26 258
Wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 30 juli 1998 en het nader rapport d.d. 15 oktober 1998, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 mei 1998, no.98.002334, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 mei 1998, nr. 98 002334, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mijn ambtsvoorganger te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 juli 1998, nr. W10.98 0178 bied ik U hierbij aan.

1. De Waarborgwet 1986 bepaalt in artikel 7 (kort gezegd) dat de Minister van Economische Zaken een of meer rechtspersonen aanwijst die tot taak hebben om aangeboden werken op hun gehalte aan platina, goud en zilver te keuren, en van stempelmerken te voorzien, alsmede om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen krachtens deze wet. In de toelichting op de voorgestelde wijziging van de Waarborgwet 1986 wordt uiteengezet dat het echter wenselijk is de handhaving van de Waarborgwet los te koppelen van de keuring van edelmetalen werken. Met het oog hierop bepaalt het voorgestelde artikel 52 dat met het toezicht op de naleving zijn belast de werknemers van een door de Minister van Economische Zaken aangewezen rechtspersoon die door die rechtspersoon zijn aangewezen.

De Raad van State merkt op dat aldus in artikel 52 zelf niet is vastgelegd dat de aan te wijzen rechtspersoon niet kan zijn een krachtens artikel 7 aangewezen instelling die belast is met keuring van edelmetalen werken. De Raad adviseert hierin te voorzien.

1. In overeenstemming met het advies van de Raad van State is vastgelegd dat de door Onze Minister van Economische Zaken op grond van artikel 52 aan te wijzen rechtspersoon niet een krachtens artikel 7 aangewezen instelling kan zijn die is belast met de keuring van edelmetalen werken. Anders dan de Raad voorstelt is deze bepaling niet in artikel 52, maar in artikel 52a, eerste lid, opgenomen omdat dat artikellid de voorwaarden weergeeft waaraan moet zijn voldaan alvorens tot aanwijzing kan worden overgegaan. De memorie van toelichting is eveneens in deze zin aangevuld.

2. De Waarborgwet 1986 bepaalt in artikel 7, tweede lid, onder b, dat de voorwaarden aanwezig dienen te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon dat een onafhankelijke vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken (kort gezegd: keuren, stempelen en toezicht houden), zoveel mogelijk is gewaarborgd. Artikel 7, tweede lid, onder b, wordt in de voorgestelde wijziging van de Waarborgwet 1986 onveranderd gehandhaafd, hoewel het artikel na de wijziging uitsluitend betrekking heeft op waarborginstellingen die dan geen toezichthoudende taken meer hebben. Het voorgestelde artikel 52a stelt eisen om een onafhankelijke vervulling van de taken van de toezichthouder te waarborgen. De Raad adviseert het verschil tussen beide artikelen toe te lichten, dan wel artikel 7, tweede lid, onder b, dat geschreven lijkt te zijn voor een rechtspersoon die keuren, stempelen en toezicht houden combineert te laten vervallen.

2. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad over het verschil tussen de artikelen 7, tweede lid, onder b, en 52a ten aanzien van de formulering van het vereiste van onafhankelijkheid van de betrokken instelling, is de formulering van artikel 52a, eerste lid, zodanig gewijzigd dat deze thans gelijkluidend is aan die van artikel 7, tweede lid, onder b. De Raad merkte terecht op dat de andersluidende formulering een verschil suggereerde, hetgeen niet was bedoeld. De toelichting op artikel 52a is aan de nieuwe tekst aangepast. In artikel 7, tweede lid, is de eis van onafhankelijkheid ook na splitsing van de keurings- en toezichthoudende taak gehandhaafd. Deze eis is, ook ingeval een waarborginstelling uitsluitend is belast met onderzoek en stempeling, noodzakelijk vanwege de belangen die aan de kant van degeen die edelmetalen werken ter keuring aanbiedt, met die keuring zijn gemoeid.

3. Artikel III bepaalt in het tweede lid dat, indien de minister niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het artikel nieuwe tarieven heeft goedgekeurd, hij deze tarieven zelf kan vaststellen. Door met de goedkeuring van de tarieven te wachten tot deze drie maanden zijn verlopen kan de minister derhalve in feite goedkeuring weigeren. De vraag rijst hoe dit artikel zich verhoudt tot artikel 7c, tweede lid, dat bepaalt dat de minister goedkeuring slechts kan weigeren indien de tarieven hoger zijn dan uitgaande van een redelijke toerekening van de aan het onderzoek en de stempeling van de desbetreffende werken verbonden kosten noodzakelijk is. De Raad adviseert de toelichting aan te vullen dan wel artikel III aan te passen.

3. Anders dan de Raad kennelijk veronderstelt, blijft artikel 7c, tweede lid, van toepassing op de door een waarborginstelling op grond van artikel III, eerste lid, ter goedkeuring voorgelegde tarieven. In de memorie van toelichting is de verhouding tussen artikel 7c, tweede lid, en artikel III in de toelichting op de artikelen III en IV verduidelijkt.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn opgevolgd.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 30 juli 1998, no. W10.98.0178, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de toelichting na de opgenomen afkorting van de Waarborgwet 1986 deze ook in de tekst hanteren.

– In de toelichting de titel «Artikelen II en III» vervangen door: Artikelen III en IV. Tevens in de tekst onder deze titel «II» vervangen door: III.

Naar boven