Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26345 nr. 82 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26345 nr. 82 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2002
De landelijke invoering van het geweldsmiddel pepperspray voor de gehele Nederlandse politie is met ingang van april 2002 een feit. Eerder bent u in een aantal brieven op de hoogte gesteld van de stand van zaken met betrekking tot de landelijke invoering van de pepperspray. Ten vervolge hierop kan ik u thans als volgt berichten.
Voor de aanschaf van de (oefen-)pepperspray en de daarbij behorende draagmiddelen is een Europese aanbestedingsprocedure doorlopen.
Oorspronkelijk was voor de Europese aanbesteding met een termijn van drie maanden rekening gehouden. Uitgaande van deze termijn was gepland dat de landelijk benodigde middelen vanaf 1 juni 2001 beschikbaar zouden zijn. Op deze datum diende te worden begonnen met de training van de politieambtenaren in de korpsen om er voor zorg te dragen dat de gehele Nederlandse politie voor het einde van het jaar 2001 is uitgerust met pepperspray. Helaas is deze planning doorkruist, doordat een aantal leveranciers een kort geding tegen de Staat heeft aangespannen over de ingestelde Europese aanbestedingprocedure van de benodigde middelen. De eisers verzetten zich er onder meer tegen dat de aanbiedende leveranciers voor de opdracht een combinatie van pepperspray en draagmiddel moeten aanbieden. Gesteld werd dat door deze en andere eisen een bepaalde leverancier werd bevoordeeld boven andere mededingers. In dit kort geding heeft de President van de Rechtbank te 's-Gravenhage op 21 mei 2001 uitspraak gedaan. De President heeft alle ingestelde vorderingen afgewezen. Ten aanzien van de uitslag van het kort geding is spoedappel bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage ingesteld. De uitslag van deze aangespannen procedures is op 1 november 2001 bekendgemaakt. Hoewel het Hof oordeelde dat de aanbesteding van de volledige configuratie bestaande uit draagmiddelen, pepperspray en oefenbussen de vrije concurrentie niet belemmert en dat de Staat een redelijk belang heeft bij één aanbieder, werd de Staat op een procedureel punt (de gehanteerde termijn voor aanlevering van de te testen goederen bij TNO) in het ongelijk gesteld. Een en ander heeft erin geresulteerd dat de aanbestedingsprocedure opnieuw moest worden geïnitieerd. U bent hierover door mij reeds mondeling geïnformeerd tijdens het nota-overleg over het onderdeel politie van de begrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie op 5 november 2001.
Door dit hernieuwd uitstel moesten de korpsen wederom een reeds gemaakte planning wijzigen, hetgeen steeds gevolgen heeft gehad voor de bedrijfsvoering. De periode gelegen tussen het trainen van de IBT-docenten (was reeds voor 1 juni 2001 afgerond) en de daadwerkelijke training van medewerkers wordt onverantwoord lang, waardoor opgebouwde kennis en vaardigheid wegebt. Consequentie is dat een deel van de 300 IBT-docenten «op herhaling» moeten. Momenteel wordt de opleiding van het eigen personeel door alle regio's met grote voortvarendheid ter hand genomen.
Naast vertraging in de levering door de aangespannen gerechtelijke procedures, heeft ook de benodigde regelgeving vertraging opgelopen vanwege de noodzaak de benodigde regelgeving bij de Europese Unie te doen notificeren. Dit traject en de aanpassing van de landelijke regelgeving, zoals de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, bleek door de gecompliceerde samenhang met de aanbestedingsprocedure meer tijd te vergen dan aanvankelijk was voorzien. Deze vertraging heeft tot gevolg gehad dat de landelijke regelgeving eerst vanaf april 2002 van kracht is.
Voor de pepperspray zijn de in het Staatsblad 2002, nummer 174 gepubliceerde wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (bijlage I)1 en in de Staatscourant van 5 april 2002, nr. 66, blz. 9 gepubliceerde wijziging van de Bewapeningsregeling politie en de Uitrustingsregeling politie 1994 van kracht (bijlage II).1 Met de wijziging van de Bewapeningsregeling politie en de Uitrustingsregeling politie 1994 zijn de Voorschriften pilot pepperspray inmiddels ingetrokken.
De geschetste situatie heeft een vertraging van enkele maanden opgeleverd voor de landelijke invoering van de pepperspray. Tussentijds is deze voorziene vertraging zoveel mogelijk ondervangen doordat mijn ambtgenoot van Justitie en ik hebben besloten het aantal pilotkorpsen op basis van de eerder vastgestelde Voorschriften pilot pepperspray uit te breiden. Dat betekent dat naast de oorspronkelijke pilotkorpsen vanaf 1 juni 2001 aan de pilot is deelgenomen door het korps Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, IJsselland, Noord-Holland-Noord en Zaanstreek-Waterland.
Vanaf 1 april 2002 kunnen alle politiekorpsen beschikken over de benodigde (oefen-)spuitbussen pepperspray en de bijbehorende draagmiddelen. Naar verwachting zullen alle korpsen aan het eind van 2002 volledig operationeel (dat wil zeggen uitgerust met en getraind in het gebruik van pepperspray) zijn.
Het geweldsmiddel pepperspray is voor de gehele basispolitiezorg aan de standaardbewapening toegevoegd. Gedurende de pilot zijn surveillanten van politie in de politiekorpsen in eerste instantie niet met het geweldsmiddel uitgerust. Die beslissing kwam voort uit de overweging dat de standaardbewapening van de surveillant alleen uit de wapenstok bestaat. De reden daarvoor is dat bij de invoering van de rang van surveillant is bepaald dat zoveel mogelijk moet worden vermeden dat deze categorie politieambtenaren zich in gevaarvolle situaties begeeft. Daarom is de surveillant niet met een vuurwapen uitgerust.
Nu gedurende de eerste pilotperiode is besloten om pepperspray qua geweldsniveau in de omgeving van de wapenstok te positioneren, overigens zonder dat het een alternatief wordt geacht voor fysieke aanhoudingsvaardigheden, en niet meer dichtbij het vuurwapen heeft dat tot gevolg dat de surveillant eveneens met pepperspray kan en zal worden uitgerust.
Aan de surveillant van politie wordt bij de training en instructie in het gebruik van pepperspray bijzondere aandacht besteed. Dit vanwege het feit dat zij niet over een vuurwapen beschikken en zich in bepaalde situaties derhalve meer terughoudend op dienen te stellen dan vuurwapendragenden. In de opleiding van de docenten zal eveneens aandacht worden besteed aan de bijzondere positie van de surveillanten.
Invoering van een nieuw geweldsmiddel dient met de groots mogelijke zorgvuldigheid te worden omgeven. Er is daartoe gekozen om het gebruik van pepperspray gedurende de eerste drie jaren uitgebreid te monitoren en evalueren. Vanwege dit evaluatieonderzoek is er voor gekozen om de groep van functionarissen die de pepperspray daadwerkelijk bij zich gaan dragen zo overzichtelijk mogelijk te maken en daartoe slechts de executieve politieambtenaren (met de rang van surveillant of hoger) met het geweldsmiddel pepperspray uit te rusten.
Uitrusting met de pepperspray is om deze redenen beperkt tot de basispolitiezorg. Mede op advies van de leden van de Stuurgroep Pepperspray, waarin ondermeer de Raad van Hoofdcommissarissen is vertegenwoordigd, hebben mijn ambtgenoot van Justitie en ik bij aanvang van de pilot besloten de vrijwillige politieambtenaar en de buitengewoon opsporingsambtenaar vooralsnog niet met pepperspray uit te rusten. Geoordeeld wordt dat de positie en het takenpakket van deze functionarissen zodanig afwijkend zijn van andere categorieën politieambtenaren dat het gewenst wordt geacht hierover eerst een besluit te nemen nadat de landelijke evaluatie van het geweldsmiddel is afgerond. Dit oordeel is gedurende de pilotperiode ook meermaals met het parlement en de politievakorganisaties besproken.
Inmiddels lijken de eerste ervaringen na de landelijke introductie van de pepperspray dusdanig positief dat wellicht reeds voor de afloop van de evaluatieperiode een (positief) besluit kan worden genomen over de uitrusting van (reeds met een vuurwapen uitgeruste) vrijwillige politieambtenaren en buitengewoon opsporingsambtenaren met de pepperspray. Dit wordt momenteel in samenspraak met de politievakorganisaties en de politieberaden bezien.
Buitengewoon opsporingsambtenaren
In het Algemeen Overleg van 14 maart 2001 is reeds aangegeven dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) – om dezelfde redenen als de vrijwillige politieambtenaren – niet zal worden uitgerust met pepperspray. Dit standpunt blijft onverkort gehandhaafd voor de categorieën buitengewoon opsporings-ambtenaren die geen ambtenaar van politie zijn.
Afhankelijk van de uitkomst van de landelijke evaluatie zal worden beslist of voor de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993 in bepaalde gevallen een uitzondering moet worden gemaakt. Deze nuancering is noodzakelijk omdat op grond van de huidige regelgeving aan de bedoelde boa's in bepaalde gevallen toestemming kan worden verleend een vuurwapen te dragen. Immers, waar een zwaarder geweldsmiddel is toegestaan zou een lichter geweldsmiddel logischerwijs ook moeten worden toegestaan. Evenals het geval is ten aanzien van de vrijwillige ambtenaren van politie wordt momenteel ook voor deze categorie functionarissen bezien of een besluit hieromtrent nog voor de afloop van de evaluatieperiode kan worden genomen.
Na gebruik van pepperspray is de politieambtenaar verantwoordelijk voor het verlenen van adequate nazorg. Met het oog hierop worden op diverse locaties binnen de politieregio's oogdouches geïnstalleerd.
In de Uitrustingsregeling politie 1994 is, in artikel 5a, een bepaling opgenomen dat de met pepperspray bewapende ambtenaren tevens dienen te beschikken over de voorgeschreven middelen voor het kunnen verlenen van een adequate nazorg. De aanschaf van deze nazorgmiddelen is momenteel onderwerp van een Europese aanbestedingsprocedure. Tot het moment dat de aanbestedingsprocedure geheel is afgerond worden de nazorgmiddelen gebruikt welke ten behoeve van de pilot zijn aangeschaft. Over de wijze waarop de nazorg verleend dient te worden, worden in een circulaire nadere voorschriften gegeven.
De introductie van een nieuw geweldsmiddel bij de politie dient met de nodige waarborgen te worden omgeven. Om die reden wordt het van belang geacht dat het gebruik van pepperspray gedurende drie jaar wordt gevolgd en geregistreerd. Het evaluatieonderzoek is er op gericht meer inzicht te verkrijgen in de gevolgen van de invoering van dit geweldsmiddel op de langere termijn en de invloed ervan op het gebruik van geweld door en tegen de politie. Het LSOP is vanaf 1 juni 2001 met dit evaluatieonderzoek gestart. Tot en met 31 december 2004 vindt de werkelijke evaluatie van het gebruik van de pepperspray plaats. Deze zal zich vooral richten op het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van de invoering van dit geweldsmiddel op de langere termijn en de invloed ervan op het gebruik van geweld door en tegen de politie. De evaluatie wordt begin 2005 afgerond met een eindrapportage. Hierover zult u te zijner tijd worden geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26345-82.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.