nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN ZUYLEN C.S.
Ontvangen 15 september
1999
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan artikel I, onderdeel A, worden, onder vervanging van de punt aan het
slot door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd:
i. bijzondere toegang: toegang tot het postnetwerk van de houder van de
concessie op andere punten dan de toegangspunten die aan de meeste gebruikers
worden geboden, dan wel een ander gebruik van die toegangspunten;
j. postnetwerk: het geheel van de organisatie en alle middelen, waarvan
door de houder van de concessie gebruik wordt gemaakt om de postzendingen
tussen de punten van toegang tot het postnetwerk en het distributiecentrum
te verzenden en te verwerken, en deze postzendingen op het vermelde adres
te distribueren;
k. toegangspunt: fysieke plaatsen, met name brievenbussen, met inbegrip
van brievenbussen voor het publiek aan de openbare weg of op het terrein van
de houder van de concessie, waar de postzendingen door de klant in het openbare
postnetwerk kunnen worden gebracht.
II
In artikel I, onderdeel D, wordt na artikel 2c een nieuw artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 2d
1. De houder van de concessie dient te voldoen aan alle redelijke verzoeken
tot bijzondere toegang, voorzover deze toegang noodzakelijk is voor kunnen
aanbieden van diensten anders dan krachtens de concessie.
2. De houder van de concessie verstrekt haar diensten onder gelijke voorwaarden
en omstandigheden aan een ander als die gelden voor haarzelf en/of
voor deelnemingen in de zin van boek 2, artikel 24c van het Burgelijk Wetboek.
3. Indien de houder van de concessie en de aanvrager om bijzondere toegang
geen overeenkomst tot stand brengen, kan het college op aanvraag van een of
meer van hen de regels vaststellen die tussen hen zullen gelden.
4. Geschillen over verbintenissen in het kader van bijzondere toegang
tussen de houder van de concessie en de betrokkene met betrekking tot de vraag
of de terzake tussen hen bestaande verbintenis, of de wijze waarop deze wordt
nagekomen, strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, worden
door het college op aanvraag beslecht. Het college zal beoordelen of de verbintenissen
strijdig zijn met het bepaalde krachtens of bij deze wet. In het geval het
college van oordeel is dat er sprake is van strijdigheid met het bepaalde
bij of krachtens de wet kan hij ter beëindiging van deze situatie regels
stellen die tussen de aanbieders zullen gelden. In voorkomende gevallen treden
deze regels dan in de plaats van de tot dan toe bestaande verbintenissen.
5. Met betrekking tot aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid
geldt dat het college:
a. binnen zes maanden na de datum van de aanvraag beslist;
b. in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit neemt, dat geldt tot
het definitieve besluit.
Toelichting
Het wetsvoorstel beperkt de concessie en de opdracht. Hierdoor wordt een
groot gedeelte van de thans nog voorbehouden poststroom geliberaliseerd. De
concept-Postwet regelt niets over de toegang van concurrenten tot het postnetwerk
van TPG. Om de liberalisering daadwerkelijk op gang te brengen is dit echter
van groot belang. Bijvoorbeeld de toegang tot brievenbussen, die TPG als enige
aan de openbare weg mag plaatsen, en tot postbussen.
Van Zuylen
Voûte-Droste
Bakker