26 356
Regels inzake de reconstructie van de concentratiegebieden (Reconstructiewet concentratiegebieden)

nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID M. B. VOS TER VERVANGING VAN DE AMENDEMENTEN GEDRUKT ONDER DE NRS. 14 EN 19

Ontvangen 13 december 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 10 komt te luiden als volgt:

Artikel 10

1. Onze Ministers bepalen jaarlijks, na overleg met gedeputeerde staten van de provincies waarin de concentratiegebieden zijn gelegen, telkens voor een termijn van vier jaren, op basis van vastgesteld rijksbeleid met betrekking tot de in de artikelen 4 en 5 genoemde aspecten en in het perspectief van de rijksuitgangspunten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, de beleidsprioriteiten voor de reconstructie van de onderscheiden concentratiegebieden. Daarbij kunnen zij tevens de rijksuitgangspunten aan de hand van het in de eerste volzin bedoelde rijksbeleid nader uitwerken.

2. Het overleg met gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in het eerste lid, is erop gericht overeenstemming te bereiken met gedeputeerde staten van de provincies over de beleidsprioriteiten. Van overeenstemming wordt blijk gegeven bij bestuursovereenkomst.

Toelichting

De rijksuitgangspunten en de daarbinnen vast te leggen beleidsprioriteiten zijn toetsingsgronden voor de reconstructieplannen. Om de provincies meer houvast te geven bij de uitvoering van de wet is het van belang dat het Rijk mede aan de hand van vigerend rijksbeleid, zoals dat bijvoorbeeld is vastgelegd in beleidsnota's als het Nationaal Milieubeleidsplan-3, de Vierde Nota waterhuishouding en de Nota natuur bos en landschap in de 21e eeuw, een nadere uitwerking geeft aan de rijksuitgangspunten. Deze nadere uitwerking kan de reconstructiecommissie tot steun zijn bij de opstelling van een reconstructieplan.

Vaststelling van de beleidsprioriteiten en uitwerking van de rijksuitgangspunten geschiedt door de Ministers, na overleg met de betrokken provinciebesturen. Overeenkomstig de opzet van de reconstructie als gezamenlijke inspanning van rijk en provincies is daarbij uitgangspunt dat hierover zoveel mogelijk overeenstemming wordt bereikt, hetgeen tot uitdrukking wordt gebracht in de in het tweede lid bedoelde bestuursovereenkomst. Hiermee wordt aangesloten bij de afspraken die Rijk en provincies hebben gemaakt in het kader van het zogenoemde Sturingsmodel voor het landelijk gebied.

M. B. Vos

Naar boven