26 303
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 februari 1999

Op donderdag 4 februari jl. heb ik gesproken met de president-commissarissen en directievoorzitters van de elektriciteitsproductiebedrijven. Onderwerp van gesprek was de voortgang van de elektriciteitsproductiebedrijven bij het onderling verdelen en fysiek afwikkelen van de niet-marktconforme kosten, zoals dat was overeengekomen in de overeenkomst op hoofdlijnen van 16 oktober 1998 waarover ik u in mijn brief van 27 oktober 1998 berichtte. Helaas hebben wij tijdens dit gesprek gezamenlijk de conclusie moeten trekken dat er inhoudelijk noch procedureel enige voortgang is geboekt ten aanzien van deze onderlinge verdeling en dat derhalve het perspectief op een oplossing langs de weg van overleg ontbreekt. Ik zie dan ook geen andere weg dan om via een wettelijk traject te komen tot het vaststellen van een bindende regeling die strekt tot verdeling van de verplichtingen en de daarbij behorende lasten die in het kader van de Overeenkomst van Samenwerking (OVS) zijn aangegaan.

Hiertoe zal ik u op zeer korte termijn een nota van wijziging sturen, overeenkomstig de aankondiging in de Memorie van Toelichting op het in november jl. ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven