nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 augustus 1999
In de Contourennota (Tweede Kamer 1998–1999, 26 352, nr. 1)
is ingegaan op het situeringsbeleid ten aanzien van de gerechten. Dit houdt
in grote lijnen in dat de huidige kantongerechtslocaties in stand blijven.
Opheffing van kantongerechten ligt alleen in de rede in die gevallen waarin
al concrete daartoe strekkende verzoeken voorliggen. Sluiting van kantongerechtsgebouwen
wordt verder alleen overwogen indien sprake is van onevenredig hoge exploitatielasten.
Bij gelegenheid van het Algemeen Overleg op 19 april jl. (Tweede Kamer
1998–1999, 26 352, nr. 10) hebben wij de toezegging gedaan u te
informeren over de voorgenomen sluiting van een aantal kantongerechtsgebouwen.
In deze brief gaan wij hier nader op in.
Ter uitvoering van het gestelde in de Contourennota heeft een ambtelijke
werkgroep een overzicht opgesteld van gevallen waarin om opheffing van kantongerechten
is verzocht en van de gevallen waarin exploitatie van de kantongerechtsgebouwen
onevenredig kostbaar is en sluiting van de kantongerechtsgebouwen in de rede
ligt onder de voorwaarde dat vervangende zittingsruimte elders in de hoofdplaats
van het kanton voorhanden is. Hierover hebben wij vervolgens advies gevraagd
aan de presidenten van de rechtbanken en de directeuren beheer gerechten.
Een en ander heeft ertoe geleid dat thans een wetsvoorstel wordt voorbereid
tot opheffing van de kantongerechten in Meppel, Zevenbergen en Zuidbroek (omdat
in die gevallen al verzoeken daartoe waren ingediend). Dit wetsvoorstel zal
te gelegener tijd aan de betrokken instanties om advies worden voorgelegd.
Wat de voorgenomen sluiting van enkele kantongerechtsgebouwen betreft
berichten wij u het volgende.
Het aanvankelijke voorstel was om de kantongerechtsgebouwen in Sneek,
Beetsterzwaag, Oud-Beijerland, Sommelsdijk, Wageningen, Zierikzee en Den Helder te sluiten en in de hoofdplaatsen van die kantons vervangende
zittingsruimte te zoeken. Mede op basis van de ontvangen reacties is besloten
het kantongerechtsgebouw te Den Helder te handhaven. Er is inmiddels een medehuurder
gevonden voor het gebouw waardoor de kosten worden gedrukt en de noodzaak
voor het afstoten van het gebouw is komen te vervallen. In Zierikzee is het
gebouw inmiddels afgestoten en vervangende zittingsruimte gevonden. Met de
andere genoemde kantongerechten zal nader overleg plaatsvinden.
Gelet op de reactie vanuit het arrondissement Zutphen zijn wij tot de
conclusie gekomen dat vanuit het oogpunt van het terugdringen van exploitatielasten
de genoemde kantongerechten ten onrechte niet in de brief van 2 maart 1999
zijn opgenomen. Wij zijn daarom voornemens om ook te overleggen met het arrondissementsbestuur
te Zutphen over sluiting van de kantongerechtsgebouwen in Harderwijk, Groenlo
en Terborg en het zoeken van vervangende zittingsruimte.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Staatssecretaris van Justitie,
M. J. Cohen