nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 januari 1999
Mede namens mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer (VROM) bericht ik u het volgende.
Sinds bijna twee jaar wordt de Tracéwetprocedure voor de Noord-oostelijke
verbinding (NOV) doorlopen. De NOV is een spoorverbinding tussen de Betuweroute
en de grensovergang bij Oldenzaal. De NOV is vooral bedoeld voor goederenvervoer
en vervult ook een belangrijke rol in het vervoer naar Noord- en Noord-oost-Nederland.
De procedure is inmiddels gevorderd tot het uitbrengen van de Trajectnota/MER.
Hierbij bied ik u één exemplaar ter kennisneming aan van
de volledige Trajectnota/MER voor de NOV.1 In
de Trajectnota wordt het capaciteitsprobleem op de genoemde verbinding beschreven
en worden alle effecten van de verschillende mogelijke oplossingen weergegeven.
De Trajectnota/MER is tot stand gekomen onder begeleiding van een bestuurlijke
begeleidingsgroep, waarin de provincies Gelderland en Overijssel en de betrokken
gemeenten en regio's vertegenwoordigd zijn.
De Trajectnota/MER ligt met ingang van 14 januari 1999 ter inzage. Eenieder
heeft acht weken de tijd om op de Trajectnota te reageren. De betrokken bestuursorganen
hebben hiervoor zestien weken de tijd. De Commissie voor de m.e.r. zal een
toetsingsadvies over de kwaliteit en volledigheid van het MER geven. Het Overlegorgaan
Verkeersinfrastructuur (OVI) is eveneens gevraagd een advies over de NOV uit
te brengen.
Mede op basis van alle reacties en adviezen zal ik, samen met mijn ambtgenoot
van VROM, een standpunt over de NOV bepalen in de zin van artikel 9 van de
Tracéwet.
Volgens de huidige planning zal dit standpunt nog voor het zomerreces
van 1999 naar uw Kamer gezonden worden.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos