nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 25 augustus 1999
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
IA
Na artikel 119 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 119a
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde
zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen rijksambtenaren.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden,
genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Toelichting
In de Woningwet is nu geen bevoegdheid opgenomen om personen aan te wijzen
die zijn belast met het toezicht op de naleving van die wet. Dit toezicht
is anders van aard dan het toezicht op de uitvoering van de Woningwet, waarop
artikel 119 van die wet betrekking heeft. Bij uitvoering gaat het bijvoorbeeld
om het afgeven van vergunningen, het verstrekken van subsidies of andere begunstigende
beschikkingen. Toezicht op de naleving kan pas aan de orde zijn als toezichthouders
zijn aangewezen die moeten nagaan of de aan de vergunning, subsidie of andere
beschikking verbonden voorschriften in acht worden genomen. Ook moet het toezicht
op de naleving worden onderscheiden van de opsporing van strafbare feiten,
waarop artikel 113 van de Woningwet – in aanvulling op het Wetboek van
Strafvordering – betrekking heeft. Door het voorgestelde artikel 119a
van de Woningwet wordt in de genoemde bevoegdheid, waaraan in de praktijk
behoefte blijkt te bestaan, voorzien. De Wet milieubeheer en de Huursubsidiewet
bevatten een gelijkluidende bepaling.
Op het toezicht op de naleving zijn de artikelen 5:11 en volgende van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Uit die artikelen
blijkt onder meer dat toezichthouders (de in het voorgestelde eerste lid bedoelde
rijksambtenaren) bevoegd zijn inlichtingen te vorderen, ongeacht van wie (artikel
5:16 Awb), bevoegd zijn inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden,
ongeacht van wie (artikel 5:17, eerste lid, Awb) en dat een ieder verplicht
is aan een toezichthouder binnen een door deze gestelde redelijke termijn
alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening
van zijn bevoegdheden (artikel 5:20, eerste lid, Awb).
Blijkens het voorgestelde tweede lid zullen de toezichthouders niet beschikken
over enkele in de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheden, omdat
ze deze naar verwachting niet nodig zullen hebben. Het gaat om de bevoegdheid
om zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te
nemen (artikel 5:18 Awb), en de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken
met betrekking waartoe sprake is van een toezichthoudende taak (artikel 5:19
Awb).
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes