorstel, onderscheiden naar investerings-/uitvoeringskosten en exploitatiekosten van de CV-90 te sturen?

Ja, zie de commercieel vertrouwelijke brief met financiële informatie over dit onderwerp.1

12

Kan de regering aangeven of er concrete voornemens zijn om met Finland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland samen te werken op het gebied van verwerven van reservedelen en herstel van componenten of betreft het hier «mogelijkheden»? Welke mogelijkheden ziet de regering voor verdere samenwerking en welke kostenbesparingen zou deze samenwerking kunnen opleveren?

Met de leverancier van de CV-90 is contractueel overeengekomen dat nog voor de serieproductie onderzoek wordt verricht naar mogelijkheden voor het meest doelmatige herstel van defecte componenten. Gelijktijdig zal Nederland aansluiting zoeken bij een reeds bestaand forum van de huidige gebruikers van de CV-90 voertuigen. Daarin worden de mogelijkheden voor het gezamenlijk verwerven van reservedelen en het herstel van componenten onderzocht en worden gebruikerservaringen uitgewisseld.

13

Kan de regering aangeven in hoeverre de bestaande nauwe samenwerking met Duitsland een afweging is geweest in het keuzeproces?

De bestaande nauwe samenwerking met Duitsland is voor Nederland de reden geweest om het Duitse ontwikkelingsproject PUMA in het keuzeproces mee te nemen, ondanks het voornemen een bestaand voertuig «van de plank» te verwerven. Daarbij bleek de PUMA op essentiële punten niet aan de gestelde eisen te voldoen. Verder komt dit voertuig later beschikbaar en bevindt het zich nog in een ontwikkeltraject. Bovendien bleek de serieprijs van de PUMA beduidend hoger te liggen. Deze overwegingen hebben geleid tot het besluit af te zien van een verdere samenwerking met Duitsland op het gebied van het project IGV. (Zie ook het antwoord op de aanvullende vraag van de vaste commissie voor Defensie achteraan deze antwoorden).

14

Hoe concreet zijn de mogelijkheden voor coproductie in Nederland? Zijn het voornemens of is hierover concreet al iets overeengekomen?

Er zijn duidelijke afspraken overeengekomen over het werkpakket dat in Nederland wordt uitgevoerd.

15

Welke rol speelt het MKB in deze compensatie? Zijn er drempels voor het MKB?

Het MKB speelt een substantiële rol in het totale compensatiepakket. Hägglunds onderschrijft het streven om ongeveer 20% van het werk bij het Nederlandse MKB onder te brengen. Deze orders zullen direct vanuit Hägglunds en/of via een Nederlandse hoofdleverancier geplaatst worden. Het werkelijke percentage hangt af van de vraag in hoeverre het MKB concurrerend zal zijn.

Neen, er zijn geen drempels, anders dan de normale zakelijke beslisfactoren om met een toeleverancier in zee te gaan, zoals prijs, kwaliteit en capaciteit.

16

Kan de regering meer informatie geven over de 36 procent aan compensatie-opdrachten die reeds is zekergesteld? Om welke compensatieopdrachten gaat het? Wat zullen de gevolgen daarvan zijn voor de werkgelegenheid?

17

Welke compensatieopdrachten worden nog meer verwacht resp. hoopt de regering nog meer te bereiken om de resterende 64 procent van de opdrachtwaarde te compenseren? Wat zullen de gevolgen daarvan zijn voor de werkgelegenheid?

Een Nederlandse hoofdleverancier wordt verantwoordelijk voor de totale opbouw, de assemblage en de integratie van het chassis en de toren. Hierbij zal het chassis casco uit Zweden worden geleverd. Verder spelen Nederlandse bedrijven een belangrijke rol bij de productie van het vuurwapengeleidingssysteem, de geïntegreerde Air Conditioner/NBC-bescherming en de loopwielen en -ophanging. De belangrijkste bedrijven die bij het project worden betrokken, zijn: Thales, Van Halteren Metaal, Nedinsco, Ten Cate Advanced Composites en Stork Bronswerk/SP.

Daarnaast zijn er nog vele componenten, zoals delen van het elektronische systeem en kleinere metaaldelen, waarvan de productie in Nederland zal worden uitbesteed. De selectie van de Nederlandse toeleveranciers hiervoor zal pas plaatshebben, zodra de uiteindelijke configuratie van het voertuig medio 2005 is vastgesteld. Dan zal het grootste deel van de co-productieorders voor het MKB worden gerealiseerd.

Met betrekking tot het nog niet zeker gestelde deel van het pakket bestaat de verwachting dat een aantal van de Nederlandse leveranciers dat voor dit project wordt ingeschakeld, ook toeleverancier kan worden voor mogelijke leveranties van CV-90 componenten aan Noorwegen, Zweden en Denemarken. Daarnaast zullen Hägglunds en zijn belangrijkste buitenlandse toeleveranciers hoogwaardige additionele orders gaan plaatsen bij een grote diversiteit aan Nederlandse bedrijven. Ook zullen zij Nederlandse bedrijven actief gaan ondersteunen bij het vinden van verkoopmogelijkheden buiten Nederland.

Omdat het additionele werk wordt verdeeld over een groot aantal verschillende bedrijven, is het moeilijk een precieze opgave te geven van de gevolgen voor de werkgelegenheid. Deze gevolgen zullen echter positief zijn, want met het totale werkpakket zijn honderden arbeidsplaatsen gemoeid.

18

Kan de regering concreet aangeven wat de (te verwachten) prijs is van 200 stuks van zowel de Ulan als de Puma?

Ja, zie de commercieel vertrouwelijke brief met financiële informatie over dit onderwerp.1

19

Zijn er ontwikkelingen geweest in de prijsstelling van de CV-90 tijdens de gesprekken die de regering hierover voerde? Zo ja, kan de regering daar een overzicht van geven?

Ja, er zijn inderdaad ontwikkelingen geweest in de prijsstelling van de CV-90 tijdens de gevoerde gesprekken. Mede op basis van adviezen van de Auditdienst Defensie (ADD) zijn onderhandelingen gevoerd over de prijzen, prijsherzieningsformules, en betalingscondities. Van deze gesprekken hebben ook de besparende maatregelen met betrekking tot het niet kopen van bergingsvoertuigen en de verwerving van pantserpakketten voor slechts 100 voertuigen deel uitgemaakt. Deze gesprekken hebben geleid tot prijsreducties, waardoor het eindresultaat is uitgekomen op € 891 miljoen inclusief BTW.

20

Voor welke prijs per stuk hebben respectievelijk Finland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland de CV-90 aangeschaft?

De prijs die Zweden, Noorwegen, Finland en Zwitserland voor hun versie van de CV-90 hebben betaald, is bedrijfsvertrouwelijke informatie die ons niet ter beschikking staat. De prijs voor de Nederlandse voertuigen is door onderhandelingen tot stand gekomen waarbij de Auditdienst Defensie (ADD) bij de leverancier onderzoek heeft gedaan naar de prijsopbouw, prijsherzieningsformules, en betalingscondities. Daarbij is de overtuiging ontstaan dat de uiteindelijk overeengekomen prijs realistisch is.

Bij het vergelijken van voertuigprijzen van de verschillende landen zou overigens ook rekening moeten worden gehouden met het tijdstip van de aankoop, de prijs- en betalingscondities, de contractuele voorwaarden en uiteraard de technische configuratie.

21

Waarom heeft de regering niet conform de procedure regeling grote projecten (bijlage A, punt 7) bij deze brief een oordeel van de accountant gevoegd over de financiering en de budgettaire inpassing van het project?

De brief van 18 november (Kamerstuk 29 800, nr. 18) is breder van aard dan alleen het IGV-project en wordt door mij niet beschouwd als een brief in het kader van de procedureregeling grote projecten. In het eerder bij de brief van 29 oktober 2004 aangeboden auditrapport van de Auditdienst Defensie (ADD) werd aangegeven dat de ADD zich op dat moment geen oordeel heeft kunnen vormen omtrent de budgettaire inpassing van het totale project in de defensiebegroting. Inmiddels heeft de ADD zich wel een oordeel kunnen vormen over de uiteindelijke budgettaire inpassing van het IGV-project. De bevindingen terzake bied ik u aan als afzonderlijk document bij deze antwoorden.1

22

Kan de regering aangeven hoe het komt dat het tekort € 379 miljoen bedraagt en niet € 93 miljoen zoals in de brief van 29 oktober (26 396, nr. 40) stond?

De brief van 29 oktober (26 396, nr. 40) geeft aan dat in de Ontwerpbegroting 2005 het projectbudget thans in totaal € 896 miljoen bedraagt. Het totaal benodigde budget bedraagt € 988 miljoen. De verhoging van het projectbudget met € 92 miljoen wordt in de begroting verwerkt.

In de brief van 18 november (29 800X, nr. 18) wordt niet gedoeld op de verhoging van het projectbudget, maar op de € 379 miljoen die door dit project te versnellen in de begrotingsperiode 2005–2009 wordt uitgegeven in plaats van daarna. Dit leidt dus tot een overeenkomstig lagere behoefte buiten deze begrotingsperiode.

23 t/m 28

Kan de regering de in relatie tot het IGV-project in de brief genoemde beperkte vertraging in het project Groot Pantserwielvoertuig en de verschuiving van enkele minder urgente infrastructuurprojecten specificeren?

Kan de regering de in relatie tot het IGV-project in de brief genoemde verschuiving binnen het project Pantserhouwitser toelichten?

Op welke wijze voorziet de regering dekking in de suppletore begroting ter waarde € 183 miljoen voor het project Pantserhouwitser, vanwege de vertraging van het Groot Pantserwielvoertuig?

Loopt het project Groot Pantserwielvoertuig hierdoor extra risico's in de uitvoering? Indien nee, waarom niet? Hoe verwacht de regering dat alsnog te financieren?

Kan de regering nu reeds inzicht geven in de dekking die zij voorziet voor de overige € 106 miljoen?

De regering schetst een aantal mogelijkheden om ruimte vrij te maken in de begroting. Op welke begrotingsposten treedt onderrealisatie op, wat zijn daar de oorzaken van en welke gevolgen heeft dit voor de realisatie van de doelstellingen van die posten?

Zowel de versnelling van de realisatie van het project IGV als de toename van het projectvolume leidt tot aanpassingen binnen de begroting.

In de lopende begroting van 2004 kunnen de eerste betalingen worden geaccommodeerd door de budgetvrijval die optreedt ten gevolge van verschuivingen van investeringsprojecten als Fennek en enkele infrastructuurprojecten, die in de tweede suppletore begroting 2004 zijn gemeld. Het actuele beeld van de begrotingsrealisatie in 2004 en 2005 biedt de mogelijkheid in 2005 € 90 miljoen te accommoderen. Een bedrag van € 183 miljoen komt ter beschikking door verschuivingen in de projecten Pantserhouwitser en Groot Pantserwielvoertuig, door vrijvallende gelden binnen het project «Battlefield Management System» en verschuivingen van enkele minder urgente infrastructuurprojecten.

De verschuivingen in het project Pantserhouwitser 2000 betreffen de niet-contractueel verplichte delen van het project (vooral het munitiedeel). Deze verschuivingen zullen niet leiden tot vertraging in de operationele instroming van de Pantserhouwitser 2000.

De verschuivingen in het project Groot Pantserwielvoertuig betreffen een beperkte vertraging in de serielevering van het project. Dit leidt niet tot extra risico's in dit project, aangezien ook de ontwikkelfase van het project een vertraging kent. Over de voortgang in dit project is de Kamer uitvoerig geïnformeerd.

De gelden in het project «Battlefield Management System» vallen vrij, omdat de CV-90 al beschikt over hardware die met het project BMS was voorzien.

De verschuivingen in de infrastructuurprojecten ten slotte betreffen die projecten die geen relatie hebben met de maatregelen in het kader van het «Nieuw Evenwicht». De verschuivingen hebben dus geen consequenties voor reorganisaties of herbelegging van eenheden.

Na deze maatregelen resteert een benodigd bedrag van € 106 miljoen. Voor dit bedrag, alsmede voor andere projecten zoals genoemd in de brief van 18 november, wordt ruimte gevonden door herfasering van de productiefase van het project «Vervanging F-16» en door de verkoopopbrengsten dan wel het niet laten leveren van de Pantserhouwitsers omdat de Noors-Nederlandse materieelruil niet doorgaat.

Aanvullende vraag VCD (kenmerk 99-def-2004, d.d. 25 november jl.)

Verzoek van de vaste commissie voor Defensie om reactie van de staatssecretaris van Defensie op de brief van PSM te Kassel d.d. 18 november 2004.

Alvorens op afzonderlijke onderdelen van de brief in te gaan kan in algemene zin worden gesteld dat de aanbiedingen van alle leveranciers zijn geëvalueerd op de gunningcriteria kwaliteit, geld, tijd en risico. Hierbij is vastgesteld dat de aanbieding van PSM niet voldoet aan enkele essentiële eisen, veel duurder is dan de CV-90 en pas enkele jaren later geleverd kan worden. Tevens betreft het een ontwikkelingsproject dat onder tijdsdruk moet worden gerealiseerd en waarvan het risico hoog wordt geschat.

Meer in het bijzonder wordt in de brief van PSM gesteld dat de PUMA een betere «value for money» geeft met betrekking tot onder meer «operational performance», «maintenance costs» en «workshare». Hierbij kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst:

Uitgaande van de voorliggende aanbieding biedt de PUMA onvoldoende ruimte om naast de chauffeur, commandant en boordschutter een groep van 7 infanteristen met hun uitrusting onder pantser te kunnen vervoeren.
Op het gebied van onderhoudskosten kan de «value for money» niet door Defensie worden gevalideerd, aangezien momenteel nog geen informatie over levensduurkosten van de PUMA beschikbaar is. PSM heeft in de offerte gesteld dat deze informatie pas in de loop van 2006 op het vereiste detailniveau beschikbaar komt.
De afweging ten aanzien van de invulling van compensatiepakketten vindt met name plaats op basis van zekergestelde programma's. Dat wil zeggen dat er overeenstemming over is dat de aankooporders in Nederland worden geplaatst als Defensie de opdracht voor het totale systeem verstrekt. De ontwikkeling van de Puma bevindt zich echter in een nog pril stadium, met als gevolg dat, ondanks de door PSM geschetste verwachtingen omtrent de inschakeling van de Nederlandse industrie, voor vrijwel geen enkele aankooporder deze zekerheid geboden kan worden.

In de oorspronkelijke offerte heeft PSM aangeboden om een Duitse «system demonstrator» in de Duitse configuratie na de Duitse proefnemingen vanaf medio 2007 tegen een vergoeding aan Nederland ter beschikking te stellen voor het uitvoeren van beproevingen. Dit voertuig is echter op essentiële punten (o.a. inrichting en wapensysteem) niet in overeenstemming met de configuratie die Nederland voor ogen heeft.

Met het oog op risicomanagement wenst Defensie de overeengekomen configuratie te kwalificeren met behulp van een kwalificatievoertuig, alvorens serievoertuigen af te nemen. Daarom zou ook voor de PUMAalsnog een kwalificatievoertuig moeten worden gerealiseerd en gekwalificeerd, waaraan aanzienlijke kosten zijn verbonden en waardoor het IGV project aanzienlijk zal vertragen. Eind juli 2004 is al aan PSM bekend gesteld dat niet op deze aanbieding zal worden ingegaan. In de aanbieding van 23 augustus is aangeboden om de genoemde «system demonstrator» gratis ter beschikking te stellen. Ondanks dit gebaar is de behoefte aan een kwalificatievoertuig met de daaraan verbonden consequenties op de gebieden van geld en tijd onverkort van kracht.

Overigens wordt in tegenstelling tot het gestelde in de brief van PSM in het geval van de CV-90 slechts één kwalificatievoertuig verworven.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Voorzitter, Balemans (VVD), van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), van Winsen (CDA), van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), Ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), de Ruiter (SP), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), de Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Bruls (CDA), van der Staaij (SGP), de Wit (SP), de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA), Veenendaal (VVD).

XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven