26 357
Wijziging van de Destructiewet in verband met de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 19 maart 1999

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen over haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen afdoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het voorstel van wet voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggend wetsvoorstel, dat enerzijds beoogt de financiële gevolgen van de uitvoering van Beschikking nr. 97/534/EG bij wet te regelen, anderzijds ertoe strekt een regeling van de onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal op wetsniveau tot stand te brengen; dit laatste met het oog op het herhaalde uitstel van de inwerkingtreding van genoemde Beschikking en het risico dat deze inwerkingtreding nimmer zal plaatsvinden, indien de in de Beschikking voorgeschreven maatregelen zouden worden opgenomen in «framework regulation», waarvan het opstellen jaren in beslag zal nemen.

De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de bewindslieden dat het dreigend «gat» in de Europese regelgeving t.a.v. onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal zich niet dient uit te breiden naar nationale wetgeving terzake. Nu in de Destructiewet van 14 mei 1998, Stb. 338 op cruciale punten wordt verwezen naar de Beschikking zou zonder wetswijziging een «gat» in de nationale wetgeving kunnen ontstaan. Met name met betrekking tot de vraag wat wordt verstaan onder gespecificeerd hoog-risico-materiaal en de wijze van verwerking en het onschadelijk maken daarvan.

Met het voorstel t.a.v. beide genoemde zaken tot delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de minister, die daarmee wettelijk wordt verankerd, kunnen de leden van de PvdA-fractie instemmen. Het argument voor de keuze voor een regeling op ministerieel niveau: flexibeler en sneller spreekt hen, gezien het potentieel risicovolle karakter van gespecificeerd hoog-risico-materiaal en de Brusselse onduidelijkheid, aan. Bovendien zal de minister, c.q. de staatssecretaris van LNV steeds bij e.e.a. betrokken worden, evenals bij de regeling van de vordering van gelden in het kader van de kostenbestrijding i.v.m. ontheffingverlening ex art. 13 en de tariefstelling met betrekking tot hoog-risico-materiaal en gespecificeerd hoog-risico-materiaal.

Voor de aanbieders van gespecificeerd hoog-risico-materiaal zal het onderdeel van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de financiële gevolgen als het meest ingrijpend worden ervaren, nu wordt voorgesteld dat zij niet alleen de kosten van ophalen, maar ook voor die van vervoeren, voorbewerken en het verbranden, begraven of op andere wijze onschadelijk maken daarvan moeten betalen.

Nu onduidelijkheid bestaat over het inwerking treden van Beschikking 97/534/EG vragen de leden van de PvdA-fractie hoe dit «gat» in de overige lidstaten wordt gedicht. Wordt in alle overige lidstaten vernietiging van gespecialiseerd hoog-risico-materiaal bij nationale wetgeving verplicht gesteld? Op welke wijze vindt de vernietiging van gespecificeerd hoog-risico-materiaal in de overige lidstaten plaats? Door wie worden de daarmee gepaard gaande kosten betaald?

Zal er door de voorgestelde wetswijziging geen sprake zijn van concurrentieverstoring tussen de lidstaten? Zal e.e.a. niet negatief uitwerken voor de Nederlandse veehouder? Gezien deze eventueel te verwachten ontwikkelingen ligt het voor de hand dat over het voorstel voldoende overleg met het bedrijfsleven heeft plaatsgevonden. Wat was de uitkomst van dat overleg?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot Wijziging van de Destructiewet. Zij zijn bijzonder verheugd te lezen dat het wetsvoorstel paarden een aparte positie geeft, waardoor het mogelijk wordt dat zij gecremeerd kunnen worden. Reeds vorig jaar werd door hen gepleit een wijziging in deze richting aan te brengen. Deze leden hebben echter nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat in de Landbouwraad gesproken wordt over een voorstel van de Commissie om een integraal pakket van TSE-maatregelen in te voeren. De OIE zal hier in mei advies over uitbrengen. Besloten is om beschikking 97/534 tot 31 december 1999 uit te stellen. Kan de minister toelichten welk Europees beleid momenteel voor SRM-organen geldt, en in hoeverre het Nederlands beleid afwijkt van het Europees beleid op dit punt? Verwacht de minister dat beschikking 97/534 ooit inwerking zal treden? Welke aanpassingen zullen in de Destructiewet doorgevoerd moeten worden als het integrale TSE-pakket dat nu in de Landbouwraad voorligt, aangenomen wordt?

Hoe staat de minister tegenover een uitstel van de financieringsmaatregelen totdat Europese regelgeving (97/543/EEG) voor alle Lidstaten van kracht wordt, opdat concurrentie-verhoudingen binnen de vleessector niet verstoord worden?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Destructiewet. Deze leden willen hierbij met name de aandacht vestigen op een drietal zaken: de afstemming van het nationaal beleid en het EU-beleid, de financiële invulling en de volksgezondheid.

Financiële bepaling

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat voorgesteld wordt het ophalen, het vervoeren, het transport naar een verwerkingsbedrijf voor gespecificeerd hoog-risisco-materiaal, waar dit wordt verbrand én de voorbewerking te laten uitvoeren door de huidige verwerkingsbedrijven voor hoog-risico-materiaal. Gesteld wordt dat deze bedrijven daartoe het best zijn geëquipeerd door de werkzaamheden die zij op dit terrein reeds uitvoeren. Zij zullen daarvoor dan een vergunning voor de verwerking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal behoeven.

De leden van de PvdA-fractie zetten vraagtekens bij het bestaan van voldoende controle(mogelijkheden). Hoe kijken de bewindslieden hier tegenaan?

Voorst vragen zij of de certificeringsvoorschriften voldoende zijn om goede waarborgen te geven.

Er zal een van andere gestorven, respectievelijk geslachte dieren gescheiden inzameltraject worden opgezet. Niet duidelijk wordt gemaakt of een aantal verwerkingsbedrijven voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal, waar de voorbewerking plaatsvindt niet tevens de mogelijkheid wordt gegeven het materiaal te verbranden – mits zij beschikken over faciliteiten, vergunning etc. –. Of is het de bedoeling dat slechts bij één bedrijf wordt verbrand? Delen de bewindslieden de mening dat, gezien de voor betrokken aanbieders aanzienlijke kostenverhoging, de kosten van het ophalen, verwerken en vernietigen van gespecificeerd hoog-risico-materiaal dient plaats te vinden tegen de laagst mogelijke kosten? Zo ja, hoe denken zij e.e.a. te bewerkstelligen? Willen zij bevorderen dat er in het traject van ophalen, verwerken en vernietigen geen monopoliepositie voor één bedrijf ontstaat?

Over de financiële invulling zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat, als het gaat om de onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal, niet alleen een diergezondheids-, maar ook een volksgezondheidsbelang wordt gediend. In deze wetswijziging komt dat onvoldoende tot uiting, gezien het feit dat alle kosten van onschadelijkmaking worden doorberekend aan de aanbieders van het risico-materiaal. Is hier in de visie van de regering ook sprake van een algemeen volksgezondheidsbelang en indien zulks het geval is, is zij dan van oordeel dat alle kosten voor rekening van de aanbieders moeten blijven? Ten tweede vragen de leden van de CDA-fractie zich af of het, gezien de forse tarieven waarvoor de aanbieders ineens komen te staan, mogelijk is om een overgangsregeling te hanteren. Deze leden vragen verder of het juist is dat de regering gespecificeerd hoog-risico-materiaal analoog acht aan bedrijfsafval, en dat daarom de financiering van beide afvalsoorten hetzelfde kan geschieden. Is het niet zo dat in het geval van «gewoon» bedrijfsafval de aanbieder vaak in staat is om te voorkomen dat afval ontstaat, of dat bewust gekozen kan worden voor het gebruik van alternatieve producten of productiemethoden, waardoor ander afval ontstaat. Hebben aanbieders van gespecificeerd hoog-risico-materiaal hebben deze mogelijkheid ook wel?

Hoe groot acht de regering het risico dat veehouders het gespecificeerd hoog-risico-materiaal niet aan zullen bieden? En is de veronderstelling van deze leden juist dat dit risico groter wordt naarmate de kosten van het aanbieden hoger worden?

De leden van de D66-fractie vragen wat de zinsnede «de verwerkingsbedrijven zullen voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal een apart inzameltraject opzetten» betekent voor de concrete uitvoering. Zij zijn van mening dat uiterste zorgvuldigheid in de scheiding prioriteit dient te hebben, maar kunnen zich wel voorstellen dat hoog-risico-materiaal en gespecificeerd hoog-risico-materiaal tegelijkertijd opgehaald kan worden, bijvoorbeeld door het monteren van aparte ruimtes in de wagen. Dit om uit milieu- en kostenoverwegingen het aantal ritten met een auto zoveel mogelijk te beperken. Kan de minister aangeven hoe zij zich een en ander voorstelt?

Gekozen is voor het principe «de vervuiler betaalt». Hiermee kunnen de leden van de D66-fractie instemmen. Hoe zal dit overigens in de praktijk worden uitgewerkt? Geschiedt betaling voordat de verwerking bij de inzamelaar van het materiaal plaatsvindt? Hoe wordt de betaling geregeld indien er sprake is van een slachtbedrijf als «tussenpersoon»? De zinsnede hierover op bladzijde 3 «De aanspraken van dit materiaal» is hen niet geheel duidelijk. Graag ontvangen zij hier een nadere toelichting op.

Bedrijfseffecten

Het heeft de leden van de PvdA-fractie enigszins verbaasd dat zo laconiek wordt aangekondigd dat het tarief voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal (kadavers van dieren die nu nog vallen onder de categorie hoog-risico-materiaal) naar verwachting aanzienlijk hoger komt te liggen dan het tarief dat nu door de boeren wordt betaald. Het zal gaan om «forse stijgingen».

Terwijl het maximum bedrag dat aan vergoeding voor ophalen van al het hoog-risico-materiaal kon worden opgebracht voor 1997 op 10,3 miljoen gulden werd beraamd, zal er na de wetswijziging sprake zijn van 24 miljoen omgeslagen over een geringer aantal kadaveraanbieders (voor de varkenshouders en pluimveebedrijven blijft het bestaande ophaaltarief gelden). Of het naar rato meebetalen door slachterijen, slagers en uitbeenbedrijven de pijn van de forse tarievenstijging voor de boeren wat kan verzachten is maar zeer de vraag.

Wordt een overgangsperiode voorzien of worden de tarieven volgens het voorstel tot stand gekomen direct na inwerking treden van de wet van kracht?

De vraag is of dit laatste – ook bezien vanuit het belang van de volksgezondheid – verantwoord is.

Bestaat er geen risico dat door de sterke prijsstijging er een illegaal circuit gaat ontstaan of dat men kadavers gaat begraven? Hoe groot achten de bewindslieden het risico dat veehouders de kadavers niet meer aanmelden? Bij welke kosten worden deze niet meer aangeboden, m.a.w. waar ligt het omslagpunt? Is over deze problematiek overleg gevoerd met het bedrijfsleven, respectievelijk landbouworganisaties? Zo ja, met welke uitkomst?

De minister schat de kosten die met het ophalen en verwerken van SRM-materiaal gepaard gaan op f 24 mln. per jaar, en komt daarbij tot een nadere uitsplitsing van f 6,5 mln. ophaalkosten, f 8 mln. voorbewerkingskosten en f 9,5 mln verbrandingskosten. De leden van de VVD-fractie zouden graag meer toegelicht willen zien hoe deze schatting van f 24 mln. tot stand is gekomen, en wat deze kosten op bedrijfsniveau betekenen.

Er wordt niet verwacht dat er een Europese financieringsrichtlijn zal komen voor de verwerking van SRM-materialen. De leden van de VVD-fractie vragen de minister of zij wel verwacht dat er een Europese richtlijn zal komen die kaders en voorschriften zal geven hoe deze kosten in rekening moeten worden gebracht bij het bedrijfsleven, en zo nee, zal Nederland daar op aandringen?

