nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID M. B. VOS TER VERVANGING
VAN DE AMENDEMENTEN GEDRUKT ONDER DE NRS. 14 EN 19
Ontvangen 13 december 2000
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 10 komt te luiden als volgt:
Artikel 10
1. Onze Ministers bepalen jaarlijks, na overleg met gedeputeerde staten
van de provincies waarin de concentratiegebieden zijn gelegen, telkens voor
een termijn van vier jaren, op basis van vastgesteld rijksbeleid met betrekking
tot de in de artikelen 4 en 5 genoemde aspecten en in het perspectief van
de rijksuitgangspunten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, de beleidsprioriteiten
voor de reconstructie van de onderscheiden concentratiegebieden. Daarbij kunnen
zij tevens de rijksuitgangspunten aan de hand van het in de eerste volzin
bedoelde rijksbeleid nader uitwerken.
2. Het overleg met gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in het
eerste lid, is erop gericht overeenstemming te bereiken met gedeputeerde staten
van de provincies over de beleidsprioriteiten. Van overeenstemming wordt blijk
gegeven bij bestuursovereenkomst.
Toelichting
De rijksuitgangspunten en de daarbinnen vast te leggen beleidsprioriteiten
zijn toetsingsgronden voor de reconstructieplannen. Om de provincies meer
houvast te geven bij de uitvoering van de wet is het van belang dat het Rijk
mede aan de hand van vigerend rijksbeleid, zoals dat bijvoorbeeld is vastgelegd
in beleidsnota's als het Nationaal Milieubeleidsplan-3, de Vierde Nota waterhuishouding
en de Nota natuur bos en landschap in de 21e eeuw, een nadere uitwerking geeft
aan de rijksuitgangspunten. Deze nadere uitwerking kan de reconstructiecommissie
tot steun zijn bij de opstelling van een reconstructieplan.
Vaststelling van de beleidsprioriteiten en uitwerking van de rijksuitgangspunten
geschiedt door de Ministers, na overleg met de betrokken provinciebesturen.
Overeenkomstig de opzet van de reconstructie als gezamenlijke
inspanning van rijk en provincies is daarbij uitgangspunt dat hierover zoveel
mogelijk overeenstemming wordt bereikt, hetgeen tot uitdrukking wordt gebracht
in de in het tweede lid bedoelde bestuursovereenkomst. Hiermee wordt aangesloten
bij de afspraken die Rijk en provincies hebben gemaakt in het kader van het
zogenoemde Sturingsmodel voor het landelijk gebied.
M. B. Vos