nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 1999
Bij de behandeling van het voorstel van tot wijziging van de Destructiewet
in verband met de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal
(26 357) op 8 september 1999 heb ik uiteengezet wat onder gespecificeerd
hoog-risico-materiaal (srm) wordt verstaan. Tevens is aan de orde geweest
de kosten van vernietiging van srm. Volledigheidshalve merk ik hierbij nog
op dat het beleid ten aanzien van hetgeen onder srm valt niet is gewijzigd.
Als srm worden beschouwd:
– Van de geslachte schapen, geiten en runderen die meer dan één
jaar oud zijn, de schedel met inbegrip van de hersenen, de ogen, en de tonsillen
en het ruggenmerg
– en de milt van schapen en geiten,
– Op de boerderij gestorven runderen ouder dan één
jaar en schapen en geiten (kadavers).
Zoals uiteengezet tijdens de behandeling wordt het srm opgehaald, voorbewerkt
tot meel en vet en uiteindelijk verbrand. Dit betekent dat kadavers van geiten,
schapen en runderen ouder dan één jaar, niet in diervoeder terecht
komen. Op de door de heer Poppe gestelde vraag over het kosten aspect en de
directe verbranding van kadavers in een vuilverbrandingsinstallatie zij, mede
namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het volgende
opgemerkt.
In het onderzoek van de verwijderingsketen Specifiek Risico Materiaal
van DHV, dat ik u bij brief van 19 mei van dit jaar heb aangeboden, is niet
alleen gekeken naar de gehanteerde tarieven doch ook naar andere wijzen van
aanpak van de verwijderingsketen. Een van de door DHV nader bekeken oplossingsrichtingen
is de door de heer Poppe genoemde mogelijkheid, de directe verbranding.
De DHV heeft drie alternatieve verwijderingsketens onderzocht: directe
verbranding, optimalisatie bestaande voorbewerking en uitgebreide voorbewerking.
Van deze drie alternatieven komen naar het oordeel van DHV het eerste en het
derde alternatief in aanmerking voor de toekomst.
Onder het eerste alternatief, directe verbranding wordt in dit rapport
verstaan: verkleining van srm bij een verbrandingsinstallatie en direct aansluitend
verbranding in een draaitrommeloven voor gevaarlijk afval of roosteroven voor
huishoudelijk afval. Het derde alternatief omvat een uitbreiding van de voorbewerking
van het halfproduct. Dit betekent dat als halfproduct geen pasta ontstaat
doch vet en meel.
Uit het DHV-rapport blijkt dat de mogelijkheid om srm te verbranden via
het eerste alternatief, de directe verbranding, mogelijk is, maar pas over
enige tijd. Met de voorbereiding tot realisatie van deze mogelijkheid is naar
verwachting een periode van ca. 2 jaar gemoeid. Forse investeringen zullen
door de vuilverbrandingsinstallaties gedaan moeten worden. Immers de slachtafvallen
en kadavers moeten na verkleining direct een hittebehandeling ondergaan.
In de nota naar aanleiding van het eindverslag en tijdens de behandeling
in de Tweede Kamer heb ik u medegedeeld dat Rendac B.V. de voorbewerking heeft
uitgebreid en dat het halfproduct dat nu ontstaat vet en meel is. Het derde
alternatief van DHV wordt derhalve op dit moment al uitgevoerd. De totale
kosten van vernietiging van srm zijn hierdoor verlaagd. Immers de kosten van
deze verdere voorbewerking door Rendac zijn hetzelfde als de kosten van de
voorbewerking tot pasta. Vervolgens kan de verbranding van vet ongeveer kostenneutraal
geschieden en de verbranding van meel is goedkoper dan de verbranding van
pasta.
Hoewel het door het kamerlid Poppe naar voren gebrachte directe verbranding
tot de mogelijkheden behoort ben ik van mening dat nu het derde alternatief
vanwege de huidige financiële voordelen wordt uitgevoerd een wijziging
in de verwijderingsketen op dit moment niet op zijn plaats is.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers