26 363
Wijziging van de Postwet en enige andere wetten in verband met richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998, L 15), en een aantal wetstechnische wijzigingen

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN ZUYLEN C.S.

Ontvangen 15 september 1999

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel I, onderdeel A, worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd:

i. bijzondere toegang: toegang tot het postnetwerk van de houder van de concessie op andere punten dan de toegangspunten die aan de meeste gebruikers worden geboden, dan wel een ander gebruik van die toegangspunten;

j. postnetwerk: het geheel van de organisatie en alle middelen, waarvan door de houder van de concessie gebruik wordt gemaakt om de postzendingen tussen de punten van toegang tot het postnetwerk en het distributiecentrum te verzenden en te verwerken, en deze postzendingen op het vermelde adres te distribueren;

k. toegangspunt: fysieke plaatsen, met name brievenbussen, met inbegrip van brievenbussen voor het publiek aan de openbare weg of op het terrein van de houder van de concessie, waar de postzendingen door de klant in het openbare postnetwerk kunnen worden gebracht.

II

In artikel I, onderdeel D, wordt na artikel 2c een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2d

1. De houder van de concessie dient te voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang, voorzover deze toegang noodzakelijk is voor kunnen aanbieden van diensten anders dan krachtens de concessie.

2. De houder van de concessie verstrekt haar diensten onder gelijke voorwaarden en omstandigheden aan een ander als die gelden voor haarzelf en/of voor deelnemingen in de zin van boek 2, artikel 24c van het Burgelijk Wetboek.

3. Indien de houder van de concessie en de aanvrager om bijzondere toegang geen overeenkomst tot stand brengen, kan het college op aanvraag van een of meer van hen de regels vaststellen die tussen hen zullen gelden.

4. Geschillen over verbintenissen in het kader van bijzondere toegang tussen de houder van de concessie en de betrokkene met betrekking tot de vraag of de terzake tussen hen bestaande verbintenis, of de wijze waarop deze wordt nagekomen, strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, worden door het college op aanvraag beslecht. Het college zal beoordelen of de verbintenissen strijdig zijn met het bepaalde krachtens of bij deze wet. In het geval het college van oordeel is dat er sprake is van strijdigheid met het bepaalde bij of krachtens de wet kan hij ter beëindiging van deze situatie regels stellen die tussen de aanbieders zullen gelden. In voorkomende gevallen treden deze regels dan in de plaats van de tot dan toe bestaande verbintenissen.

5. Met betrekking tot aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid geldt dat het college:

a. binnen zes maanden na de datum van de aanvraag beslist;

b. in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit neemt, dat geldt tot het definitieve besluit.

Toelichting

Het wetsvoorstel beperkt de concessie en de opdracht. Hierdoor wordt een groot gedeelte van de thans nog voorbehouden poststroom geliberaliseerd. De concept-Postwet regelt niets over de toegang van concurrenten tot het postnetwerk van TPG. Om de liberalisering daadwerkelijk op gang te brengen is dit echter van groot belang. Bijvoorbeeld de toegang tot brievenbussen, die TPG als enige aan de openbare weg mag plaatsen, en tot postbussen.

Van Zuylen

Voûte-Droste

Bakker

Naar boven