A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. Voorstel van wet
Artikel I
In onderdeel I tot wijziging van artikel 21 is in het vierde lid het woord
«goedkeuring» steeds vervangen door: instemming.
Onderdeel J is vervallen. Dat onderdeel luidde:
J. In artikel 24, eerste lid, wordt na «op de naleving van»
ingevoegd: het bepaalde bij of krachtens.
Artikel II en III
Onder vernummering van artikel II tot artikel III is een nieuw artikel
II ingevoegd, luidende:
Artikel II
In artikel 1a, onder 3°, van de Wet op de economische delicten wordt
«de Destructiewet, de artikelen 3, eerste en tweede lid» vervangen
door: de Destructiewet, de artikelen 3, eerste, tweede en derde lid.
In de ondertekening is de verschuiving in de onderscheiden portefeuilleverdelingen
tussen minister en staatssecretaris op zowel VWS als LNV tot uitdrukking gebracht
in die zin dat de Staatssecretaris van VWS is vervangen door de Minister van
VWS, terwijl de Minister van LNV is vervangen door de Staatssecretaris van
LNV.
II. Memorie van Toelichting
1. Algemeen deel
Onder punt 3 is de notificatiedatum ingevoegd, nl. 28 juli 1998, alsook
de opmerking toegevoegd dat op deze notificatie geen reacties ontvangen zijn.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Bij de onderdelen A t/m D is na de eerste volzin een passage ingevoegd,
luidende:
Meer speciaal ten aanzien van de onderdelen B en C zij hieraan het volgende
toegevoegd. Zowel voor wat betreft de aanwijziging van gespecificeerd hoog-risico-materiaal
als de wijze waarop dat materiaal moet worden verwerkt en onschadelijk gemaakt,
is gekozen voor regeling bij ministeriële regeling. Voor dit niveau van
regeling in plaats van voor regeling bij algemene maatregel van bestuur. De
redenen daarvoor zijn tweeërlei:
– ook de nu geldende voorzieningen zijn tot stand gebracht op het
niveau van de minister, daarbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid van
ministeriële ontheffing op grond van artikel 13 van de Destructiewet,
zulks onder het stellen van begeleidende voorwaarden;
– regeling op ministerieel niveau is flexibeler en sneller, hetgeen
gelet op de eerdergemelde onzekerheden vanuit Brussel en het potentieel risicovolle
karakter van gespecificeerd hoog-risico-materiaal verkieselijker is.
Ten overvloede zij nog opgemerkt dat de minister van VWS de regels omtrent
beide onderwerpen altijd zal stellen in samenspraak met zijn ambtgenoot van
LNV (zie artikel 4e van de Destructiewet).
Bij onderdeel I tot wijziging van artikel 21 is na de eerste alinea een
passage toegevoegd, luidende:
Volledigheidshalve wordt in dit verband gewezen op het volgende. Anders
dan bij de regeling voor hoog-risico-materiaal is de mogelijkheid van het
in rekening brengen van kosten bij gespecificeerd hoog-risico-materiaal niet
beperkt tot de in artikel 2, eerste lid, onder a, genoemde gevallen. Dit zou
kunnen betekenen dat ook wanneer dieren in het kader van (preventieve) dierziektebestrijdingsmaatregelen
op een bedrijf zijn gedood, vorengenoemde kosten bij de individuele aanbieder
van gespecificeerd hoog-risico-materiaal in rekening kunnen worden gebracht.
Op grond van 91 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kan de
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij echter deze kosten
aan een individuele aanbieder vergoeden, nu het doden van dieren in het kader
van (preventieve) ziektebestrijdingsmaatregelen een maatregel is als bedoeld
in artikel 21 van laatstgenoemde wet. Deze vergoeding kan ten laste worden
gebracht van het in artikel 95a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
genoemde Diergezondheidsfonds.