Is de minister ook bereid om de kosten voor het ophalen en verwerking van SRM-materiaal voor haar rekening te blijven nemen totdat de Europese regelgeving op dit terrein is ingevoerd en voor alle lidstaten geldt?

Kan de minister aangeven hoeveel bedrijven een vergunning hebben om gespecificeerd hoog-risico-materiaal te verbranden?

De minister zegt dat het tarief voor het ophalen van kadavers voor agrarische bedrijven naar verwachting aanzienlijk hoger komt te liggen dan het huidige tarief. Bij de vorige wetswijziging hebben de leden van de VVD-fractie al gevraagd wat dit voor consequenties kan hebben voor het aanbieden van kadavers. Het antwoord was toen dat het aanbieden van kadavers niet nadelig beïnvloed zou worden door het realiseren van een apart verwerkingstraject. Is de minister nog steeds deze mening toegedaan? Vreest zij niet voor illegale praktijken?

Verwacht de minister dat de slachterijen, slagers en uitbeenbedrijven de kosten die zij maken voor het SRM-materiaal zullen doorberekenen aan de agrarische bedrijven?

Bij preventieve ruimingen in verband met dierziektebestrijding kunnen de kosten van het ophalen en verwerken van SRM-materiaal bij de individuele aanbieder in rekening worden gebracht. Op grond van de GWWD, art. 91 kan de minister van LNV de individuele ondernemer een vergoeding betalen uit het Diergezondheidsfonds. De leden van de VVD-fractie hebben daarover de volgende vragen. Zal het doorberekenen van deze SRM-kosten die gepaard gaan met preventieve ruimingen de ondernemer niet huiverig maken om bij dierziekten hiervan een melding te doen? Kan de ondernemer een vergoeding uit het Diergezondheidsfonds in het vooruitzicht worden gesteld, daar dit fonds enkel door varkensheffingen wordt gevoed? Zo ja, kan de minister aangeven welk bedrag op jaarbasis uit dit Diergezondheidsfonds uitgetrokken zal worden ten behoeve hiervan? De leden van de VVD-fractie willen ook graag weten of de minister van LNV voornemens is criteria op te stellen op grond waarvan de individuele aanbieder aanspraak kan maken op vergoeding uit het Diergezondheidsfonds.

Het totaal aan jaarkosten zal worden omgeslagen over alle aanbieders van SRM-materiaal. Betekent dit dat bij de uitbraak van een besmettelijke dierziekte de kosten voor het ophalen en verwerken van SRM-materiaal – ook van geruimde en preventief geruimde bedrijven – bij alle aanbieders van dat jaar komt te liggen?

De leden van de D66-fractie hebben vragen ten aanzien van de financiële gevolgen van de uitvoering van Beschikking nr. 97/534/EG.

Tijdens het debat over de wijziging van de Destructiewet (wetsvoorstel 24 505) hebben deze leden gevraagd of de overheid een meer dan controlerende rol vervult ten aanzien van de destructie, omdat zij de tariefstelling uiteindelijk goed- of afkeurt. De staatssecretaris heeft destijds hierop bevestigend geantwoord. Als reden hiervoor werd genoemd dat de tariefstelling de enige mogelijkheid is om toezicht te houden op de naleving van de wettelijke norm zonder een uitvoerig sanctiestelsel te introduceren. Deze leden zijn van mening dat een uitvoerig sanctiestelsel dat veel bureaucratie met zich meebrengt, niet wenselijk is. Deze leden vragen echter of een meldingsplicht bij de provincie, zoals ook voor chemisch afval verplicht is, niet net zo goed zou voldoen. Waarom is niet gekozen voor een meldingsplicht met daaraan gekoppeld de mogelijkheid om de prijs aan de markt over te laten? Zou dit niet meer in lijn zijn met het tot nu toe gevoerde beleid ten aanzien van gevaarlijke stoffen of ander risicovol afval?

De staatssecretaris noemde destijds als tweede argument dat de tariefstelling noodzakelijk is om degenen die de vergoeding moeten opbrengen te beschermen tegen de hoge kosten die zouden ontstaan wanneer zou blijken dat de destructiebedrijven de wettelijke norm zouden overschrijden. De leden van de D66-fractie zouden dit argument graag nog eens nader toegelicht willen krijgen. Als de wet niet overschreden wordt, hoeven er toch ook geen (hoge) kosten betaald te worden?

De leden van de D66-fractie zijn verbaasd over het voorstel van de regering dat de voorbewerking en verwerking van het gespecificeerd hoog-risico-materiaal vooral door de bestaande verwerkingsbedrijven gedaan dienen te worden. Kan de minister een overzicht verschaffen welke bedrijven dit momenteel betreft? Houdt het voorstel van de regering tevens is dat er geen sprake zal zijn van mogelijkheden voor andere bedrijven om een vergunning te verwerven en zich op deze markt te begeven? Zien deze leden het juist dat het kabinet meer concurrentie in dit segment van de markt niet wenselijk acht? Wat is hiervoor de reden?

Verankering nationaal beleid

De Nederlandse regering streeft nu al, zonder de inwerkingtreding van beschikking 97/534/EG af te wachten, een verdere wettelijke verankering van het nationale beleid van de onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal na. De inwerkingtreding van de Beschikking laat op zich wachten, omdat de invoering ervan in diverse lidstaten op problemen stuit. Tevens is men in Europa van plan de bepalingen in de Beschikking om te zetten in een «framework regulation». Kan de regering de leden van de CDA-fractie garanderen dat Nederland in de toekomst als gevolg van deze procedure niet in de problemen komt met de afstemming tussen nationaal en EU-beleid? Kan het zo zijn dat, omdat Nederland deze procedure volgt, de totstandkoming en inwerkingtreding van communautaire regelgeving wordt vertraagd? Hoe gaan de overige EU-lidstaten op dit moment om met gespecificeerd hoog-risico-materiaal?

Hoe zijn of worden de bepalingen van de beschikking op dit moment in andere landen in nationaal beleid vertaald? Welke problemen spelen er betreffende deze vertaalslag bij sommige lidstaten? Heeft de trage gang van zaken in een aantal EU-lidstaten rond dit onderwerp consequenties voor het welzijn van dieren en met name voor de volksgezondheid? Kan deze wetswijziging negatieve effecten hebben op de concurrentieverhoudingen tussen Nederlandse veehouders en veehouders uit andere lidstaten, en zo ja, wat betekent dit dan voor de Nederlandse veehouders en wordt er voor hun in compenserende maatregelen voorzien? Worden er nu onverantwoorde risico's gelopen in de grensregio's in verband met het gebruik van bedrijfsgebouwen over de grens?

De leden van de D66-fractie kunnen van harte instemmen met het loskoppelen van het nationaal beleid betreffende de onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal conform Beschikking 97/534/EG. Gezien het belang van dit beleid voor de gezondheid van mens en dier zijn deze leden van mening dat niet langer gewacht kan worden op de Beschikking, al dan niet omgezet in een «framework regulation». Overigens vinden zij het teleurstellend dat Europa niet in staat blijkt te zijn om een onderwerp dat Europees of internationaal bezien zo belangrijk is, efficiënter en sneller te regelen. Ziet de regering nog mogelijkheden om de dwarsliggende lidstaten en de Europese Commissie er op te wijzen wat een dergelijke vertraging voor nadelen kan hebben voor de volksgezondheid?

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel bevat, naast een regeling voor het in rekening brengen van de kosten van het onschadelijk maken van gespecificeerd hoog-risico-materiaal, een grondslag voor regelgeving door minister van het onschadelijk maken van dit materiaal. Omdat de implementatie van Beschikking 97/534/EG tweemaal is uitgesteld en zelfs wordt verwacht dat deze Beschikking niet inwerking zal treden, kunnen de leden van de fracties van RPF en GPV instemmen met een wettelijke grondslag op nationaal niveau. Deze leden vragen naar de achtergronden van de moeizame implementatie van bovengenoemde EG-beschikking. In welke lidstaten stuit de uitvoering van Beschikking 97/534/EG op problemen? Om welke problemen gaat? In hoeverre kunnen deze problemen wel in een «framework regulation» worden opgelost? Waarom zal het opstellen van zo'n «framework» enkele jaren duren?

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 2, 3 en 13

Is het gezien de consequenties die deze wet heeft, zowel in financiële zin voor de aanbieders, als in de zin van de dier- en volksgezondheid niet gewenst om te kiezen voor AMvB's met een voorhangprocedure, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Onderdeel J

Artikel 21

De Memorie van Toelichting stelt (blz. 8) dat, wanneer aan het einde van het jaar blijkt dat er significante verschillen bestaan tussen de geschatte en de werkelijk gemaakte kosten, die verschillen verrekend worden in de tarieven van het volgend jaar. De leden van de PvdA-fractie vragen wat zich er tegen verzet om de tarieven alsnog met terugwerkende kracht te wijzigen.

Is het redelijk dat de aanbieders van het jaar daarop (dat zullen onder de veehouders niet altijd dezelfde zijn) te laten opdraaien, respectievelijk profiteren van de gecorrigeerde tarieven? Indien de reële kosten hoger uitvallen dan geschat, omdat bijvoorbeeld een andere ondernemer door de minister wordt aangewezen (art. 10), worden deze dan doorberekend aan de aanbieders of dienen de ondernemers onderling af te rekenen.

ARTIKELEN

Artikel 21

De leden van de PvdA-fractie vragen, nu in het artikel expliciet sprake is van «begraven», terwijl in de toelichting steeds gesproken wordt van verbranden, of het de bedoeling is gespecificeerd hoog-risico-materiaal daadwerkelijk te begraven.

Ook wanneer dieren in het kader van (preventieve) dierziektebestrijdingsmaatregelen zijn gedood kunnen de kosten van het aldus verkregen gespecificeerd hoog-risico-materiaal bij de aanbieder in rekening worden gebracht. De regering schrijft in de wet van de wijziging van de Destructiewet op advies van de Raad van State dat de Minister van LNV deze kosten (in het kader van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, en het in die wet in artikel 95 genoemde Diergezondheidsfonds) kan vergoeden aan de individuele aanbieder. De leden van de CDA-fractie achten dit niet transparant. Kan de regering nader ingaan op de criteria van wel of niet vergoeding uit het Diergezondheidsfonds? In het voorstel tot wetswijziging wordt verder gesproken over de tarieven voor het ophalen en verwerken van gespecificeerd hoog-risico-materiaal. Deze zullen worden gebaseerd op de integrale verwerkingskosten en op een ondernemersvergoeding voor de destructiebedrijven. De leden van de CDA-fractie vragen of op basis van welke objectieve criteria deze ondernemers-vergoeding wordt vastgesteld. Hoe hoog zullen deze ondernemersvergoedingen zijn en zit er een maximum aan verbonden? Blijven er naar oordeel van de regering voor de destructiebedrijven voldoende prikkels bestaan om het gespecificeerd hoog-risico-materiaal zo doelmatig mogelijk te verwerken? Wil zij dit bevorderen, zo ja hoe? Is de regering van mening dat er gevaar bestaat voor het ontstaan van een monopoliepositie van één bedrijf dat gespecificeerd hoog-risico-materiaal ophaalt, verwerkt en venietigt? Zo ja, op welke wijze wil zij dit tegengaan? Kan de regering een specifcatie geven van het totale aandeel ondernemersvergoedingen in de genoemde f 24 mln.?

De voorzitter van de commissie,

Essers

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter , Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Rouvoet (RPF), De Vries (VVD), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GL), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD) en Van der Hoek (PvdA).

Plv. leden: Van 't Riet (D66), Rehwinkel (PvdA) , Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Weekers (VVD), Schutte (GPV), Cherribi (VVD), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Th.A.M. Meijer (CDA), Rosenmöller (GL), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP) en O.P.G. Vos (VVD).

Naar boven