26 387
Actieprogramma Elektronische Overheid

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 april 2001

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 15 maart 2001 overleg gevoerd met minister Van Boxtel voor Grote Steden- en Integratiebeleid over:

– de brief van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid d.d. 1 mei 2000 inzake de nota «Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie» en standpunt op het advies van de commissie auteursrecht (26 387, nr. 7);

– de brief van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid d.d. 30 mei 2000 inzake de nota «Contract met de Toekomst» (26 387, nr. 8);

– de brief van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid d.d. 18 december 2000 inzake de nota «De elektronische overheid aan het begin van de 21e eeuw» (26 387, nr. 9);

– de rapportage «Denkbeelden over de elektronische overheid» (01–39).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Wijn (CDA) vindt de nota's die vandaag geagendeerd staan vaag. Er wordt alleen gesproken over pilots, input voor discussie, verkenningen, aanzetten, projecten, toekomstplannen. Verder blijken gemeenten internet voornamelijk te gebruiken als brochure. Echte interactie met burgers vindt nauwelijks plaats en er zijn ook nauwelijks initiatieven voor interactieve besluitvorming. In 2002 moet 25% van het verkeer tussen burgers en overheid via ICT lopen, maar dat wordt bij lange na niet gehaald. Waarom is er zo weinig progressie? Het zou goed zijn als de minister op dit punt een analyse maakt en daar beleid op formuleert. Is het geen idee om een soort ICT-klassement te maken, waarin wordt aangegeven welke diensten de verschillende gemeente via internet aanbieden? Burgers kunnen dan zien wat gemeenten doen en druk zetten op de gemeenten. Hierdoor zullen gemeenten worden gestimuleerd om hoog in dat ICT-klassement te eindigen.

Gemeenten kunnen op bepaalde plaatsen met vragen terecht, maar de gemeenten zouden actief moeten worden benaderd door de minister en actief worden gestimuleerd. Nu worden de diverse experimenten nog teweinig samengebracht en wordt er te weinig van elkaars ervaring geleerd. Het gaat erom dat gemeenten veel meer op internet gaan doen.

Een vergelijking van de site van Postbus 51 van Algemene Zaken en de site www.overheid.nl van Binnenlandse Zaken leert dat er overeenkomsten en verschillen zijn. Het is echter niet duidelijk wat waar kan worden gevonden en welke logica daar precies achter zit. Het is een vreemde concurrentie tussen twee ministeries, waarmee veel geld wordt verspeeld. Deze competentiestrijd moet dan ook worden beëindigd. Kan de minister aangeven hoe een en ander wordt gecoördineerd en hoe stroomlijning van overheidsinitiatieven plaatsvindt?

In de nota «Contract met de toekomst» wordt aangegeven wat ICT kan en welke dilemma's er zijn, maar er zijn weinig nieuwe inzichten. Na lezing is nog niet duidelijk wat er concreet is gebeurd. Kan de minister aangeven wat de toegevoegde waarde van deze nota is en welke progressie er precies is gemaakt?

De heer Cherribi (VVD) vraagt zich af wat zeven jaar beleid op het punt van de digitalisering concreet heeft opgebracht voor overheid, burgers en ondernemers. Het is nog niet mogelijk om digitaal te stemmen en er is ook nog geen elektronische handtekening. Aan de inzet van de minister ligt het niet – hij heeft een innovatieve kijk en lanceert de ene commissie na de andere – maar het stagneert op de werkvloer. Er zijn wel concrete projecten, maar geen aanwijsbare resultaten. Het lijkt erop dat de minister blijft steken in PR-acties voor zijn eigen websites.

Er zou 16,5 mld. kostenbesparing optreden voor het bedrijfsleven als gevolg van het actieprogramma. Hoeveel daarvan is al gerealiseerd? Hoe groot is het voordeel voor de burger en de overheid? Verder zou komend jaar sprake moeten zijn van minimaal 25% publieke elektronische dienstverlening. Dat percentage wordt echter bij lange na niet gehaald. Hoe denkt de minister uit de impasse te komen? Ziet hij mogelijkheden om resultaatsvertragingen tot een minimum te beperken? Hoe verklaart hij het gebrek aan resultaat bij vitale overheden als politie en provincie?

De heer Cherribi steunt de vele ambities van de minister, maar zet vraagtekens bij de beleidsvorming en de beleidsontwikkeling als het gaat om de implementatie en de uitvoering. Er komen nu uitvoeringsstichtingen, zoals de ICTU (ICT-Uitvoeringsorganisatie). Daardoor wordt onduidelijk wat de ministeriële verantwoordelijkheid zal zijn. Het is van tweeën één: óf je kiest voor uitvoering onder volledige verantwoordelijkheid van de minister óf je laat het over aan de markt.

De heer Kuijper (PvdA) brengt naar voren dat in de nota «Contract met de toekomst» staat dat een vrije verstrekking van overheidsinformatie in strijd kan zijn met het auteursrecht. Hij is blij dat de minister aangeeft voorstellen te zullen doen om dergelijke belemmeringen uit de weg te ruimen en in de toekomst een wat vrijere en ruimere verstrekking van die overheidsinformatie mogelijk te maken. Bescherming van de privacy is een randvoorwaarde voor betrouwbare elektronische informatie-uitwisseling tussen overheid en burgers. Er komt een kwaliteitspanel dat na moet gaan welke eisen burgers stellen aan het functioneren van die elektronische overheid op internet.

In de nota wordt de vraag gesteld of er sprake moet zijn van een proactieve dienstverlening. De moderne techniek maakt bijvoorbeeld een actief aanmoedigingsbeleid mogelijk door middel van koppeling van bestanden. Aan de hand van pilots zal worden nagegaan of er pakketten van overheidsdiensten te formuleren zijn waarbij de burgers zelf kunnen aangeven of zij al dan niet proactief willen worden benaderd. Op de mogelijke inhoud van die pilots gaat de nota niet in. Kan de minister daar iets meer over vertellen? Verder zou elke betrokken bestuurslaag moeten kijken welk onderwerp zich leent voor die proactieve dienstverlening.

De nota formuleert drie rechten: het recht op deelname aan de informatiemaatschappij, op regie op de eigen persoonsgegevens en op vrijwaring van onnodig gegevensverkeer. De laatste twee punten zijn deels geregeld in de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens. Bovendien komt er nieuwe EU-regelgeving. Dat neemt niet weg dat men zeer alert moet blijven op bijvoorbeeld het fenomeen «spamming». Hoe denkt het kabinet te kunnen voorkomen dat burgers die digitaal met de overheid communiceren te maken krijgen met ongewenste reclame of ongewenste mailtjes? Het recht op deelname aan de informatiemaatschappij is heel wezenlijk, maar het vraagt wel om een veel actiever beleid dan het huidige. Concrete maatregelen ontbreken echter. Hoe is het verder gesteld met het onderzoek van het kabinet naar de participatie van vrijwilligers- en non-profitorganisaties op internet?

De nota geeft een aantal actiepunten aan en staat vol met mooie uitgangspunten en voornemens, maar concrete beleidsvoornemens ontbreken. De acties die in 2000 zouden moeten zijn uitgevoerd, zijn niet allemaal uitgevoerd. De gemeenten halen bij lange na niet het uitgangspunt dat in 2002 25% van de dienstverlening elektronisch moet verlopen. Hoe wordt dat opgelost? De websites van het rijk zijn ook nog lang niet allemaal interactief. Er is nog geen elektronische postbus.

Er wordt nog te veel top-down gedacht en er zijn te weinig voorbeelden van interactieve elektronische communicatie tussen overheid en burger. In bijvoorbeeld Manchester heeft de gemeente niet bepaald welke informatie wordt aangeboden op hun website, maar is vooraf aan de bevolking gevraagd aan welke informatie zij behoefte heeft. De gemeente heeft die informatie vervolgens verstrekt. Dat spreekt de heer Kuijper aan. Mensen in achterstandsgroepen moeten bekend en vertrouwd worden gemaakt met de nieuwe technologieën, zodat ook zij de weg naar de arbeidsmarkt gemakkelijker kunnen vinden. Verder moet ervoor worden gezorgd dat de toegang op wijkniveau laagdrempelig is, bijvoorbeeld door te zorgen voor kinderopvang. Dergelijke projecten moeten professioneel worden opgezet.

De heer Bakker (D66) herinnert zich dat men in 1998 twee dagen voordat het regeerakkoord klaar moest zijn, nog zijn uiterste best heeft gedaan om een paar regels over internet en ICT in dat regeerakkoord in te brengen. Dat was buitengewoon moeilijk, want niemand zag er iets in. In dat licht geplaatst, heeft de minister de afgelopen jaren heel veel tot stand gebracht. Er moet echter nog veel gebeuren op dit terrein. In de nota «Contract met de toekomst» wordt veel gesproken over de uitgangspunten, maar is nog niet op alle punten een concrete vertaling geregeld. De overheid moet op de elektronische snelweg aan een aantal criteria voldoen. Men moet bereikbaar, transparant, responsief, betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Dat betekent dat het maken van een website niet voldoende is, maar dat de werkprocessen moeten worden aangepast.

Voor de elektronische handtekening en identiteitskaart is het vertrouwen van de gebruikers cruciaal. De minister heeft initiatieven genomen op het punt van de toegang tot internet en heeft gesproken over internetzuilen en de digitale trapveldjes. Verder wil de minister als er virussen opduiken een soort rapid reaction force in het leven roepen. Wat is de stand van zaken op deze punten?

In de nota «De elektronische overheid aan het begin van de 21e eeuw» staat dat het kabinet de ontwikkelingen en mogelijkheden tot regievoering door de burger over zijn eigen gegevens nauwlettend zal volgen. Dat is nuttig, maar de minister van Volksgezondheid gaat al verder. Zij vindt dat de burger eigenaar van zijn gegevens is en daar dan ook over hoort te gaan. Hoe staat het met die regie over eigen persoonsgegevens en het recht op vrijwaring van onnodig gegevensverkeer en spamming? Is het verder niet mogelijk om volgend jaar bij de gemeenteraads- en de landelijke verkiezingen een proef te doen met elektronisch stemmen in plaats van in 2003?

Antwoord van de minister

De minister somt op wat er tot nu toe is gebeurd. Alle bibliotheken in Nederland zijn op internet aangesloten en hebben computers waar men-sen gebruik van kunnen maken. Er zijn meer dan 100 digitale trapveldjes opgericht. Daarvoor wordt samengewerkt door rijksoverheid, gemeenten, buurtbewoners en bedrijfsleven. Er zijn voorzieningen gekomen in problematische wijken, die niet alleen het internet- en computergebruik dichter bij de mensen brengen, maar ook een bijdrage leveren aan de sociale cohesie in die wijken. Verder is er een subsidieregeling voor de gemeen-ten. Toen hij aantrad was het aantal gemeenten met een website op een hand te tellen. Nu hebben 200 gemeenten een site. Door de subsidieregeling groeit dat aantal nu snel door naar 400. Bovendien zijn er een interactieve gemeentelijke dienstencatalogus en een referentiemodel elektronisch loket en een catalogus vraaggerichte interactieve diensten. Er wordt dus ook aangedacht geschonken aan het doorstructureren in de organisatie. Er wordt een enorme moderniseringsslag gemaakt.

Er is een Overheidsloket 2000-referentiemodel gemaakt. Met Volkshuisvesting, Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken is begonnen om overheidsloketten op lokaal niveau te integreren. Ook dat krijgt een grote versnelling. Nadat het jarenlang heeft gesudderd is de ontwikkeling van één taal voor computergebruik bij de overheid in een stroomversnelling terechtgekomen. Iedereen bij de rijksoverheid is er namelijk van overtuigd dat dit moet gebeuren en dat er samengewerkt moet worden. Binnenkort komt de commissie-Snellen met een rapport over de modernisering van de bevolkingsadministratie. De leidraad is dat vraagsturing centraal moet staan, dat de burger zo veel mogelijk aan de knoppen moet zitten en dat de overheid zich daarop in moet stellen. Daarvoor is wel nodig dat de burgers weten wat internet kan en dat de overheid weet hoe men daarop moet reageren. Dit najaar zal er dan ook een soort consumentenbond komen.

In de ICTU komen alle projecten samen die onder de verantwoordelijkheid van de minister vallen. Er is nu sprake van een spanning tussen wat echt binnen het departement zit en uitsluitend voor Binnenlandse Zaken werkt, de wens van collega-ministeries om daar ook mee aan de gang te kunnen en het feit dat het moet worden gedaan in wisselwerking met de markt. Het is een illusie om te denken dat als de overheid beleidskaders neerzet en ontwikkelt, de overheid de uitvoering ook zelf moet gaan doen. Daar zijn de marktpartijen echt voor nodig. De rechtsvorm die daarvoor het beste werkt, is die van een stichting. Dit is het meest dynamische model om alle kennis en kwaliteit te bundelen en ten dienste te laten zijn aan rijksoverheid, gemeenten en de markt.

De minister heeft bij zijn aantreden gezegd dat de elektronische handtekening, kiezen op afstand en elektronisch stemmen er zo snel mogelijk moeten komen. Met de proef met kiezen op afstand loopt Nederland internationaal voorop. Sommige landen hebben al een elektronische handtekening, maar dan alleen op onderdelen. Hij heeft echter steeds voor ogen gehad dat er één elektronische identificatie moet komen die voor het totale gegevensverkeer tussen de overheden en de burger gebruikt kan worden. Dat project loopt op dit moment. Daar zijn al zijn collega's bij betrokken. Verder is er overleg met alle partijen om te zorgen dat die elektronische handtekening in één keer, uniform aan de burger kan wor-den aangeboden. Dat zal eind 2002, begin 2003 kunnen gebeuren. Als hij het proces zou willen versnellen zou het broksgewijs moeten gebeuren. Dat betekent dat er weer nieuwe bureaucratie zou komen en dat de burger zou worden lastiggevallen met allerlei typen smartcards en verschillende soorten handtekeningen voor verschillende diensten van de overheid. Dat wil hij echter voorkomen.

Het programmabureau Overheid 2000, dat ook in de ICTU zal worden ondergebracht, gaat naar de gemeenten toe om ICT te ontwikkelen. Er is massief ingetekend op de subsidieregeling. Het proces loopt dus goed. De minister kan echter geen wet maken aan de hand waarvan hij het de gemeenten op kan leggen. Bij de gemeenten kan nu 13% van de dienstverlening langs elektronische weg plaatsvinden en bij het rijk meer dan 30%. Het streven is dat in 2002 25% van de dienstverlening elektronisch wordt verleend. Tot twee jaar terug was er nog bijna geen bestuurder in het land die hier warm of koud van werd. De burger dwingt de overheid echter om te veranderen. Dat is ook de stelling in de nota «Contract met de toekomst». Daarom zijn al die processen ook in gang gezet. De gemeenten moeten er overigens zelf ook in investeren. Hij is dus afhankelijk van een bestuurder die het nut ervan inziet en de gemeente op de kaart wil zetten. Sommige gemeenten zijn zeer actief, maar er zijn er ook veel achtergebleven. Hij heeft de commissie-Cerfontaine gevraagd om in het verlengde van de digitale trapveldjes na te gaan hoe in de steden de digitale kloof kan worden gedicht. Er moeten intelligente netwerken worden gebouwd in die steden. Er is veel mogelijk en zo langzamerhand begint dat ook bij iedereen door te dringen.

Op de website www.overheid.nl wordt al aangegeven of een gemeente een website heeft of niet. De minister wil intern wel bekijken of er een overzicht kan worden gemaakt waar de gemeenten op een bepaalde datum staan, zodat dat inzichtelijk wordt gemaakt. De website www.overheid.nl is in de markt gezet op het moment dat er nog geen uniforme toegangspoort was bij de overheid. Postbus 51 was toen ook bezig met de ontwikkeling van een site. Postbus 51 let alleen op de rijksoverheid, terwijl www.overheid.nl er is voor de totale overheid. De sites zijn complementair en op onderdelen verlappend, maar er is geen sprake van concurrentie. Wellicht kan in overleg worden bekeken hoe het kan worden gestroomlijnd.

De lastenverlichting van 16,5 mld. is de verantwoordelijkheid van minister Jorritsma van EZ. De minister heeft in zijn nota alleen een overzicht gegeven van wat er bij verschillende departementen gebeurt. Lastenverlichting is haalbaar met ICT, en er kan een grote arbeidsproductiviteitswinst mee worden gehaald. Bij de overheid en bij het bedrijfsleven leidt ICT dan ook tot efficiency en arbeidsreductie.

Als het gaat om de vrije verstrekking van overheidsinformatie moet er een aparte publieksrechtelijke regeling komen om de auteursrechten en dergelijke te regelen.

De minister heeft wat betreft de pilots, de prioriteit gegeven aan de pilots voor «kiezen op afstand» en elektronische identificatie. Dat betreft de proeven in Amsterdam-Oud-Zuid en Delft. Andere pilots komen echter ook nog. De commissies-Cerfontaine en -Docters van Leeuwen hebben onderzoeken gedaan om het kabinet de spiegel voor te houden wat betreft de impact van ICT op de structurering van de overheid, zowel in territoriale zin, als wat betreft de kwaliteit van besluitvorming en service- en dienstverlening. In het rapport van de commissie-Snellen over de modernisering van de GBA, wordt nagedacht over de wijze waarop de burgers zoveel mogelijk de baas kunnen worden over hun eigen gegevens. Daar moet een voorziening voor worden getroffen.

Manchester staat niet synoniem voor geheel Groot-Brittannië. Er zijn een aantal steden in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten waar fantastische innovaties plaatsvinden. Dat staat de minister ook voor ogen. Hij gaat ook geregeld in het buitenland kijken of hij daarvan kan leren. Amsterdam-Zeeburg heeft vergelijkbare projecten lopen en doet het ook zeer goed. In Zweden en Finland heeft men de «fiber to the home»-con-cepten. Die zijn het waard om daar de komende periode over te praten. Burgers moeten namelijk vele malen sneller en goedkoper dan nu toe-gang tot allerlei informatie hebben. Daarvoor moeten communicatienetwerken worden gebouwd. Er zal over moeten worden nagedacht hoe dit soort dingen kunnen worden ontwikkeld. De volgende slag is dat het niet alleen gaat om dienstverlening, maar ook om betrokkenheid en participatie.

Dit voorjaar zal een centrum voor innovatieve besluitvorming worden opgericht. Dat is noodzakelijk omdat er breed geëxperimenteerd wordt in het land, onder andere met chatboxen. Dat is echter nog een zeer grillig patroon en voor de burger niet echt herkenbaar. Het is van het grootste belang dat de overheid de betrokkenheid van burgers op internet een plek gaat geven. Technisch is er met het nieuwe medium heel veel mogelijk, maar het moet wel hanteerbaar gemaakt worden. De minister zal drie gemeenten, Enschede, Eindhoven-Helmond en Den Haag, gezamenlijk 18 mln. geven om een superpilot te maken die helemaal is gericht op deze ontwikkelingen. Dat is echt van belang, omdat het enorme innovaties zijn en goed moet worden bekeken hoe de dienstverlening beter kan.

Verkeer en Waterstaat heeft het project Kenniswijk in Eindhoven. Dat is een concept waarbij geprobeerd wordt zoveel mogelijk mensen op het net aangesloten te krijgen en hen vervolgens aan te laten geven wat zij beleidsmatig willen aan services en diensten. Dat project loopt nog niet echt goed. Dat is echter verklaarbaar. De bedrijven die zijn betrokken bij het project Kenniswijk staan niet onmiddellijk te springen om allerlei grote investeringen te doen. De wisselwerking met de lokale overheid en de wetenschappelijke wereld loopt ook niet op alle vlakken even soepel als zou moeten. De gemeente moeten ook intern goed bekijken wat zij willen en wie wat moet doen. Het project valt primair onder de verantwoordelijkheid van Verkeer en Waterstaat, maar het is verbreed. De minister doet daar, juist vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid, aan mee. Het is een mooi project, dat op onderdelen nog stroef loopt.

Op het departement is een inventarisatie gemaakt van het effect van virussen bij de andere departementen. Daaruit is duidelijk geworden dat er op dat punt iets georganiseerd moet worden. Vandaar dat er nu een soort vliegende brigade komt. Dat moet een snel inzetbare club mensen worden die alert kan reageren binnen de overheid, om virussen voor te blijven. Mocht er toch een virus komen, moet men onmiddellijk zodanig kunnen reageren dat de systemen niet worden doorbroken. De minister richt zich nu eerst op wat de overheid zou moeten doen, maar kan zich voorstellen dat op termijn zal worden bekeken of het kan worden uitgebouwd tot een nationale eenheid.

Nadere gedachtewisseling

De heer Wijn heeft de indruk dat er geld wordt verspild met de overlap tussen Postbus 51 en www.overheid.nl. De minister zegt dat hij zal kijken of hij dat kan stroomlijnen. Wil hij de Kamer daar vervolgens, het liefst voor het zomerreces, over informeren?

Er is inderdaad sprake van een dilemma als het gaat om de elektronische identificatie. Die kan groot en in één keer worden ingevoerd, maar ook klein, zodat ermee kan worden geëxperimenteerd en een standaard kan worden uitgewerkt. Bij ICT-projecten bestaat snel het gevaar dat ze te megalomaan worden opgezet.

De minister heeft aangeven welke dingen nog kunnen worden verwacht, zoals pilots, superpilots en experimenten. De heer Wijn vindt zijn vlijt dan ook prima, maar als het gaat om concrete resultaat moet er nog veel meer gebeuren.

De heer Cherribi vraagt zich af of de minister niet in de valkuil is gevallen waar de Kamer hem drie jaar geleden voor heeft gewaarschuwd en zoveel bomen heeft geplant, dat het bos niet meer is te zien. De minister komt met een aparte stichting, die buiten de ministeries om werkt, maar alleen opdrachten kan krijgen van die ministeries en dus niet van gemeenten en provincies. De heer Cherribi vindt dat de minister daarmee de verantwoordelijkheid afschuift. Hij zou graag zien dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar hetgeen tot nu toe is gerealiseerd.

De heer Bram Peper vroeg een tijdje geleden op de site van minister Van Boxtel wat een chatbox is. De minister antwoordde daarop dat het een discussiegroep is en dat er geen verantwoording wordt afgelegd. De heer Cherribi begrijpt daaruit dat de minister liever chat met de burgers, dan dat hij praat met het belangrijkste orgaan, de Tweede Kamer. Hij zou graag zien dat de minister zo snel mogelijk met een notitie komt over wat hij wil met de chatboxen. Hij vindt dat de minister goede ambities heeft, maar dat hij weinig greep heeft op de digitalisering van de overheid.

De heer Kuijper geeft aan dat bij de aangifte van de belasting al met een elektronische handtekening kan worden gewerkt en dat elk ministerie nu al een eigen automatiseringscentrum heeft. Het is dan ook van groot belang dat dat wordt gecoördineerd. Zijn er problemen op dat punt?

De visie die in Manchester wordt gevolgd spreekt de heer Kuijper aan. Men zorgt ervoor dat mensen uit de achterstandsgroepen meer vertrouwd worden met de nieuwe technologie. Verder wordt in Manchester niet alleen naar de ICT gekeken, maar ook naar allerlei randvoorwaarden om die toegang zo gemakkelijk en zo laagdrempelig mogelijk te houden.

Er is bij dit soort projecten altijd sprake van privaat-particuliere projecten (PPP). Is dat niet een belemmering? Er is dan namelijk veel coördinatie nodig. Zou niet op onderdelen voorrang gegeven moeten worden aan hetgeen door de overheid wordt gedaan? Op bepaalde terreinen moet de overheid het initiatief nemen en moet het bedrijfsleven er later bij worden betrokken.

De heer Bakker is met de minister van mening dat de elektronische handtekening gestructureerd moet worden ingevoerd. In de markt bestaat echter het beeld dat die elektronische handtekening in de loop van dit jaar beschikbaar zal komen en dat die breder toepasbaar zal zijn. Daarover moet dan ook duidelijkheid komen.

De heer Bakker heeft verschillende keren vragen gesteld over de spamming en daar verschillende antwoorden op gekregen. Minister Jorritsma vond spamming prima. Staatssecretaris De Vries zei vervolgens dat er alleen sprake moet zijn van spamming als je er zelf om hebt gevraagd. Dat is het opt-in-beginsel, waar Europa ook van uit wil gaan. Wat is het standpunt van het kabinet en waar wordt in Europa op afgekoerst?

De minister is bereid om de Kamer voor de zomer te berichten over hetgeen kan worden gedaan aan de overlap van Postbus 51 en www.overheid.nl. Hij kan echter niet toezeggen dat het helemaal zal worden opgelost. Hij gaat namelijk niets demonteren als hij niet zeker weet dat hij er iets beters voor terug krijgt.

Fiber to the home is een zeer complex onderwerp. Nederland is een dichtbekabeld land, maar de overheid is niet de eigenaar van al die kabels. Het is daarom zeer complex om alles open te leggen en een glasvezelkabel naar elk huis te leggen. Hetgeen nu wordt gedaan met de bibliotheken en de trapveldjes zal nog worden uitgebouwd. Het zal dan niet alleen gaan om achterstandgroepen, maar het zal breder zijn. Als men zo dicht mogelijk bij de mensen wil komen, bijvoorbeeld door nieuwe services en diensten aan te bieden, zal dat veel investeringen vragen. Bij de komende kabinetsformatie zal dan ook moeten worden bekeken hoeveel men daarvoor over heeft. Er zijn verschillende invalshoeken. Sommigen zijn van mening dat het nu bij de markt ligt en dat zij alleen kunnen hopen dat die marktpartijen erin zullen gaan investeren. Dat is een soort status quo die de minister niet prettig vindt. Daarom moet die discussie worden gevoerd. Hij zal zijn steentje daaraan bijdragen, want hij is geïnteresseerd in de steeds betere relatie tussen burger en overheid, maar ook in hetgeen de burger met dit nieuwe medium kan gaan doen. Dat is geen ontwikkeling die door de overheid mag worden afgeremd.

Met betrekking tot de elektronische handtekening worden er uiteraard pilots gehouden. Daardoor kan namelijk tot één standaard worden gekomen, die dan kan worden gebruikt voor het hele overheidscomplex. Dat is de beleidslijn die al eerder is ingezet. Eind 2002 moet die elektronische handtekening er zijn. Het proces ligt nu redelijk op schema. De minister kan dat niet versnellen, tenzij hij knipt en een handtekening op de markt zet voor een beperkt onderdeel, bijvoorbeeld voor het verkeer tussen de departementen. Er is geadviseerd om dat niet te doen, omdat het uitgangspunt van interoperabiliteit voor de hele sector daardoor wordt ondermijnd en de gedachte van één uniforme elektronische handtekening volledig uit elkaar zal spatten. Daarom wil hij bij zijn belofte blijven om met één uniforme handtekening te komen.

Er is al een soort ICT-klassement via www.overheid.nl. De minister is bereid om te kijken of hij op die site of op zijn eigen site een rubricering kan laten zien van waar de gemeenten staan. Dan kan hij ook laten zien welke 400 gemeenten er met de subsidies aan de gang zijn gegaan en of zij de productencatalogus ook gaan implementeren in het door hen gekozen autonome bestuurslichaam.

De minister heeft een site ontwikkeld, omdat hij zelf wil laten zien dat hij het nieuwe medium optimaal wil ontsluiten. Hij is anderhalf jaar geleden begonnen met experimenten met chatten om te kijken of hij in georganiseerde vorm met het publiek in debat kan gaan. Chatten is praten, een debat met elkaar hebben. Daar komen honderden mensen op af. Hij heeft de Universiteit van Amsterdam, zijn eigen ambtenaren en mensen van het Instituut voor politiek en publiek in Leiden het effect van dat chatten laten evalueren, omdat hij wil leren van dit soort experimenten. Die experimenten hebben ertoe geleid dat er een expertisebureau voor innovatieve besluitvorming zal worden opgericht. Dat is een kleine club mensen bij de rijksoverheid die systematisch gaat nadenken over de vraag hoe de burger een zodanig plek in het democratische besluitvormingsproces bij de overheid kan krijgen dat hij het gelooft, het gaat kennen en het gaat gebruiken. Dat is het oogmerk. De minister legt echter in de Kamer verantwoording af. Op zijn site bespreekt hij, vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid, zaken die op dat moment spelen.

De ICTU is bedoeld om de kennis en kunde die nu in verschillende projectbureaus zitten en die dienstbaar kunnen zijn voor anderen, vorm te geven. De minister hoopt dat hij snel het groene licht zal krijgen van de Kamer om de ICTU van start te laten gaan.

De belastingdienst is de afgelopen jaren een zeer innovatief centrum gebleken. Op andere terreinen lopen ook interessante projecten. Er zijn overigens nog veel vragen te beantwoorden, bijvoorbeeld op het punt van de veiligheid van internet en de internationale rechtsorde. Die aspecten zijn van groot belang en daar moet goed naar worden gekeken.

Sommige ICT-projecten zijn inderdaad privaat-particuliere projecten (PPP), maar de overheid houdt de regie. Juist het voorbeeld van de digitale handtekening mag laten zien dat de markt niet zomaar iets ontwikkelt en dat de overheid de regie zal houden. De minister hoopt wel dat de koudwatervrees in de Kamer wegebt als het gaat om PPP-constructies, omdat de voortgang van een project soms gehinderd wordt door de angst voor die samenwerking met bedrijven. Zijn ervaring met de digitale trapveldjes en de samenwerking met 12 grote computerbedrijven in Nederland was goed. De overheid moet de beleidskaders bepalen en de verantwoordelijkheid houden, maar voor de uitvoering moet de markt erbij worden betrokken, want de overheid kan dat niet.

De minister vindt dat, als het gaat om de spamming, voor het opt-in-model moet worden gekozen. Daarmee moet het vervelende effect van ongevraagde informatie worden ingedamd. De voorkeur van staatssecretaris De Vries gaat op dit moment ook naar het opt-in-model.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD), De Swart (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Slob (Christen- Unie).

Plv. leden: Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Bakker (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Van Gent (GroenLinks ), Poppe (SP), Essers (VVD), Nicolaï (VVD), Wijn (CDA), Rouvoet (Christen- Unie).

Naar boven