26 258
Wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 november 1998

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de eer aan de regering de navolgende vragen en opmerkingen voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving. Zij kunnen met de daarin opgenomen voorstellen instemmen.

De leden van de VVD-fractie stemmen in grote lijnen in met het voorstel tot wetswijziging. Gezien de ontwikkelingen op Europees en nationaal niveau beoogt dit wetsvoorstel de handhaving van de Waarborgwet los te koppelen van de keuring van edelmetalen werken. Tevens ontstaat er op het gebied van keuring en handhaving een grotere marktwerking, waar de leden van de fractie van de VVD, uiteraard, bijzonder gelukkig mee zijn. Zij zijn zeer verheugd dat er tijdig wordt geanticipeerd op de Europese richtlijn zodat zowel de Nederlandse ondernemers die hun voorwerpen tot waarborging aanbieden als de waarborginstelling niet in een nadelige positie ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten komen te staan.

De leden van de fractie van het CDA hebben kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Waarborgwet. Het voorliggende wetsvoorstel speelt in op het ontwerp van een Europese richtlijn inzake edelmetalen werken. Hierin zullen stempeling, toezicht en naleving van elkaar gescheiden worden. Zij vragen op welke termijn de EU-richtlijn inzake keuring en toezicht edelmetalen werken te verwachten is. Voorts vernemen deze leden graag in hoeverre het zeker is dat de te verwachten EU-richtlijn past in het voorliggende voorstel van de regering. Bestaat niet het gevaar dat de uiteindelijke EU-richtlijn bepalingen bevat die achteraf strijdig blijken te zijn met de nu gekozen opzet?

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de wijziging van de waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving. De wenselijkheid de uitoefening van het toezicht op de naleving en de opsporing van overtredingen van die wet los te koppelen van de keuring van edelmetalen wordt door de leden van de D66-fractie onderschreven. Dit zal leiden tot een transparantere situatie, omdat de waarborginstelling daardoor een eenduidige taak krijgt. Bijkomend voordeel is dat de Waarborg, nadat zij van van haar taken is ontheven, meer vrijheid krijgt te opteren voor de status van «aangewezen instantie», hetgeen van belang is voor profilering op de internationale keuringsmarkt voor edelmetalen voorwerpen.

De memorie van toelichting vermeldt dat de voorgestelde wijziging ertoe zal leiden dat het voor andere rechtspersonen aantrekkelijker wordt om te opteren voor een aanwijzing als waarborginstelling. Aan welke rechtspersonen wordt in dat geval gedacht, zo vragen de leden van de fractie van D66? Naast eerder genoemde redenen is het wetsvoorstel gewenst, omdat het voorkomt dat de internationale concurrentiepositie van ondernemers die in Nederland hun voorwerpen ter waarborg aanbieden verslechtert.

Met betrekking tot de Europese dimensie is het wel of niet totstandkomen van een Europese richtlijn van belang. Of de Europese richtlijn inzake edelmetalen tot stand komt is onzeker, wel dient te worden aangenomen dat de Europese Commissie deze ondergebracht wil zien in aparte vennootschappen, zo blijkt uit het wetsvoorstel. Welke factoren zijn verantwoordelijk voor deze onzekerheid? Gezien de gunstige effecten lijkt het voor de hand te liggen dat weinig partijen zich hiertegen zullen verzetten. Verder vragen de leden van D66-fractie of het mogelijk is dat het eventueel alsnog totstandkomen van de richtlijn de werking van het onderhavige wetsvoorstel zal frustreren.

De leden van de RPF en de GPV fracties hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De voorgestelde scheiding tussen keuring en handhaving kunnen deze leden onderschrijven. Zij zijn met de regering van mening dat het niet langer wenselijk is deze taken binnen één organisatie uit te voeren. Is bij de privatisering in de jaren '80 overigens ook overwogen deze scheiding aan te brengen?

Waarom is er destijds voor gekozen om zowel de keuring als de handhaving wel in één hand te houden?

Hoe verhoudt deze voorliggende wet zich precies tot de Europese richtlijn? Zijn er consequenties voor de Nederlandse waarborg organisatie(s) indien de Europese richtlijn niet tot stand komt?

4. Aanwijzing toezichthoudende instantie

De leden van de fractie van de PvdA vragen ten principale of het uitbesteden van het toezicht, waaronder ook de strafrechtelijke opsporing aan een privaatrechtelijke organisatie, ook al is die organisatie als ZBO werkzaam, wel aan te bevelen is.

Zou het in principe niet zo moeten zijn dat dit soort aan de overheid toevallende werkzaamheden ook binnen de directe overheidsorganisatie dienen te worden uitgevoerd?

In dat kader verzoeken zij om een nadere beschouwing van de in de memorie van toelichting opgenomen stelling dat het onderbrengen van deze taken bij de Economische Controle Dienst (ECD) niet gewenst is. Het lijkt hen niet bij voorbaat onmogelijk een dergelijke afdeling binnen de ECD op te zetten en het is niet duidelijk waarom op voorhand wordt aangenomen dat een bijzondere technische afdeling niet binnen de ECD kan functioneren.

De regering geeft aan dat het onderbrengen van toezicht en naleving bij de ECD niet mogelijk is, omdat er dan een nieuw autonoom werkgebied binnen de ECD zal ontstaan. De leden van de fractie van het CDA willen graag weten welke de genoemde organisatorische redenen zijn. Kan de regering nader ingaan op de overwegingen die ten grondslag liggen aan de in het wetsvoorstel gemaakte keuze?

Uit het oogpunt van efficiency is het positief te noemen, zo merken de leden van de fractie van D66 op, dat voor deze nieuwe bestuurstaak niet opnieuw een zelfstandig bestuursorgaan wordt gecreëerd, maar dat men gekozen heeft deze onder te brengen bij een reeds bestaand zelfstandig bestuursorgaan, dat al de nodige ervaring heeft met het houden van toezicht op wetgeving met technische aspecten.

Bij de werkzaamheden van dit orgaan (Verispect B.V.) ligt het accent op het preventieve karakter van toezicht en in het verlengde hiervan het geven van voorlichting aan de ondernemers met betrekking tot het naleven van bedoelde wetten. De nieuwe werkzaamheden voortvloeiend uit dit wetsvoorstel lijken hier goed bij aan te sluiten. De leden van de fractie van D66 vragen de regering of er echter nog punten zijn waarop er duidelijke verschillen zijn tussen het toezicht op naleving van de waarborgwet en de twee bestaande toezichtstaken (het toezicht en opsporing in het kader van de Ijkwet en het toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen)?

Volgens de memorie van toelichting zijn de werkzaamheden verbonden aan het toezicht van de Waarborgwet gering in omvang zodat zij opgenomen dienen te worden in een cluster van gelijksoortige werkzaamheden. Is het mogelijk deze werkzaamheden nader te kwantificeren (bijv. in FTE's)?.

Hoe verhoudt de taakscheiding tussen waarborging en toezicht zich met de werkzaamheden die de Waarborg blijft uitvoeren, zo vragen de leden van de fracties van de RPF en GPV. Hoe zal worden omgegaan met de overlap die er is tussen keuring en handhaving? Is enige coördinatie tussen de twee taken wenselijk en zo ja, wie gaat de taken coördineren?

Gekozen is voor Verispect B.V.

Want voor de opsporing van ongeregeldheden zijn specifieke eisen en een juiste technische expertise een vereiste, maar is dat niet altijd het geval bij elk opsporingswerk van de ECD?

Kan voorts meer duidelijkheid worden gegeven waarom om organisatorische, personeelstechnische en op bedrijfseconomische gronden het toezicht en de opsporing niet in een aparte vennootschap van de Waarborg ondergebracht kon worden, zo vragen de leden van de fracties van de RPF en GPV?

De leden van de fracties hier aan het woord, stellen vast dat de regering de toezichthoudende taak wil onder brengen bij Verispect B.V. Dit zelfstandige bestuursorgaan heeft al de nodige ervaring met het toezicht op de naleving van andere wetten. Kan de regering aangeven wat de sturingsmogelijkheden van een privaatrechtelijke organisatie zijn. Is het ook mogelijk dat andere B.V.'s worden aangewezen? Zo ja, wat heeft dit voor gevolgen voor de coördinatie en de afstemming van de taak als zodanig. Indien ook een andere BV wordt aangewezen wie bewaakt dan de uniformiteit in het uitvoeren van de taak en de handelwijze van de verschillende organisaties? Is het ook mogelijk als zelfstandig bestuursorgaan of B.V. bepaalde handhavingstaken uit te besteden aan derden?

De leden van de RPF en de GPV fracties vragen meer informatie over de concurrerende omgeving waar de Waarborg te maken zou krijgen. Ziet het er naar uit dat de overheid het ontstaan van andere waarborgen gaat stimuleren? Heeft de regering enig zicht op het ontstaan van andere waarborgen? Heeft er zich al reeds een andere BV aangemeld? Is het denkbaar dat buitenlandse waarborgbedrijven een dominante marktpositie verwerven?

5. Te verwachten effecten

De leden van de fractie van de VVD merken op dat in de memorie van toelichting wordt geopperd dat de voorgestelde wijzigingen ertoe kunnen leiden dat het voor andere rechtspersonen aantrekkelijker wordt om mee te dingen voor een aanwijzing als waarborginstelling. Om meer concurrentie op het gebied van keuringen ook daadwerkelijk van de grond te krijgen is het belangrijk dat er ook een redelijke toegang tot de markt is voor de eventuele nieuwe aanbieders.

Daarom willen de leden van de fractie van de VVD graag weten welke randvoorwaarden gesteld worden aan de aangewezen instanties die verantwoordelijk zijn voor de conformiteitsbeoordelingen. Tevens willen zij gaarne geïnformeerd worden over de geldigheidsduur van de concessie die nu aan de Waarborg wordt verleend. Tot slot zijn de leden van de fractie van de VVD benieuwd of bekend is wat de omvang is van de handel in artikelen die niet aan de keuringseisen voldoen.

Met betrekking tot de kosten blijkt dat meer inzicht in de hoogte van de jaarlijkse kosten wordt verkregen als in overleg met de aangewezen rechtspersoon invulling wordt gegeven aan deze taak, zo merken de leden van de fractie van D66 op. Daarnaast zal het vervallen van de handhaving op de naleving van de Waarborgwet bij de Waarborg en daarmee de daaraan verbonden kosten als consequentie hebben dat de door de waarborg gehanteerde keuringstarieven opnieuw bezien dienen te worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met de uit de wetswijziging voortvloeiende overgangsproblematiek voor de waarborginstelling. Kan concreet aangegeven worden op welke termijn hier duidelijkheid over zal bestaan? Zal de uit de wetswijziging voortvloeiende overgangsproblematiek tot extra kosten leiden?

Waarom is, zo vragen de leden van de fractie van D66, de goedkeuring van de nieuwe tarieven niet aan een bepaalde periode gebonden, zodat na de einddatum nieuwe tarieven kunnen worden vastgesteld? Dit mede in het licht van het belang van consumenten bij prijsdalingen.

De kosten verbonden aan de handhaving worden geschat op f 400 000,- per jaar. Hoe accuraat is deze schatting, zo vragen de leden van de fracties van de RPF en GPV? Is het denkbaar dat de kosten, om welke reden dan ook, drastisch hoger uitvallen? Is het mogelijk te controleren of de overheidsmiddelen efficiënt en effectief zijn besteed? Is het mogelijk dat een afgegeven aanwijzing voor het handhaven wordt ingetrokken indien de organisatie na enige tijd niet meer blijkt te voldoen aan de gestelde voorwaarden?

De leden van de fracties van de RPF en GPV vragen wanneer de tarieven zullen worden bijgesteld. Hoeveel zullen de keuringstarieven voor burgers en bedrijven dalen indien de overheid de algemene middelen aanspreekt voor de kosten van het toezicht? Welke invloed heeft dit op de (internationale) concurrentie van de Waarborg?

Artikelen

Artikel 52d, onderdeel I

In dit artikel wordt aangegeven dat met betrekking tot de controle op echtheid geen andere mogelijkheid bestaat dan het doorsnijden van de werken. Dit omdat in veel gevallen de werken zijn opgevuld met andere stoffen dan edelmetalen. Is er een schaderegeling indien de werken wel zuiver en echt worden bevonden? Wie betaalt de claim? Is dat de overheid of Verispect B.V.? Hoe groot worden de totale schadeclaims geschat? Is het denkbaar dat bij een intensieve opsporing de schadeclaims het geschatte budget onacceptabel doen overstijgen?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M.B. Vos (GL), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Van Dok-Van Weele (PvdA) en Blok (VVD).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GL), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GL), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Cornielje (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Van der Knaap (CDA), Koenders (PvdA), Rehwinkel (PvdA) en Udo (VVD).

Naar boven