26 387
Actieprogramma Elektronische Overheid

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2003

Hierbij doe ik u toekomen de eindrapportage van het Actieprogramma Elektronische Overheid (ELO) die tevens de voortgangsrapportage over 2002 bevat1.

Met het actieprogramma, dat eind 1998 is uitgebracht, werd beoogd om via gerichte inzet van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) bij de overheid een impuls te geven aan het verbeteren van de kwaliteit en service (klantgerichtheid), efficiëntie (kostenbesparing) en effectiviteit (doelgroepenbereik) van de dienstverlening aan burgers en bedrijfsleven.

In de eindrapportage zijn de behaalde resultaten afgezet tegen de oorspronkelijke doelstellingen van ELO.

Het algemene beeld van de resultaten is positief. In vier jaar tijd heeft de overheid haar ICT-achterstand weggewerkt en is een ICT-basis neergelegd waarmee de overheid maatschappelijke vraagstukken nu ook met de inzet van ICT kan aanpakken. Eén van die maatschappelijke vraagstukken blijft het verder verbeteren van de elektronische dienstverlening door de overheid aan burgers en bedrijven. De eindrapportage maakt duidelijk dat vooral de rijksoverheid, als koploper, als eerste te maken krijgt met barrières (zoals de voor verder voortgang noodzakelijke koppeling van front- aan backoffice en de reorganisatie van de gegevenshuishouding van de overheid) die de verdere groei van de elektronische dienstverlening vertragen. Deze barrières zijn slechts ten dele van technische aard. Het wegnemen van deze barrières vergt naast technische ook grote bestuurlijke, organisatorische en financiële inspanningen van de overheid. Het tempo waarin de gerealiseerde ICT-basis gebruikt kan worden voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken is daarom afhankelijk van het tempo waarin de genoemde inspanningen kunnen worden gerealiseerd.

De beleidsmatige betekenis die aan deze voortgangs- en eindrapportage kan worden verbonden, zal onder meer worden verwerkt in de nog te formuleren kabinetsvisie op het te voeren ICT beleid, medio 2003, en de verdere uitwerking van het beleidsprogramma Beter Bestuur voor Burgers en Bedrijven. Onderdeel van deze visie zou het niveau en de frequentie moeten zijn waarop overheidsinformatie en overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven worden aangeboden. Een beslissing hierover is aan het volgende kabinet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven