26 387
Actieprogramma Elektronische Overheid

29 362
Modernisering van de overheid

nr. 24
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2004

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, de vaste commissie voor Economische Zaken2, de vaste commissie voor Financiën3 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid4 hebben op 3 november 2004 overleg gevoerd met vice-minister-president, minister De Graaf voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken, staatssecretaris Wijn van Financiën en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties de dato 14 juni 2004 met de notitie over de elektronische overheid (26 387, nr. 23);

– de Nota basisregistraties (29 362/26 387, nr. 20).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Dam (PvdA) benadrukt dat de overheid op afzienbare termijn optimaal gebruik zal moeten maken van ICT om die dienstverlening te kunnen bieden waarop burgers en bedrijven met recht aanspraak maken. Zo mag het over enige tijd niet meer gebeuren dat burgers door verschillende overheidsorganisaties om dezelfde informatie wordt gevraagd. Waarom wordt huursubsidie bijvoorbeeld niet automatisch aan de rechthebbende verstrekt? Dat moet mogelijk zijn, omdat de overheid nu al over de vereiste gegevens beschikt of kan beschikken.

De minister verdient een compliment voor de doelen die hij zich heeft gesteld voor de elektronische overheid. De heer Van Dam zegt dat de minister echter nog niet zijn ongerustheid weg heeft kunnen nemen over het tempo waarin deze doelstellingen worden gerealiseerd. Zo is het de vraag of Nederland over twee jaar hetzelfde niveau zal hebben bereikt als andere Europese landen. De minister schrijft namelijk dat hij hiervoor geen geld kan vrijmaken en is verder ook niet in staat om een concrete planning te presenteren.

Een ander belangrijk probleem bij het realiseren van de doelstellingen voor de elektronische overheid is het ontbreken van duidelijke regie. De minister heeft namelijk nog steeds geen volledige zeggenschap over het dossier. Kan hij uitleggen waarom dit dossier nog steeds over meerdere departementen is verdeeld?

Het programma Andere overheid (PAO) krijgt waarschijnlijk de status van groot project. Dit betekent dat de regering een deugdelijke financiering en een duidelijke planning moet aangeven. De heer Van Dam zegt dat desondanks nog steeds niet is gegarandeerd dat de overheid en de instellingen die publieke taken uitvoeren, op afzienbare termijn hun dienstverlening zullen moderniseren en burgers en bedrijven niet meer onnodig lastig vallen.

Met het oog hierop stelt hij voor om vanaf 1 januari 2007 overbodige vragen en formulieren van de overheid wettelijk te verbieden. Als de overheid of een instantie die publieke taken uitvoert, dit verbod overtreedt, moet ze aan de burger een boete betalen van € 25 per overtreding. Deze stok achter de deur zal onherroepelijk leiden tot tijdige invoering van basisregistraties en eenmalige gegevensuitwisseling.

De regering stelt voor om de gegevensverstrekking van burgers en bedrijven aan de overheid per basisregistratie wettelijk te regelen. Waarom wordt er echter niet voor gekozen om het in één wet te regelen? Dat leidt tot overzichtelijker wetgeving en alleen al daarom verdient één wettelijke regeling de voorkeur.

In de Nota basisregistraties wordt aangegeven dat privacywetgeving de invoering van de eenmalige gegevensverstrekking bemoeilijkt. De heer Van Dam zegt dit niet te begrijpen en noemt dit argument volstrekt achterhaald. Het is immers evident dat de overheid de gegevens waarover zij beschikt, moet kunnen gebruiken om burgers en bedrijven zo goed mogelijk van dienst te zijn. Daarvoor moeten bestanden aan elkaar verbonden kunnen worden. Is de minister het met hem eens dat de privacywetgeving desnoods aangepast moet kunnen worden om dit mogelijk te maken?

Ten slotte zegt de heer Van Dam een voorstander te zijn van de digitale kluis. Het zou dan ook te betreuren zijn als dit onderdeel uit de plannen wordt geschrapt. Het is namelijk belangrijk dat burgers over de mogelijkheid beschikken om hun persoonsgegevens ter beschikking te stellen aan niet-overheidsorganisaties met behoud van de zeggenschap over deze gegevens. Hierdoor worden burgers namelijk gevrijwaard van overbodige vragen door bedrijven.

De heer Haverkamp (CDA) benadrukt dat de «elektronische overheid» een instrument is om de overheid efficiënter te laten werken en burgers een betere dienstverlening te bieden. De regering zal daarbij wel rekening moeten houden met kennisverschillen tussen burgers. Niet alle burgers hebben immers dezelfde snelheid op de elektronische snelweg. Kan de regering aangeven hoe zij denkt om te gaan met «de digitale kloof»?

Websites moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Om die toegankelijkheid te garanderen moeten websites voldoen aan de internationale richtlijnen van het World Wide Web Consortium (W3C-richtlijnen).

In een eerder overleg heeft de CDA-fractie vragen gesteld over de zogenaamde «digitale kluis». De regering antwoordt in haar brief van 9 oktober 2003 dat bezien zal worden hoe aan de «digitale regievoering» inhoud gegeven kan worden. In de voorliggende stukken wordt hierop echter niet ingegaan. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is?

Burgers en bedrijven zullen in de toekomst nog maar een keer om gegevens worden gevraagd. Om de kwaliteit van deze gegevens op peil te houden kan de overheid bedrijven en burgers bij een transactie vragen of de gegevens waarover zij beschikt, juist zijn. Is dat niet het geval dan kan men die gegevens eenvoudig via het internet wijzigen. Hoe staat de minister tegenover deze suggestie?

Deze suggestie kan ook van nut zijn voor de Belastingdienst. Deze dienst geeft op het belastingformulier namelijk niet aan over welke gegevens zij beschikt. Is het mogelijk dat de Belastingdienst dit in de toekomst wel gaat doen?

De heer Haverkamp merkt op dat de regering terecht de noodzaak onderkent om te komen tot harmonisatie van begrippen. Zal zij zich daarbij beperken tot de basisadministraties of zal zij hierbij ook de bijbehorende ketens betrekken? Bij de vraag welke ketens hiervoor in aanmerking komen, kan men zich baseren op de EU-lijst van openbare diensten.

De regering heeft de Kamer een ambitieuze agenda voorgelegd in het actieprogramma Elektronische Overheid. Dat is op zichzelf een goede zaak, maar heeft de regering hierbij ook rekening gehouden met het feit dat niet alle overheidsinstellingen en overheden even snelle vorderingen maken bij de implementatie van ICT? Zo zit het grootste gedeelte van de gemeenten nog in fase 1 of 2 van het model van het Instituut Nederlandse Kwaliteit, het zogenaamde INK-model, in plaats van in de vereiste fase 4.

Om gemeenten houvast te bieden mag de agenda voor de komende jaren niet meer ingrijpend veranderen. Kan de minister garanderen dat hij de gemeenten dit houvast zal bieden? De heer Haverkamp zegt dat hij daarbij vooral denkt aan de realisatie van de landelijke voorziening voor authenticatie, het burgerservicenummer, het unieke nummer voor bedrijven en het stelsel van basisregistraties.

In vakbladen wordt aangegeven dat voor de realisering van het project elektronische overheid goede regie noodzakelijk is en dat die op dit moment lijkt te ontbreken. Daarbij komt dat uit de stukken niet duidelijk wordt in welke mate de regering zicht heeft op de lopende projecten. Kan de minister aangeven op welke manier hij de regie voert over de lopende projecten?

In de stukken wordt gesteld dat iedere overheidsorganisatie of onderdeel daarvan zelf verantwoordelijk is voor haar elektronische loket. De ambitie van de regering gaat echter verder, want zij geeft aan dat door het elektronisch koppelen van het informatie- en het dienstenaanbod één virtueel overheidsloket in het leven kan worden geroepen en dat daarvoor geen reorganisatie van de achterliggende administraties nodig is. Kan de regering aangeven hoe dit virtuele loket er precies uit zal gaan zien? De regering stelt dat er op centraal niveau zeer beperkt middelen aanwezig zijn en dat deze middelen zijn bedoeld om ontwikkelingen op gang te brengen en businesscases te faciliteren. De beslissing om te investeren is afhankelijk van de gemaakte kosten-batenanalyses. Daarbij maakt de regering de kanttekening dat het moeilijk is om exacte analyses op te stellen. De heer Haverkamp vraagt of dit betekent dat voor elk project met de pet moet worden rondgegaan. Ziet de regering een mogelijkheid om te komen tot een goede verdeling van de lusten en lasten die aan e-government verbonden zijn?

Ten slotte vraagt de heer Haverkamp of de regering het met hem eens is dat de «shared service centra» tot een kostenbeperking zullen leiden. Bij dergelijke centra kan worden gedacht aan een centraal punt voor de inning van de OZB.

De heer Szabó (VVD) noemt het een goede zaak dat het PAO de status van groot project zal krijgen. Hierdoor wordt het namelijk mogelijk om het project beter aan te sturen en te financieren. Hij zegt verder te verwachten dat het onderwerp «de elektronische overheid» een onderdeel zal worden van het programma Andere overheid.

De VNG heeft aangekondigd dat zij de minister zal vragen gemeenten binnen de grenzen van de vast te stellen kaders zodanig ruimte te geven dat de implementatie van de elektronische overheid goed kan sporen met het adaptief vermogen, het innovatievermogen en het investeringsritme van gemeenten. De heer Szabó zegt dat hij hieruit moet afleiden dat er verschillen kunnen en zullen ontstaan tussen gemeenten. Zo kan dit ertoe leiden dat de ene gemeente wel en de andere niet met een verplichte eenmalige gegevensverstrekking werkt. Voorziet de minister dat dit probleem zich in de praktijk inderdaad zal voordoen?

In de motie-Szabó (29 362, nr. 9) wordt de regering gevraagd om ervoor te zorgen dat het aantal pasjes van overheden en instanties zoveel mogelijk beperkt blijft. Omdat er nu ook in Europees verband steeds meer gesproken wordt over nieuwe pasjes, bijvoorbeeld het rijbewijs en de health insurance card, vraagt hij de minister te komen met een overzicht van alle initiatieven rond pasjes die direct invloed hebben op de activiteiten die beschreven worden in het PAO.

Eenmalige gegevensverstrekking is een belangrijke verbetering van de dienstverlening van overheden. Het is dan ook belangrijk dat burgers merken dat hieraan wordt gewerkt. Kan de minister komen met een lijst van diensten die kunnen gaan werken met eenmalige gegevensverstrekking? Wanneer zullen overigens de eerste diensten hiermee daadwerkelijk aan de slag gaan?

Kan de minister een lijst laten opstellen van overheidsdiensten die als eerste in aanmerking komen voor de Overheidstoegangvoorziening (OTV)? Wanneer gaat overigens de Belastingdienst van de OTV gebruikmaken?

De komst van de elektronische Nederlandse Identiteitskaart (eNIK) is een goede ontwikkeling. Het is dan ook belangrijk dat de besluitvorming hierover voortvarend verloopt. Kunnen de bewindslieden aangeven wanneer de Kamer een besluit terzake wordt voorgelegd? Met welke problemen heeft men nog te kampen bij dit project?

Kan de minister een overzicht geven van de diensten die gebruik kunnen maken van de burgerservicekaart?

De minister werkt aan de koppeling van zes basisregistraties. Wat is hier de stand van zaken en wanneer zullen de resterende basisregistraties hierbij worden betrokken?

De EU heeft richtlijnen uitgevaardigd voor het elektronisch rijbewijs en de health insurance card. Hoe verhouden deze richtlijnen zich tot de plannen die in Nederland zijn gemaakt voor de eNIK?

DigiD, de nationale authenticatievoorziening, is tijdelijk ondergebracht bij de Belastingdienst. Begin 2006 gaat de verantwoordelijkheid voor de DigiD over naar een nieuwe gemeenschappelijke beheerorganisatie. Wordt dit een geheel nieuwe organisatie of wordt ze ondergebracht bij de Belastingdienst of de stichting ICTU? Hoe is verder de financiering van deze organisatie geregeld?

Ten slotte herinnert de heer Szabó aan de inbraak door een hacker in de websites overheid.nl en regering.nl. De hacker is inmiddels gearresteerd, maar kan de minister ook aangeven wat hij heeft gedaan om herhaling te voorkomen?

Het antwoord van de bewindslieden

Minister De Graaf merkt op dat er terecht veel aandacht wordt besteed aan de ICT back office van de overheid, te weten de basisregistraties, eenduidige registratienummers voor personen en bedrijven, elektronische authenticatie en identificatie en uitwisselingsstandaarden. Dat is nodig om te voorkomen dat de publieke dienstverlening achterblijft en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven toenemen in plaats van afnemen, de fraudebestrijding en de handhaving stagneren en de kosten voor ICT blijven stijgen. Deze aandacht voor de back office is verder een belangrijke verandering, omdat tot voor kort de meeste aandacht uitging naar het front office, het overheidsloket 2000 en de website overheid.nl.

ICT is een belangrijk instrument om de dienstverlening van de overheid te verbeteren. De elektronische overheid is dan ook geen doel op zich. Overigens moet hierbij goed in het oog worden gehouden dat het begrip «de overheid» heel breed is en dat een burger meestal geen onderscheid maakt tussen gemeenten, de provincie, het Rijk of de uitvoeringsinstellingen als hij het woord «overheid» gebruikt.

Om de gemeenschappelijke doelen van alle overheden te realiseren wordt gebruikgemaakt van coördinerende instrumenten en programma's als EGEM, eProvincies en de programma's voor vermindering van de administratieve lasten. De basis van al deze activiteiten is echter de ICT back office.

Autonome overheden en bestuursorganen mogen op basis van hun specifieke taken en omstandigheden beslissingen nemen over de manier waarop zij gebruikmaken van ICT. ICT is immers een middel en geen doel. De minister benadrukt dat dit betekent dat elke gemeente zelf verantwoordelijk is en blijft voor het verbeteren van haar dienstverlening door middel van ICT.

Een en ander heeft inderdaad tot gevolg dat er verschillende snelheden tussen de gemeenten kunnen ontstaan. Uiteraard zijn beslissingen van gemeentebesturen over ICT een onderdeel van het gemeentelijke democratische proces. Daarbij moet worden gedacht aan besluiten over welke transacties elektronisch afgehandeld moeten worden en het gebruik van authenticatievoorzieningen.

De minister waarschuwt vervolgens dat voorkomen moet worden dat de traagste de vijand van de snelste wordt. De wens om te werken met één blauwdruk mag er met andere woorden niet toe leiden dat men pas aan het werk kan gaan wanneer de langzaamste overheidsorganisatie het been heeft bijgetrokken. Dat zou namelijk tot vertraging leiden. Dat deze werkwijze goed kan werken, heeft de ontwikkeling van de gemeentelijke websites laten zien.

De regering en in het bijzonder de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing spant zich in om lagere overheden bij te staan bij het integreren van ICT in hun organisaties. Zo steunt het ministerie pilots en draagt het financieel bij aan de ontwikkeling van toepassingen. Verder wordt er actief gezocht naar mogelijkheden om samen te werken. Het is aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing om deze activiteiten te regisseren. De minister zegt dat aan die regierol op een goede manier invulling wordt gegeven en dat andere betrokken bewindslieden goed samenwerken met zijn ministerie.

De regierol is vooral van belang om goed aan te sluiten bij belangrijke ontwikkelingen als SUWI, de stelselherziening in de zorg, het onderwijsnummer en trajecten voor de vermindering van administratieve lasten voor bedrijven en burgers. Verder worden er centraal afspraken gemaakt met het IPO en de VNG in EGEM, eProvincies en bovenal in de regiegroep Overheid & ICT. De minister zegt daarom verheugd te zijn dat deze regiegroep de hoofdlijnen van de notitie over de elektronische overheid onderschrijft.

Bij de financiering van de ontwikkeling van de centrale voorzieningen voor basisregistraties en DigiD wordt ervan uitgegaan dat de investeringen zichzelf ruimschoots zullen terugverdienen. Deze investeringen zullen immers leiden tot lagere ontwikkelingskosten, grotere arbeidsproductiviteit en effectievere fraudebestrijding. Extra middelen zullen dus slechts in zeer beperkte mate beschikbaar hoeven te worden gesteld. De procedure die hierbij wordt gehanteerd, bestaat uit het opstellen van een business case en een kosten/baten-analyse. Aan de hand hiervan wordt vervolgens bepaald welke overheidsorganisaties in welk mate bijdragen aan de kosten. Inmiddels wordt bij het Basisgebouwenregister (BGR) en het burgerservicenummer op deze manier gewerkt.

De minister zegt dat de kosten van eNIK niet zo hoog mogen worden dat burgers, vanwege de prijs van een dergelijke kaart, de voorkeur geven aan het paspoort. Om dit te voorkomen zal er onder leiding van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing overleg plaatsvinden tussen de verschillende betrokken ministeries.

Investeringen in ICT zullen zich meestal terugverdienen. Dat geldt ook voor de modernisering van de GBA. Om onnodige kosten te vermijden moeten dergelijke investeringen ingepast worden in de ICT-afschrijvings- en ICT-investeringscycli van lagere overheden. In het bestuurlijk overleg zullen hierover afspraken worden gemaakt.

De gekozen aanpak voor het bevorderen van ICT binnen en door de overheid leidt tot goede resultaten. Zo blijkt uit internationale benchmarks, bijvoorbeeld die van de Momentum Research Group, dat Nederland beter presteert dan een land als België dat de regering voorgehouden als een voorbeeld van hoe het moet wordt.

Met DigiD wordt een pilot gehouden in Enschede. Vanaf volgend jaar zal DigiD tijdelijk worden ondergebracht bij de Belastingdienst. Voor de structurele beheerorganisatie die voor DigiD nodig is, wordt onderzocht of aansluiting bij een bestaande organisatie als de stichting ICTU mogelijk is.

Het is de bedoeling om biometrische kenmerken op de eNIK aan te brengen. De Kamer zal hierover en over de hiermee gemoeide kosten worden geïnformeerd, zodra de regering hierover een besluit heeft genomen. De minister merkt op dat wordt bezien of het mogelijk is om met deze pas aan te sluiten op ontwikkelingen als de health insurance card en het Europese rijbewijs. De minister waarschuwt echter dat dit zeker geen eenvoudige zaak is. Een en ander doet overigens niets af aan het streven om het aantal kaarten zo veel mogelijk te beperken.

Andere basisregistraties die voor koppeling in aanmerking komen, zijn de polisadministratie van UWV, de kentekenregistratie, de grootschalige basiskaart Nederland, inkomensregistratie bij de Belastingdienst, Data & Informatie Nederlandse Ondergrond en de registratie van niet-ingezetenen als complement van de GBA.

De minister zegt dat als het PAO de status van groot project krijgt dat niet automatisch betekent dat er meer geld beschikbaar komt voor dit project. Dat geld zou daarvoor nog steeds door de Kamer bij de verschillende begrotingsbehandelingen vrijgemaakt moeten worden.

De minister benadrukt dat de regering een grote inspanning levert om de administratieve lasten voor burgers en bedrijven terug te dringen. De lagere overheden volgen inmiddels dit voorbeeld en werken aan verschillende opschoningsoperaties. Een wettelijke verbod op overbodige vragen en formulieren zou dit proces wellicht bevorderen, maar brengt ook grote technische problemen met zich. Zo zal bepaald moeten worden wat onder «overbodig» verstaan moet worden en kan niet worden uitgesloten dat veel zaken aan de rechter voorgelegd zullen worden. De minister zegt dat hij daarom ook geen voorstander is van een dergelijk verbod.

Het is het streven om vanaf 1 januari 2007 stapsgewijs te gaan werken met eenmalige gegevensverstrekking. Om dit mogelijk te maken zijn de benodigde wetgevingstrajecten versneld. De minister zegt dat de regering niet met één wetsvoorstel zal komen, omdat de wetgeving dan pas van kracht kan worden als alle basisregistraties hiervoor geschikt zijn. Dat is onwenselijk, omdat de invoeringsdatum daardoor afhankelijk wordt van de basisregistratie die het meeste werk vergt. Al met al is het door de regering gekozen traject de snelste manier om eenmalige gegevensverstrekking te realiseren.

De minister zegt toe dat als hij over een redelijke indicatie beschikt van de termijn waarop bij de verschillende basisregistraties met eenmalige gegevensverstrekking kan worden gewerkt, de Kamer hierover zal worden ingelicht.

De privacywetgeving zal ook in de toekomst gevolgen hebben voor de eenmalige gegevensverstrekking. Zo is automatische gegevensuitwisseling binnen de overheid voor de service aan de burger van groot belang zijn, maar is het niet op voorhand gezegd dat burgers het acceptabel vinden dat alle overheidsdiensten inzage hebben in hun ziektekostengegevens of politiegegevens.

De minister verwijst voor de vragen over het virtuele overheidsloket naar de notitie en meer in het bijzonder naar de paragraaf over elektronische toegang tot de overheid. Het is inderdaad het streven om zoveel mogelijk diensten bij één website onder te brengen.

De digitale kluis zal vermoedelijkheid niet zo worden ingericht dat burgers inzagerecht kunnen verschaffen aan derden. Het bezwaar hiertegen is dat burgers onder druk kunnen worden gezet om hun gegevens ter beschikking te stellen, bijvoorbeeld aan verzekeraars.

De minister wijst erop dat door de stichting ICTU richtlijnen zijn opgesteld voor de toegankelijkheid van websites, inclusief de toegankelijkheid voor visueel gehandicapten. Op dit moment wordt onderzocht op welke manier deze richtlijnen het beste kunnen worden toegepast.

Ten slotte merkt hij op dat hij niet kan ingaan op de strafrechtelijke vervolging van de hacker die in de sites overheid.nl en regering.nl heeft ingebroken. De stichting ICTU onderzoekt overigens of het mogelijk is om andere juridische middelen tegen deze hacker in te zetten.

Staatssecretaris Van Gennip merkt op dat ICT een onmisbaar middel is om de administratieve lastendruk voor bedrijven omlaag te brengen. Dat is de reden dat er op dit moment hard wordt gewerkt aan het basisbedrijvenregister (BBR), de overheidstransactiepoort, het bedrijvenloket, het bedrijvennummer en DigiD.

Het is de bedoeling om in het voorjaar van 2005 het wetsvoorstel voor BBR aan de Raad van State voor te leggen. Hieruit blijkt dat het nuttig is om de wetgeving voor de verschillende basisregistraties afzonderlijk door te voeren. Was daarvoor niet gekozen dan had dit wetsvoorstel immers nog enige tijd op de plank moeten blijven liggen.

De infrastructuur voor het bedrijvenloket is gereed. Er wordt nu aan gewerkt om partijen te bewegen services aan te bieden via dit loket en bedrijven de weg te laten vinden naar dit loket. Eind 2005 zullen naar het zich laat aanzien alle rijksoverheidsorganisaties, een aantal gemeenten en uitvoeringsorganisatiesop dit loket aangesloten zijn. De gemeenten zijn uiterst belangrijk voor het welslagen van het bedrijvenloket. Daarom wordt geprobeerd om gemeenten te verleiden zich zo snel mogelijk aan te sluiten. Niet alleen het ministerie van Economische Zaken maar ook de kamers van koophandel spannen zich daarvoor in.

Het is het einddoel dat op informatieverzoeken van de overheid aan bedrijven wordt aangegeven over welke informatie de overheid beschikt. Bedrijven kunnen dan simpel via het internet een noodzakelijke wijziging doorgeven. Naar aanleiding van een vraag van de heer Haverkamp over het beschikbaar stellen van middelen. Het ministerie van Economische Zaken heeft circa 30 mln euro gereserveerd voor het programma ICT en AL. Ook zijn ambtenaren van het ministerie betrokken bij de bouw en het onderhoud van de systemen. Verder probeert het ministerie om bedrijven en aanbieders te verleiden gebruik te maken van de voorzieningen.

Staatssecretaris Wijn zegt dat de samenwerking met andere ministeries goed loopt. Zo zal de nog op te richten eenheid Toeslagen de huursubsidie, de zorgtoeslag en de tegemoetkoming voor de kinderopvang gaan uitkeren. Deze samenwerking is mogelijk, omdat alle betrokken partijen een en hetzelfde inkomensbegrip hanteren. Vanaf 2007 zal de automatisering van dit systeem zo ver zijn doorgevoerd dat burgers alleen nog maar aan hoeven te geven of de gegevens waarover de Belastingdienst beschikt, juist zijn. Wel zullen burgers een aanvraag voor een tegemoetkoming moeten blijven indienen. Het is namelijk het uitgangspunt van de regering dat subsidies alleen na aanvraag mogen worden verstrekt omdat burgers en bedrijven het principiële recht hebben om subsidie te weigeren.

Het hanteren van één inkomensbegrip maakt nauwere samenwerking met UWV mogelijk. Hierdoor en door de polisregistratie is het mogelijk om de service en de controle sterk te verbeteren.

Vanaf 1 januari 2006 wordt het mogelijk om via Macintosh- en Linux-systemen aangifte te doen. De staatssecretaris tekent hierbij aan dat er voor deze systemen geen aangiftediskettes beschikbaar zullen worden gesteld, omdat dit te kostbaar is. De aangifteformulieren zullen dus gedownload en verzonden moeten worden via het internet. 1 maart 2005 komt verder een aangifteprogramma met DigiD authenticatie beschikbaar. Deze zal de pincode vervangen.

Het is verder het streven om in 2008/2009 te gaan werken met een (digitaal) belastingformulier waarop alle bij de Belastingdienst beschikbare gegevens vermeld staan.

In 2005 zullen bedrijven elektronisch aangifte moeten doen over het winstjaar 2004. In de toekomst zal hierbij gebruik worden gemaakt van het bedrijfsservicenummer.

Staatssecretaris Van Hoof merkt op dat de polisadministratie essentieel is voor de elektronische gegevensverwerking en gegevensverstrekking binnen de elektronische overheid. Naar het zich nu laat aanzien zal UWV deze basis polisadministratie vanaf 1 januari 2006 actief kunnen gaan gebruiken. Hij benadrukt dat de samenwerking met alle betrokken partijen goed verloopt.

ICT is een belangrijk onderdeel van het ketenprogramma SUWI. Een voorwaarde voor de succesvolle inzet van ICT is dat er gewerkt kan worden met een eenduidige definitie van het begrip «werknemer». Hieraan wordt dan ook veel aandacht besteed.

De SVB zal vanaf 1 januari 2005 op haar website zestien verschillende diensten beschikbaar stellen voor volksverzekeringen (informatie aanvragen etc.). Verder biedt het CWI on line diensten aan werkzoekenden en werkgevers en zal het de «intake» van WW-aanvragen elektronisch kunnen afhandelen.

Via RINIS werden in 2003 al 55 miljoen berichten uitgewisseld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Kant (SP), Dubbelboer (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Rambocus (CDA), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) Van Egerschot (VVD), Jonker (CDA).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD), Van Dijk (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66) Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA),Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Bibi de Vries (VVD) Van Beek (VVD).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven