26 345
Beleidsplan Nederlandse Politie 1999–2002

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2000

Mede namens mijn ambtgenoot van Justitie heb ik u bij brief van 30 juni 1999 (kamerstukken II 1998/99, 26 345, nr. 16) in kennis gesteld van het besluit in de regiokorpsen Brabant-Noord en Rotterdam-Rijnmond een pilot met het geweldmiddel pepperspray te houden. Daarin werd tevens aangegeven dat het middel bij een positief resultaat medio 2001 landelijk zal worden ingevoerd. Op 9 november 1999 is een motie van het Tweede Kamerlid Scheltema-de Nie aanvaard, waarin wordt gevraagd de invoering van het geweldmiddel pepperspray te versnellen. Bij brief van 19 januari 2000 (kamerstukken II 1999–2000, 26 345, nr. 30) is omschreven op welke wijze het aanvankelijk voorziene invoeringstraject kan worden versneld en werd aangegeven dat naast de bovenvermelde regiokorpsen ook door de korpsen Groningen en Drenthe aan de pilot zal worden deelgenomen. Bij brief van 3 juli 2000, EA2000/U76 830 is een afschrift van de circulaire aan de korpsbeheerders inzake de start van de pilot aan u toegezonden. En ten slotte heb ik u bij brief van 19 oktober 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 26 345, nr. 45) geïnformeerd over mijn besluit de pilot te verlengen van 1 oktober 2000 tot 1 januari 2001.

Naar aanleiding van het onlangs ontvangen eindrapport van het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) over de pilot pepperspray informeer ik u thans, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, over de resultaten van de pilot en over ons standpunt met betrekking tot de landelijke invoering van het geweldmiddel pepperspray bij de Nederlandse politie. Tevens wordt u het eindrapport aangeboden.1

De onderzoeksvragen

De bevindingen van het voorliggende eindrapport zijn gebaseerd op de eerste pilot periode van 3 juli 2000 tot 1 oktober 2000. In deze periode heeft in de korpsen Rotterdam-Rijnmond, Brabant-Noord, Groningen en Drenthe een pilot met het geweldmiddel pepperspray plaatsgevonden. Om te kunnen beoordelen of dit voor de Nederlandse politie nieuwe geweldmiddel aan de verwachtingen heeft voldaan, is het (LSOP) gevraagd de resultaten van de pilot wetenschappelijk te begeleiden. In het eindrapport wordt aandacht besteed aan de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:

• voldoet pepperspray aan de verwachtingen en leidt het tot een afname van onveiligheidsgevoelens bij politiepersoneel dat daarmee is uitgerust;

• is pepperspray een middel dat het politieambtenaren mogelijk maakt op veilige en adequate wijze effectief op te treden;

• welke plaats neemt pepperspray in het geweldscontinuüm in en onder welke voorwaarden met betrekking tot inzet, gebruik, training, toezicht en nazorg kan pepperspray landelijk worden ingevoerd?

De bevindingen in het eindrapport

De verkregen gegevens zijn gebaseerd op 117 gevallen waarbij op enigerlei wijze gebruik is gemaakt van pepperspray, waaronder begrepen het dreigen met het middel. Daarnaast zijn drie meldingen ontvangen van gebruik tegen een dier en één melding van onbedoeld gebruik. Uit het eindrapport blijkt dat het middel heeft bijgedragen aan de aanhouding van in totaal 108 verdachten.

Effectiviteit

Uit het rapport blijkt verder dat tijdens de pilot geen andere lichamelijke effecten zijn opgetreden dan op basis van de literatuur en verricht onderzoek mocht worden verwacht. Uit het onderzoek blijkt voorts dat het middel in 40% van de gevallen volledig effectief is gebleken, in die zin dat de verdachte volledig weerloos was en zich gemakkelijk heeft laten aanhouden. In 23% van de gevallen was het middel gedeeltelijk effectief, terwijl het in 15% van de gevallen niet of nauwelijks effectief is gebleken. Door de onderzoekers wordt aangegeven dat een belangrijke reden voor verminderde effectiviteit is gelegen in het feit of de verdachte al dan niet goed geraakt is. Daarnaast lijkt de effectiviteit onder invloed van drugs of medicijnen en bij verwarde dan wel agressieve personen enigszins af te nemen. Een dergelijke verminderde effectiviteit lijkt volgens het onderzoek niet aanwezig te zijn na gebruik van alcohol. Deze gegevens zijn overigens conform hetgeen op basis van buitenlandse ervaringen mocht worden verwacht.

Gezondheidseffecten

Bij de besluitvorming over dit onderwerp hebben de mogelijke gezondheidseffecten van pepperspray een belangrijke rol gespeeld. Om die reden is bij de voorbereiding van deze pilot veel aandacht besteed aan de vereiste nazorg. Het rapport stelt dat de wijze waarop de nazorg is vormgegeven blijkt te voldoen. Daaruit blijkt ook dat zich tijdens de pilot periode bij het gebruik van pepperspray geen medische complicaties hebben voorgedaan. De getroffen personen hadden in 66% van de gevallen na één tot twee uur nagenoeg geen last meer van het middel en bleken voldoende nazorg te hebben ontvangen. In een uitzonderlijk geval is het voorgekomen dat een bespoten verdachte na vier uur nog steeds aanvullende nazorg nodig had. De onderzoekers merken evenwel op, dat hoewel de hevigste effecten binnen enkele uren over zijn de betrokken personen daar vaak langer dan verondersteld de gevolgen van ondervinden.

Geweldscontinuüm

Bij de voorbereiding van de pilot pepperspray heeft van meet af aan de vraag welke plaats pepperspray in het geweldscontinuüm moet innemen een belangrijke rol gespeeld. Uit het onderzoek blijkt dat veel aan de pilot deelnemende politieambtenaren van mening zijn dat het middel qua geweldsniveau vóór de wapenstok behoort te worden geplaatst. De onderzoekers van het LSOP stellen op basis van de verkregen gegevens echter vast dat pepperspray qua geweldsniveau een alternatief is voor de wapenstok, maar dat het een te ingrijpend middel moet worden geacht om het vóór de wapenstok te positioneren.

Conclusies

Het rapport geeft aan dat de betrokken politieambtenaren over het algemeen zeer positief oordelen over het middel. Gesteld wordt dat het een positief effect heeft op het gevoel van veiligheid. Die opvatting wordt objectief bevestigd in de conclusies van het rapport. Daaruit blijkt onder meer dat pepperspray een aantal malen politieambtenaren uit een zeer bedreigende situatie heeft gered en zelfs in een aantal gevallen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vuurwapengebruik heeft voorkomen. Een ander opvallend element in het rapport is dat dreigen met het middel in bijna de helft van de gevallen voldoende was om de verdachte te bewegen geen geweld toe te passen. In dit verband is het ook interessant dat 64% van de «bespoten» verdachten aangeeft dat zij, indien zij van te voren zijn gewaarschuwd dat anders pepperspray zal worden gebruikt, een volgende keer zonder verzet mee zullen werken aan de aanhouding.

Standpunt landelijke invoering pepperspray

In mijn bovenvermelde brief van 30 juni 1999 is aangegeven dat indien de resultaten van de pilot daartoe aanleiding zouden geven pepperspray bij de gehele Nederlandse politie zal worden ingevoerd. Mijn ambtgenoot van Justitie en ik zijn van mening dat de resultaten van de pilot duidelijk positief zijn. Naar ons oordeel heeft het middel aan de vooraf gestelde verwachtingen voldaan en is uit de resultaten van de pilot duidelijk naar voren gekomen dat pepperspray een geweldmiddel is dat ten opzichte van de andere bij de politie in gebruik zijnde geweldmiddelen een meerwaarde heeft. In die zin dat het de mogelijkheid biedt een gewelddadige verdachte zonder (medische) gevolgen op een veilige en effectieve manier vanaf een afstand onder controle te brengen. Hierdoor kan in meer situaties adequaat worden opgetreden en wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan een verhoging van de veiligheid van politieambtenaren.

Het vorenstaande betekent dat het mogelijk wordt gemaakt het middel vanaf 1 januari 2001 bij de gehele Nederlandse politie in te voeren.

Met betrekking tot het gebruik, de specificaties en de opleiding bevat het eindrapport van het LSOP vele aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden allen door mij overgenomen. Op een aantal van de aanbevelingen en andere samenhangende onderwerpen wordt hieronder nader ingegaan.

Positionering

Mijn ambtgenoot van Justitie en ik onderschrijven de opvatting van de onderzoekers van het LSOP dat pepperspray qua geweldsniveau op de hoogte van de wapenstok moet worden geplaatst. Dat betekent dat het geen alternatief wordt geacht voor het gebruik van fysieke aanhoudingstechnieken, daarvoor is het middel te ingrijpend. Ondanks de positieve ervaringen met het middel, dient niet uit het oog te worden verloren dat het een middel is dat – weliswaar kortstondig – hevige pijn veroorzaakt. Daarnaast is het van belang zich te realiseren dat wanneer het mag worden aangewend in situaties waarbij nu alleen fysiek geweld is toegestaan de drempel om geweld te gebruiken te eenvoudig zal worden verlaagd. Een en ander kan leiden tot een verminderd draagvlak bij het publiek voor gebruik van dit middel en aantasting van het imago van de politie.

Aanvullende rapportage

De bevindingen van het voorliggende eindrapport zijn gebaseerd op de eerste pilot periode van 3 juli 2000 tot 1 oktober 2000. Over de tweede pilotperiode van 1 oktober 2000 tot 1 januari 2001 verschijnt begin februari 2001 een aanvullende rapportage. Daarin zal vooral aandacht worden besteed aan de invloed van pepperspray op paarden en zal worden nagegaan in hoeverre de nieuwe positionering van pepperspray in de praktijk wordt nageleefd. Deze rapportage zal derhalve geen invloed hebben op de gekozen positionering en op het besluit het middel landelijk bij de politie in te voeren. Het kan mogelijk wel leiden tot nadere aanwijzingen rondom het gebruik van pepperspray.

Surveillanten en vrijwillige politieambtenaren

Gedurende de pilot zijn surveillanten van politie in de politiekorpsen niet met het middel uitgerust. Die beslissing komt voort uit de overweging dat de standaard bewapening van de surveillant alleen uit de wapenstok bestaat. De reden daarvoor is dat bij de invoering van de rang van surveillant is bepaald dat zoveel mogelijk moet worden vermeden dat deze categorie politieambtenaren zich in gevaarvolle situaties begeeft, waarbij een vuurwapen noodzakelijk is. Nu mijn ambtgenoot van Justitie en ik hebben besloten om pepperspray qua geweldsniveau op de hoogte van de wapenstok te positioneren en niet meer dichtbij het vuurwapen heeft dat tot gevolg dat de surveillant eveneens met pepperspray kan worden uitgerust. Bezien zal worden of voor deze personen een afzonderlijk invoeringstraject noodzakelijk is.

Voorts zal in overleg met de beraden worden nagegaan of het noodzakelijk is dat ook de vrijwillige politieambtenaar en de buitengewoon opsporingsambtenaar met het middel worden uitgerust.

Wijze van invoering

Ofschoon het vanaf 1 januari 2001 mogelijk wordt gemaakt de gehele Nederlandse politie met pepperspray uit te rusten, betekent dat niet dat alle politieambtenaren vanaf die datum met het middel zijn uitgerust. Vanwege logistieke-, organisatorische- en opleidingtechnische redenen zal eerst in de loop van het jaar 2001 de gehele Nederlandse politie over pepperspray kunnen beschikken en zal de vereiste regelgeving zijn aangepast. In dit kader zijn de volgende onderwerpen van belang:

Europese aanbesteding. De in de pilotfase gebruikte pepperspray is van hetzelfde merk en type als gebruikt bij het door TNO verrichte empirische onderzoek op proefdieren. De pilot is beperkt tot de vermelde pilotkorpsen. Door deze beperking behoefde bij de keuze van de pepperspray en de in de pilot gebruikte nazorgmiddelen niet te worden voldaan aan de Europese aanbestedingsregels. Nu het middel evenwel landelijk bij alle politiekorpsen zal worden ingevoerd, dienen de benodigde middelen Europees te worden aanbesteed. De duur vandit traject is om en nabij de drie maanden. Vervolgens moet rekening worden gehouden met een leveringsduur van enkele maanden.

Opleiding. De snelheid waarmee de gehele Nederlandse politie in het gebruik van pepperspray kan worden opgeleid is in belangrijke mate afhankelijk van de beschikbaarheid van de benodigde pepperspray en de nazorgmiddelen. Dat betekent dat het merendeel van de Nederlandse politieambtenaren pas vanaf medio 2001, wanneer alle middelen voorhanden zijn, kunnen worden opgeleid. De opleiding kan niet voor het genoemde tijdstip plaatsvinden, omdat voorkomen moet worden dat er een te grote tijdsspanne komt te zitten tussen de opleiding en het moment van daadwerkelijke uitrusting, waardoor de opgedane kennis en vaardigheden veelal niet meer in voldoende mate aanwezig zullen zijn. Wel zullen de komende maanden alle kerndocenten worden opgeleid die belast zullen worden met de opleiding van de politieambtenaren in hun eigen korpsen en zal op basis van de aanbevelingen in het eindrapport van het LSOP het studiemateriaal worden aangepast.

Regelgeving. Het gebruik van pepperspray zal onder meer worden opgenomen in de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. Daar er enige tijd is gemoeid met het verwerken van de benodigde aanpassingen zullen de huidige «Voorschriften pilot pepperspray», gebaseerd op artikel 15 van de Bewapeningsregeling Politie, tot die tijd worden verlengd.

In de tweede helft van het jaar 2001 zullen geleidelijk steeds meer politiekorpsen over pepperspray beschikken. Naar verwachting zullen alle korpsen aan het einde van het jaar 2001 met het middel zijn uitgerust.

Monitoring en evaluatie

De introductie van een nieuw geweldmiddel bij de politie dient met de nodige waarborgen te worden omgeven. Om die reden wordt het van belang geacht dat het gebruik van pepperspray gedurende drie jaar wordt gevolgd. Op die manier is het onder meer mogelijk meer inzicht te verkrijgen in de gevolgen van de invoering van dit geweldmiddel op de langere termijn en de invloed ervan op het gebruik van geweld door en tegen de politie. Het LSOP is gevraagd dit onderzoek te verrichten. Thans wordt door het LSOP gewerkt aan een onderzoeksvoorstel.

Tot slot

Het is verheugend te constateren dat het beproefde geweldmiddel aan de vooraf gestelde verwachtingen heeft voldaan. Hierdoor is het mogelijk de gehele Nederlandse politie in de loop van het jaar 2001 met dit nieuwe geweldmiddel uit te rusten. Mijn ambtgenoot van Justitie en ik zijn er van overtuigd dat de uitrusting van de politie met dit middel een belangrijke aanvulling is op de bestaande politie wapens waardoor er duidelijk meer en betere mogelijkheden zullen ontstaan om in veel situaties veilig en adequaat te kunnen optreden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven