26 294
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken)

nr. 20
AMENDEMENT VAN HET LID VAN OVEN

Ontvangen 29 maart 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I komt onderdeel A te luiden:

A

Ingevoegd wordt in Boek I een nieuw artikel 27b, luidende:

Artikel 27b

Indien door de veroordeelde een afspraak is gemaakt met de officier van justitie overeenkomstig artikel 226g dan wel 226k van het Wetboek van Strafvordering en die afspraak op grond van artikel 226h van dat wetboek rechtmatig is geoordeeld, komt het in die afspraak vastgestelde gedeelte op deze straf in mindering dan wel wordt dat gedeelte voorwaardelijk opgelegd.

II

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 226g, onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

1. De officier van justitie is bevoegd met een verdachte die bereid is een getuigenverklaring af te leggen in de strafzaak tegen een andere verdachte af te spreken dat een hem opgelegde straf zal worden verminderd. Bij toepassing van deze bevoegdheid kan de vermindering van de straf bestaan in:

a. maximaal de helft bij een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of geldboete, of

b. de omzetting van maximaal de helft van het onvoorwaardelijk gedeelte van een vrijheidsstraf of van een geldboete in een voorwaardelijk gedeelte.

III

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 226g, eerste lid, de zinsnede «in ruil voor de toezegging dat bij de vervolging in zijn eigen strafzaak strafvermindering met toepassing van artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht zal worden gevorderd» vervangen door: in ruil voor de toezegging tot strafvermindering als bedoeld in het eerste lid.

IV

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 226h, tweede lid, de zinsnede «226g, eerste lid,» vervangen door: 226g, tweede lid,.

V

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 226j, eerste lid, de zinsnede «226g, eerste lid,» vervangen door: 226g, tweede lid,.

VI

In artikel II, onderdeel B, wordt artikel 226k, als volgt gewijzigd:

A. Het eerste lid komt te luiden:

1. De artikelen 226g tot en met 226j zijn van overeenkomstige toepassing indien de officier van justitie voornemens is een afspraak te maken met een veroordeelde die bereid is een getuigenverklaring af te leggen.

B. In het tweede lid wordt «226g, tweede lid, onder b» vervangen door: 226g, derde lid, onder b.

VII

Artikel II, onderdeel D, vervalt.

VIII Artikel IIa vervalt.

Toelichting

De in het wetsvoorstel voorgestelde regeling houdt in dat de strafeis van de officier van justitie in de zaak waarin de persoon die een getuigenis heeft afgelegd met betrekking waartoe een afspraak als bedoeld in artikel 226g van het Wetboek van Strafvordering is gemaakt, verdachte is, door de zittingsrechter in die zaak wordt beoordeeld.

Daarmee wordt echter een wezensvreemd element in de straftoemeting ingevoerd nu het zo geïntroduceerde straftoemetingsargument noch met het te berechten strafbare feit noch, strikt genomen, met de persoon van de verdachte van doen heeft. Bovendien vereist een dergelijke verrekening van de waarde van de getuigenis voor de straftoemeting van de betreffende zittingsrechter vergaand inzicht in een zaak die hem niet is voorgelegd.

Voorts is de voorgestelde regeling nauwelijks geschikt om de als getuige te horen persoon tot een afspraak te bewegen omdat noch de officier van de justitie die de afspraak maakt noch de rechter-commissaris die hem rechtmatig acht, op voorhand kan verzekeren dat, in het geval de persoon met wie de afspraak wordt gemaakt, zijnerzijds zijn verplichtingen daaruit nakomt, daadwerkelijk strafkorting zal worden toegepast.

Voor het vereiste van rechterlijke toetsing van de afspraak is het oordeel van de zittingsrechter niet noodzakelijk nu de afspraak toch al door de rechter-commissaris wordt getoetst.

Dit amendement beoogt zeker te stellen dat indien de verdachte met wie door de officier een afspraak tot strafvermindering is gemaakt, die door de rechter-commissaris rechtmatig is geoordeeld, zijn deel van de afspraak nakomt, hij ook daadwerkelijk van de strafkortingsregeling zal kunnen profiteren.

Een wettelijke strafkortingsregeling komt daaraan tegemoet.

Een bijkomend voordeel van een wettelijke strafkortingsregeling is ook dat een oneigenlijke aanwending van de gratieregeling achterwege kan blijven.

Van Oven

Naar boven