26 238
Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking van het regresrecht in de Ziekenfondswet, alsmede enkele technische wijzigingen (Wet invoering en versterking regresrecht in AWBZ en ZFW)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking van het regresrecht in de Ziekenfondswet, alsmede enkele technische wijzigingen (Wet invoering en versterking regresrecht in AWBZ en ZFW).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

7 oktober 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het regresrecht van de uitvoeringsorganen van de sociale ziektekostenverzekeringen uit te breiden naar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en het regresrecht in de Ziekenfondswet te versterken, alsmede enkele technische wijzigingen in deze wetten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde tot en met zesde lid worden vervangen door:

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;

b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.

6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.

B

In artikel 6, tweede lid, wordt de zinsnede « als verstrekking aan de verzekerden mag worden verleend » vervangen door: als verstrekking aan de verzekerden wordt verleend.

C

De artikelen 13 en 15 vervallen.

D

Na hoofdstuk IX wordt een nieuw hoofdstuk IXa ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IXA. DE INVLOED VAN DE VERZEKERING OP HET BURGERLIJK RECHT

Artikel 65a

Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit, dat aanleiding geeft tot het verlenen van zorg, bedoeld in artikel 6, houdt de rechter rekening met de aanspraken, die de verzekerde krachtens deze wet heeft.

Artikel 65b

1. Behoudens toepassing van het derde lid heeft een ziekenfonds, ziektekostenverzekeraar of uitvoerend orgaan voor de krachtens deze wet gemaakte kosten verhaal op degene, die in verband met het in artikel 65a bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens deze wet naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk recht is gehouden.

2. Voorzover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde verleende zorg niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald op een geschat bedrag. Onze Minister kan hieromtrent nadere regels stellen.

3. De Ziekenfondsraad kan met verzekeraars een overeenkomst sluiten inhoudende een door die verzekeraars aan de Ziekenfondsraad te betalen afkoopsom voor de voor de komende periode te verwachten schadelast tengevolge van de schadeplichtigheid van diens verzekerden ingevolge het eerste lid. De Ziekenfondsraad stelt voor aanvang van de periode waarvoor een afkoopsom is overeengekomen, ziekenfondsen, ziektekostenverzekeraars en uitvoerende organen op de hoogte van de totstandkoming van bedoelde overeenkomst.

Artikel 65c

1. Indien de verzekerde in dienstbetrekking werkzaam is, geldt artikel 65b, ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte persoon, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien het feit als genoemd in artikel 65a is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk persoon.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt mede als werkgever beschouwd degene, die krachtens het eerste lid van artikel 16a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering mede als werkgever wordt beschouwd, ongeacht de bij het tweede lid van dat artikel bedoelde uitzonderingen.

Artikel 65d

1. Een ziekenfonds, ziektekostenverzekeraar of uitvoerend orgaan kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem, die daaraan opzettelijk zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de verstrekkingen of van de uitkeringen die hem te veel of ten onrechte zijn verleend. Voorzover de geldswaarde van de in de eerste volzin bedoelde zorg niet vaststaat, kan deze worden vastgesteld op een geschat bedrag.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.

E

Artikel 98 komt te vervallen.

ARTIKEL II

De Ziekenfondswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met vierde lid worden vervangen door:

2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

a. echtgenoot: geregistreerde partner;

b. echtgenoten: geregistreerde partners;

c. gehuwd: als partner geregistreerd;

d. gehuwde: als partner geregistreerde.

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;

b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.

6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, ten eerste, vervalt « zoals deze gold ».

2. Het eerste lid, onder b, komt als volgt te luiden:

b. degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:

– een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet dan wel

– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% dan wel

– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% of

– een uitkering ontvangt in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, indien betrokkene op de dag, voorafgaande aan de dag waarop haar recht op die uitkering ingaat, verzekerde was.

C

Aan artikel 3c wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste lid geldt niet voor degene die op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, of als gezinslid in de zin van die regeling werd aangemerkt.

D

In artikel 14a, eerste lid, wordt «de verplichte verzekering» vervangen door: de verzekering.

E

In artikel 15, vijfde lid, tweede volzin, wordt «deze bedrijfsvereniging » vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

F

In artikel 73b, eerste lid, vervalt «organen als bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet welke ingevolge een vergunning van de Sociale Verzekeringsbank belast zijn met de betaalbaarstelling van pensioenen ingevolge de Algemene Ouderdomswet,».

G

Artikel 83b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «Het ziekenfonds heeft» vervangen door: Behoudens toepassing van het derde lid heeft een ziekenfonds».

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Voorzover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde verleende verstrekkingen niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald op een geschat bedrag. Onze Minister kan hieromtrent nadere regels stellen.

3. De Ziekenfondsraad kan met verzekeraars een overeenkomst sluiten inhoudende een door die verzekeraars aan de Ziekenfondsraad te betalen afkoopsom voor de voor de komende periode te verwachten schadelast tengevolge van de schadeplichtigheid van diens verzekerden ingevolge het eerste lid. De Ziekenfondsraad stelt voor aanvang van de periode waarvoor een afkoopsom is overeengekomen, ziekenfondsen, ziektekosten-verzekeraars en uitvoerende organen op de hoogte van de totstandkoming van bedoelde overeenkomst.

H

Na artikel 83c wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 83d

1. Een ziekenfonds kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem, die daaraan opzettelijk zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de verstrekkingen die hem te veel of ten onrechte zijn verleend. Voorzover de geldswaarde van de in de eerste volzin bedoelde verstrekkingen niet vaststaat, kan deze worden vastgesteld op een geschat bedrag.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.

ARTIKEL III

In artikel 197, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt na «Ziekenfondswet» ingevoegd: , 65b van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

ARTIKEL IV

Artikel 65b van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is uitsluitend van toepassing indien het feit dat aanleiding geeft tot het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 6 van die wet, veroorzaakt is op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL V

Degenen die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig zijn en die bij de inwerkingtreding van de Wet van 24 december 1997, houdende wijziging van de Ziekenfondswet in verband met aanpassing van de gronden voor de ziekenfondsverzekering (herstructurering Ziekenfondswet), de leeftijd van 65 jaar hadden bereikt en medeverzekerd waren ingevolge de Ziekenfondswet, worden geacht te hebben voldaan aan de in artikel 3, eerste lid, onder c, en zevende lid, van de Ziekenfondswet genoemde voorwaarden.

ARTIKEL VI

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Artikel V treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven