nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 1999
Met referte aan de brief van 7 juni 1999 van de griffier van uw commissie
(zie bijlage) ben ik gaarne bereid de feitelijke afwikkeling van de schenking
van De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: Bank) aan de Stichting Nationaal Fonds
Kunstbezit (hierna: Stichting) nader toe te lichten.
In de afgelopen maanden heeft de financiële en juridische afwikkeling
van de schenking zijn beslag gekregen langs de lijnen die in het najaar 1998
zijn uitgezet, mede naar aanleiding van uitgebreid schriftelijke en mondeling
overleg met de Kamer.1
Deze lijnen betreffen:
– aan de schenking door de Bank wordt de voorwaarde verbonden dat
de daarmee aan te kopen kunstwerken eigendom worden van de Staat ten behoeve
van openbare collecties;
– de schenking kent een omvang overeenkomend met het deel van de
winst over 1998 dat de Bank als regel niet aan de Staat afdraagt doch toevoegt
aan haar reserves;
– de Bank laat de gebruikelijk winstinhouding over het boekjaar
1998 passeren c.q. de totale winst over 1998 wordt aan de Staat afgedragen;
– de Bank verwerkt de schenking boekhoudkundig als een bijzondere
last in de verlies- en winstrekening;
– met een koninklijk besluit op grond van de Bankwet wordt de toestemming
aan de Bank om de schenking te doen geformaliseerd.
Er is toen eveneens aangegeven dat de afwikkeling met het opstellen door
de Bank van de jaarstukken over het boekjaar 1998 zou samenlopen.
De feitelijke afwikkeling van de schenking heeft inmiddels plaatsgevonden
en is in het navolgende overzicht chronologisch weergegeven.
29 maart 1999: | De Minister van Financiën
stemt in met de door de Bank voorgestelde winstverdeling. De gehele winst
over het boekjaar 1998 wordt, conform afspraak in afwijking van de van kracht
zijnde winstafdrachtsregeling, aan de Staat afgedragen. |
| |
7 april
1999: | Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 9, aanhef en onder
c, van de Bankwet 1998. Het koninklijk besluit geeft de Bank toestemming om
«eenmalig aan de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit gevestigd te Amsterdam
een bedrag te schenken dat op eenzelfde wijze wordt berekend als het deel
van de winst dat over het boekjaar 1998 zonder deze schenking met toepassing
van de uit 1974 daterende regeling aan de reserve zou worden toegevoegd, onder
de voorwaarde dat daarmee aangekochte of aan te kopen kunstwerken eigendom
worden van de Staat ten behoeve van openbare collecties, alsmede om alle met
deze schenking verband houdende werkzaamheden te verrichten.» Met het
koninklijk besluit wordt formeel uitdrukking gegeven aan de eerdere instemming
van de Minister van Financiën, en wordt tegemoet gekomen aan de wens
van de Algemene Rekenkamer. |
| |
3 mei 1999: | De raad van commissarissen
van de Bank stelt de jaarrekening over 1998 vast. De toelichting vermeldt
dat de schenking ad f 116,6 miljoen als buitengewone last in de winst-
en verliesrekening is opgenomen en dat de volledige winst aan de Staat wordt
afgedragen (geen toevoeging aan de Bijzondere reserve). |
| |
26 mei
1999: | De algemene vergadering van aandeelhouders van de Bank keurt de
vastgestelde jaarrekening over 1998 goed. |
| |
27 mei 1999: | De
Bank formaliseert de schenking aan de Stichting met een notariële akte.
De akte stelt dat de schenking is gedaan onder de voorwaarden als vermeld
in het koninklijk besluit en dat de Stichting die voorwaarden aanvaardt. |
Het vragen van een advies aan de Raad van State is in de afwikkeling achterwege
gelaten omdat dat niet gebruikelijk is bij een koninklijk besluit waarin geen
algemeen verbindende voorschriften zijn vervat. Bij eerdere gelegenheden waarvoor
een dergelijk koninklijk besluit ingevolge de huidige Bankwet en de Bankwet
1948 is genomen, is dan ook nimmer advies aan de Raad van State gevraagd.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
BIJLAGE
's-Gravenhage, 7 juni 1999
Aan de Minister van Financiën
In de onlangs gehouden procedurevergadering van de vaste commissie voor
Financiën is uw brief d.d. 20 april jl., met de tekst van het Koninklijk
besluit inzake de schenking door De Nederlandsche Bank, aan de orde geweest.
Gezien de met u gevoerde discussies over dit onderwerp, acht de commissie
de in de brief verstrekte informatie summier. Zij verzoekt u dan ook alsnog
de gang van zaken van de feitelijke financiële en juridische afwikkeling
toe te lichten en duidelijkheid te geven over de motieven de Raad van State
niet te raadplegen.
De griffier van de vaste Commissie voor Financiën,
E. C. Janssen