26 294
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken)

nr. 19
AMENDEMENT VAN HET LID VAN OVEN

Ontvangen 29 maart 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel II, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 226g, eerste lid, eerste volzin, vervalt «die hij voornemens is te maken».

II

In artikel 226g, tweede lid, aanhef, vervalt «voorgenomen».

III

In artikel 226h, tweede lid, vervalt «voorgenomen».

IV

In artikel 226h, derde lid, komt de laatste volzin te luiden: Indien hij de afspraak rechtmatig oordeelt is de officier van justitie bevoegd deze als reden voor strafvermindering aan de rechter voor te leggen.

V

In artikel 226i, tweede lid, vervalt «voorgenomen».

VI

In artikel 226k, eerste lid, wordt «voornemens is een afspraak te maken» vervangen door: een afspraak maakt.

Toelichting

Ondanks een uitvoerig debat blijft onduidelijk wat de inhoud en status is van «het voornemen tot een afspraak» en in hoeverre de daarbij behorende verantwoordelijkheid van de officier van justitie strekt. Verwarring omtrent het begrip «voornemen tot een afspraak» dient te worden voorkomen.

Bij het maken van een afspraak hebben zowel de officier als de rechter-commissaris een eigen verantwoordelijkheid. De officier is verantwoordelijk voor de totstandkoming en de inhoud van een afspraak met de betrokken getuige. De gesprekken om tot een afspraak te komen zijn zeker niet vrijblijvend.

De rechter-commissaris is verantwoordelijk voor de toetsing van de rechtmatigheid van de gemaakte afspraak. Het is zuiverder om beide verantwoordelijkheden helder in de wet uit te drukken.

Dit amendement beoogt de onduidelijkheid over «het voornemen tot» weg te nemen en helder de eigen verantwoordelijkheid van zowel officier van justitie als de rechter-commissaris in de wet neer te leggen.

Van Oven

Naar boven