A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 14 september
1998 en het nader rapport d.d. 9 oktober 1998, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad
van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 28 juli 1998, no. 98.003813, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens
de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere
wetten.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 juli 1998,
kenmerk 98.003813, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 14 september 1998, no. W12.98.0382, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen en geeft
U mitsdien in overweging dit te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
1. In de aanbiedingsbrief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft deze de bijzondere aandacht van de Raad van State gevraagd voor het
bij het wetsvoorstel gevoegde advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
(NVvR). De Raad stemt in met wat over de in dat advies gedane voorstellen
in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt opgemerkt. In aanvulling
daarop wil de Raad nog de volgende kanttekeningen maken:
a. Naar aanleiding van het voorstel van de NVvR om in de wettekst zelf
en niet slechts in de memorie van toelichting vast te leggen in welke gevallen
sprake is van zodanige identiteit van arbeidsovereenkomsten dat sprake is
van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst, merkt de Raad op dat de Hoge
Raad daarvoor het feitelijk oordeel van de rechtbank bepalend heeft geacht.
Nu dat oordeel afhankelijk zal zijn van verschillende modaliteiten acht de
Raad het bezwaarlijk criteria die beslissend zijn voor de vaststelling van
identiteit van de arbeidsovereenkomst in de wettekst zelf op te nemen.
b. Artikel I, onderdeel G, van het wetsvoorstel bevat een wijziging van
artikel 667 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ter codificatie van
de zogenoemde Ragetlie-regel, zoals neergelegd in het arrest van
de Hoge Raad van 4 april 1986 (NJ 1987, 678). De Ragetlie-regel heeft betrekking
op voortzetting van de arbeidsovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan.
In het wetsvoorstel wordt toegelicht waarom het niet in het voornemen ligt
de regel ook van toepassing te verklaren op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd. De Raad is van oordeel dat de voorgestelde wijziging een goede weergave
van die regel bevat. De Raad kan zich verenigen met de in het wetsvoorstel
voorziene opneming van de regel in artikel 7:667 BW.
2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het
advies behorende bijlage.
De redactionele kanttekening van de Raad van State inzake het schrappen
van het woord «achtereenvolgens» in de door de Raad genoemde bepaling,
is niet verwerkt, omdat dit woord in deze bepaling een wezenlijk element vormt.
Aanvullende opmerkingen:
Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel en de memorie
van toelichting met enkele technische voorstellen uit te breiden.
Het gaat om de volgende voorstellen:
– De teksten van artikel 668a lid 1 Boek 7 BW en de daarop betrekking
hebbende overgangsregeling worden gewijzigd teneinde te verduidelijken op
en met ingang van welk moment de in het eerste lid onder a van dit artikel
bedoelde conversie plaatsvindt.
– Artikel 7 Ziektewet en artikel 7 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
worden gewijzigd, teneinde de kring van verzekerden ingevolge deze wetten
uit te breiden in verband met artikel VI onderdeel A van de Wet flexibiliteit
en zekerheid.
De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen en geeft
U mitsdien in overweging dit te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Minister van Justitie, verzoeken het hierbij
gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 14 september 1998
no. W12.98.0382, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging
geeft.
– In artikel I, onderdeel G, in artikel 667, vijfde lid, van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek het woord «achtereenvolgens» schrappen.