nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel E, wordt vervangen door:
E. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onder
b, door een puntkomma wordt een onderdeel c toegevoegd, luidende:
c. een crematorium voor dode paarden op te richten, in werking te hebben,
in werking te houden, uit te breiden of te wijzigen.
2. Het zesde lid vervalt.
B
Artikel I, onderdeel H, ten eerste, wordt vervangen door:
1. In het derde lid wordt «honden en katten» vervangen door
«honden, katten en paarden», en wordt tevens een volzin toegevoegd,
luidende: Daarbij kan tevens worden voorzien in regels omtrent de inrichting
van crematoria voor dode paarden, alsmede het ophalen en het vervoeren van
dode paarden.
C
In artikel I, onderdeel I, wordt in artikel 21, derde lid, onderdeel a,
de zinsnede «en de helft van de winst» vervangen door: en het
bij regeling van Onze Minister vast te stellen percentage van de winst.
D
Artikel I, onderdeel J, vervalt.
Toelichting
A
Door de hier opgenomen wijziging worden degenen die in de toekomst een
paardencrematorium willen oprichten vergunningplichtig, zulks evenals degenen
die een destructiebedrijf willen exploiteren.
B
Het onderhavige wetsvoorstel maakt het mogelijk dode paarden te cremeren.
De wijze van cremeren, alsmede de wijze van ophalen en transport van dode
honden, katten en paarden naar een crematorium is niet in de wet geregeld.
Het vervoer van dode honden en katten zal veelal of door het desbetreffende
crematorium of door de eigenaar-houder zelf geschieden. Het vervoer van dode
paarden is doorgaans niet op die wijze mogelijk. Gelet op de omvang en het
gewicht zal de eigenaar-houder meestal niet zelf in staat zijn het vervoer
te verzorgen. De hier toegevoegde volzin voorziet in de mogelijkheid om bij
algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent dat vervoer van dode
paarden. Hetzelfde geldt voor de inrichtingseisen die aan een paardencrematorium
gesteld mogen worden. Die eisen zullen betrekking hebben op het tijdstip van
ophalen, op het vervoeren en opslaan van de dode paarden en op de inrichting
en werkwijze van het paardencrematorium.
C
Voor het ophalen van kadavers kunnen de destructiebedrijven een vergoeding
in rekening brengen. De totale opbrengst van de vergoedingen mag de werkelijke
kosten van het ophalen niet overschrijden. De feitelijke kosten worden overeenkomstig
een afspraak uit 1995 met de destructiebedrijven onder meer gecorrigeerd met
de helft van de winst die op de verwerking van de kadavers wordt geboekt.
Deze afspraak gaat ervan uit dat het reëel is om op de ophaalkosten van
kadavers een deel van de winst op de verwerking van deze kadavers niet in
mindering te brengen. Het aandeel van de winst dat de destructiebedrijven
zelf mogen behouden is bedoeld voor het aanhouden van een reservecapaciteit
ten behoeve van eventuele calamiteiten (plotselinge uitbraak van dierziekten)
en als aanmoediging om effectief met hun taken om te gaan. Een groter aanbod
van kadavers dan gemiddeld waarvoor de reservecapaciteit wordt aangewend,
kan deze verhouding echter geweld aan doen. De voorgestelde wijziging van
artikel 21 leidt ertoe dat bij ministeriële regeling het percentage winstcorrectie
wordt bepaald, zodat rekening kan worden gehouden met dergelijke ontwikkelingen.
D
Onderdeel J had ter gelegenheid van het uitbrengen van het nader rapport
geschrapt moeten worden, maar is abusievelijk toch in het wetsvoorstel blijven
staan; een en ander wordt hier rechtgezet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers