26 234
Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

nr. 91
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2009

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 15 april 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris De Jager van Financiën en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de minister van Financiën d.d. 23 december tot en met 15 oktober 2008 (26 234, nr. 89);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 9 april 2009 met de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het Development Committee (DC) van 25 en 26 april 2009 (26 234, nr. 90);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 februari 2009 met het verslag van de conferentie Financing for Development van 29 november t/m 2 december 2008 in Doha (26 150, nr. 67).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Irrgang Griffier: Basten

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De voorzitter: De staatssecretaris van Financiën is aanwezig omdat hij het kabinet zal vertegenwoordigen op de voorjaarsvergadering in Washington.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. De geannoteerde agenda geeft een scherp beeld van de slechte economische omstandigheden in de wereld. In eerste instantie leken bepaalde groepen landen zoals Afrika, niet direct getroffen te worden door de crisis, maar nu kan wel gesteld worden dat door de snelle daling van de internationale handel vrijwel alle landen te lijden hebben van de diepe recessie. Het enige positieve gevolg van deze recessie is dat de inflatie sterk is verminderd, waarvan de oorzaken duidelijk zijn: een afnemende vraag, dalende grondstoffenprijzen en officiële rentes die naar nul tenderen. In de Verenigde Staten (VS) en Japan is zelfs de vrees ontstaan voor deflatie. Dit heldere beeld stelt ons in staat om ons te concentreren op de actuele beleidsvraagstukken van het International Monetary Fund (IMF) en de Wereldbank.

Ik begin bij de uitleencapaciteit van het IMF. Nog niet zo lang geleden maakten wij ons zorgen over het feit dat het fonds weinig kredieten verleende, zo weinig zelfs dat de inkomstenpositie van dit instituut negatief werd. Het fonds had een min of meer slapend bestaan. Dat is nu fundamenteel anders, want alleen al in november verleende het fonds voor 28 mld. Special Drawing Rights (SDRs) aan kredieten. Landen namen een uitzonderlijk groot deel van hun quota op. Dit illustreert de hevigheid van de crisis. De vraag is nu of de uitleencapaciteit van het fonds wel voldoende is. Op de G20 top van 2 april is de afspraak gemaakt dat de uitleencapaciteit verdrievoudigd moet worden. De regering steunt dit besluit en daarmee kan de CDA-fractie zich verenigen. Het mooiste zou zijn als deze uitbreiding gebaseerd kon worden op een verhoging van de quota van alle leden van het IMF. Daartoe kan de G20 uiteraard niet beslissen en bovendien zou dat te veel tijd kosten. Het vereist immers een verdragswijziging die door alle lidstaten moet worden geratificeerd.

In dit verband vraagt het CDA aan de regering om de waarde van de Amerikaanse toezegging om deel te nemen aan de New Arrangements to Borrow (NAB) nader toe te lichten. De VS hebben de vorige verhoging van de quotaregeling nog niet geratificeerd, waardoor de uitleencapaciteit van het IMF drastisch wordt beperkt. Is dat geen merkwaardige inconsistentie in de Amerikaanse opstelling? Welke garantie hebben wij dat het Amerikaanse congres nu wel goedkeuring zal verlenen aan de deelname aan dat NAB? Deze vraag kan worden verbreed naar andere landen. Hoeveel tijd gaat dit allemaal kosten en wat is precies de waarde van alle toezeggingen? Dit geldt temeer omdat in de geannoteerde agenda wordt opgemerkt dat de eventuele verdere beschikbaarstelling van middelen aan de NAB afhankelijk is van de bereidheid van andere landen om ook een bijdrage te leveren. Nederland zal 5,3 mld. bijdragen en deelnemen aan de uitbreiding van de algemene SDRs-allocatie. Ook hier ligt nog een overeenkomst uit 1997 die door de VS geratificeerd moet worden. De CDA-fractie wil weten hoe een en ander gefinancierd gaat worden, zeker als ook gebruik gemaakt gaat worden van de nieuwe SDRs-allocatie.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Het CDA spreekt constant over de uitleencapaciteit en de mogelijkheid van het IMF om leningen te verstrekken. Ik hoor de heer De Nerée tot Babberich niets zeggen over de wenselijkheid van landen om een beroep te doen op het IMF. Volgens mij ligt daar een ander knelpunt dat nog niet is geadresseerd, maar dat hoor ik ook niet terug in uw analyse. Wat vindt u daarvan?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik ga daar nog op in.

Voorzitter. Agendapunt 3, het uitleenraamwerk en de conditionaliteit. Het IMF zit met de kredietverschaffing altijd in een spagaat. Het zal altijd ex post of ex ante beleidsvoorwaarden aan zijn kredietverlening moeten stellen, maar hierdoor zullen landen die externe betalingsproblemen hebben, een beroep op het fonds altijd trachten te vermijden. Zij zullen dit pas doen als het eigenlijk al te laat is en er geen mogelijkheid is om een beroep te doen op de particuliere internationale kapitaalmarkt. Evenzeer geldt dat het fonds door die beleidsvoorwaarden wel invloed heeft op landen met ernstige externe tekorten, maar niet op landen met evenzeer ernstige overschotten, zoals China. Door de mercantilistische neiging van China tot oppotten en haar enorme monetaire reserves, heeft dit land een bijdrage geleverd aan de onevenwichtigheid op de internationale financiële markten. De reserves moeten ergens worden belegd en dat zal met name in de VS zijn geweest.

Het CDA vraagt zich af wat de waarde is van het vormen van een internationaal monetair bestel dat gebaseerd moet zijn op de SDRs. Realiseren de Chinezen zich wel dat de SDRs niet meer zijn dan een rekeneenheid? Om echt gelijkwaardig te zijn aan de dollar en de euro, zouden de SDRs internationaal betaalmiddel en beleggings- of oppotmiddel moeten zijn. Dat is volgens het CDA vooralsnog een illusie. Deelt de regering deze opvatting?

Met betrekking tot de verschillende kredietfaciliteiten van het fonds vragen wij of er eigenlijk niet te veel verschillende faciliteiten zijn. Dit betreft met name de recent gecreëerde Short-Term Liquidity Facility (SLF). Deze faciliteit is alleen bedoeld voor landen met een goed beleid en een sterk economisch fundament. Als dat de voorwaarden zijn, dan is het niet verwonderlijk dat tot nu toe geen enkel land behoefte heeft getoond aan een dergelijke kredietfaciliteit. Dit soort landen heeft doorgaans geen externe tekorten en als zij die al hebben, kunnen zij deze afdekken op de kapitaalmarkt. Het CDA is geen voorstander van een differentiatie in faciliteiten, want de geschiedenis van het fonds heeft geleerd dat men niet voor ieder probleem een faciliteit moet creëren, zoals de Witteveenfaciliteit ten tijde van de oliecrisis. Hiervan is nooit gebruik gemaakt. Dat laat geheel onverlet dat een bijzondere faciliteit voor landen die plotseling in de problemen zijn geraakt door ongunstige omstandigheden op de grondstoffenmarkten, een bijzondere faciliteit nodig hebben. In dit verband kan gewezen worden op de Economic Shock Facility (ESF), die zijn waarde wel getoond heeft. Maar wat voor faciliteiten? Het SLF bestaat al en daarnaast wordt een Flexible Credit Line (FLC) ingevoerd. Wat is de waarde hiervan naast de SLF? Ook bestaan de ESF en de Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF). Wordt het geen tijd om de zaak te vereenvoudigen?

Uit de geannoteerde agenda blijkt dat er weer een debat zal worden gevoerd over de vraag of de beleidsvoorwaarden en conditionaliteiten niet te streng zijn. Alleen landen die in de externe problemen komen, doen een beroep op het fonds. Die landen moeten linksom of rechtsom hun beleid aanpassen. Daarop moet het fonds toezien, omdat anders het aanpassingsproces zich niet zal voltrekken en het fonds zijn uitgeleende geld niet zal terugkrijgen, waardoor de solvabiliteit wordt aangetast. Dat neemt niet weg dat het fonds maatwerk moet kunnen leveren. Het CDA heeft geen bezwaar tegen een debat hierover, maar het voortbestaan van het fonds als lender of last resort mag nooit in gevaar komen.

Ons land is sinds de Aziatische crisis in de jaren negentig altijd een voorstander geweest van een steviger toezicht van het fonds op de stabiliteit van het financiële stelsel in de lidstaten. Wij hebben altijd meegewerkt aan het Financial Sector Assessment Program (FSAP). Uit de huidige crisis blijkt dat dit geen overbodige luxe is. Het is daarom verbazingwekkend dat een land als de VS tot nu toe heeft geweigerd om daaraan mee te werken. Bestaat deze bereidheid nu wel? Zo niet, waar praten wij dan over? Het is begrijpelijk dat een land als China niet meedoet, omdat zij niet of nauwelijks afhankelijk is van kortlopende kredieten. Het tegendeel is waar voor de VS. Het CDA vraagt of het IMF de instantie is met voldoende kennis en ervaring om het gevraagde toezicht bekwaam en gezagsvol uit te voeren. Moet hierbij niet veel meer gedacht worden aan de Bank for International Settlements (BIS) in Basel? De bank waarin de centrale banken van de rijke landen samenwerken, heeft de kennis in huis om met concrete voorstellen te komen voor een strenger liquiditeits- en solvabiliteitstoezicht op financiële instellingen.

De CDA-fractie ondersteunt de regering om de zeggenschap in het fonds en de Wereldbank aan te passen aan de huidige tijd. De opkomende landen moeten een grotere zeggenschap krijgen en de armere landen een grotere betrokkenheid. Wij moeten oppassen dat dit niet ten koste gaat van de Nederlandse stoel. Hoe denkt de minister de Nederlandse stoel, ook in de toekomst, te kunnen waarborgen? Het CDA stemt in met het idee dat het fonds niet zonder meer door een Europeaan en de Wereldbank door een Amerikaan geleid zou moeten worden, want bekwaamheid dient voorop te staan. Als het aan mijn fractie ligt, moet zowel een vertegenwoordiger van de VS als ook van de EU wanneer deze als eenheid zou optreden, een vetorecht hebben bij belangrijke besluiten. Dat bleek al bij de laatste middelenuitbreiding van het fonds. Deze kon niet doorgaan omdat de VS niet tot ratificatie zijn overgegaan. Wil de regering dit probleem formeel aankaarten? De statuten van het fonds maar ook van de Wereldbank, stammen wat dat betreft uit de tijd dat de VS en Europa het in beide instellingen voor het zeggen hadden en elkaar in evenwicht hielden. Thans ziet de wereld er anders uit. Er wordt gedacht aan het oprichten van een ministeriële raad die het International Monetary and Financial Committee zou moeten vervangen. Wat is het voordeel hiervan?

Het CDA kan over het algemeen instemmen met de opvattingen van de regering zoals neergelegd in de geannoteerde agenda, evenals met het verslag van de conferentie Financing for Development te Doha.

Het CDA wenst een kanttekening te maken bij de nadruk die de regering legt op het anticyclische karakter van het werk van de Wereldbank. Dat wordt niet ondersteund door het CDA, want dat zou inhouden dat bij gunstige economische omstandigheden de Wereldbank de kapitaaloverdracht aan de arme landen zou moeten afremmen. Dat kan nooit de bedoeling zijn. De Wereldbank dient zich te richten op de verbetering van de sociaaleconomische structuur van de arme landen en dat staat geheel los van de actuele stand van de wereldeconomie. Eerder moet de regering zich zorgen maken over het feit of de rijke landen thans nog bereid zijn om met de toezegde middelen over de brug te komen. Doen zij dat niet, dan zal de verminderde activiteit van de bank die hieruit voortvloeit, juist een procyclisch effect hebben.

De regering is terecht voorstander van een grotere zeggenschap van de arme landen bij de Wereldbank. Gelijktijdig wil zij bevorderen dat landen zoals Nederland als grote donor, meer stemmen mag uitbrengen. Staat dat niet haaks op elkaar of zou de grotere zeggenschap van Nederland ten koste moeten gaan van andere rijke landen die minder actief zijn op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking?

De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Uit de conclusies van de G20 moet je constateren dat er sprake is van een opleving van het IMF. Ik vraag de kabinetsleden hoe zij dat zien, want een van de belangrijkste conclusies van de G20-top is een verdrievoudiging van de uitleenfaciliteiten van het IMF, terwijl de fondsen nog niet helemaal gegarandeerd zijn. Zijn de toezeggingen inmiddels helemaal rond? Ik begrijp dat de bereidheid van Nederland om geld te fourneren, mede afhankelijk is van de bereidheid van andere landen.

Tijdens het vorige algemeen overleg ben ik behoorlijk kritisch geweest over het IMF. Ik heb gevraagd hoe gezaghebbend het IMF nog is, zeker gezien een aantal berichten van een jaar geleden. De voorzitter van het IMF zei op 15 mei 2008 dat het hoogtepunt van de crisis voorbij was. Hij zat er met deze opmerking behoorlijk naast. Half maart is een onderzoeksrapport uitgebracht dat concludeert dat het IMF als toezichthouder op de internationale financiële stabiliteit enorm heeft gefaald en slecht heeft gecommuniceerd over de grootste economische crisis in decennia. Dit wordt geïllustreerd door de twee punten die ik zojuist genoemd heb. In het verleden heeft het IMF wel bepaalde risico’s gesignaleerd, zoals de bubbel in de Amerikaanse huizenmarkt en het Amerikaanse banksysteem, maar de signalen zijn nooit echt aangekomen. Komen de signalen nu wel aan en kunnen wij erop vertrouwen dat het IMF in de toekomst een krachtiger rol kan gaan spelen?

Alles staat of valt met de bereidheid van de lidstaten om zich wel of niet te houden aan de afspraken die internationaal gemaakt zijn. Tijdens de voorbespreking van de laatste G20-top heb ik ook al gezegd dat de regeringsleiders prachtige uitspraken kunnen doen in een statement aan het einde van een top, maar het komt uiteindelijk aan op daden. In november is al gesignaleerd dat protectionisme een van de grootste risico’s is in een grote financiële crisis. Protectionisme is in de ban gedaan en er is een moratorium afgekondigd. De Wereldbank heeft anderhalve maand geleden een rapport uitgebracht, waarin staat dat 17 van de G20-landen zich niet aan het moratorium hebben gehouden en dat er intussen alweer 47 nieuwe handelsbelemmerende maatregelen zijn opgevoerd. Niet alleen de open economieën hebben hier last van, maar ook de kwetsbare. Hierbij kijk ik in de richting van minister Koenders. Wat heb je aan grote statements als de uitwerking achterwege blijft en er geen instrumentarium is om elkaar daar echt op aan te spreken? Bestaat nu wel het vertrouwen dat de statements van begin april daadwerkelijk worden uitgevoerd en dat de daad bij het woord wordt gevoegd?

Het gaat over de ban op protectionisme, maar ook over een strakker internationaal financieel toezicht. Ik begrijp uit de surveillance dat regelgeving en financieel toezicht niet meer behandeld kunnen worden als nationale aangelegenheden, omdat de kapitaalmarkt een mondiale markt is en dan kan niet iedereen er eigen regels en toezicht op nahouden. Dat impliceert dat je bereid moet zijn om bevoegdheden over te dragen en je door een ander op de vingers te laten tikken. Ik heb nog niet het gevoel dat met name in die landen die het grootste aandeel in de crisis hebben, namelijk de VS en het Verenigd Koninkrijk (VK), dat besef daadwerkelijk is doorgedrongen. Ik heb er weinig vertrouwen in dat wanneer men niet meer kan concurreren met light toezicht op financiële instellingen, op deze onderdelen de daad bij het woord wordt gevoegd. Men kon hoop putten uit de conclusies van de G20, maar meteen nadat iedereen het vliegtuig had genomen, namen de Britten er al weer afstand van.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Wij vinden allemaal dat wij vooral niet protectionistisch moeten zijn, en zeker niet de westerse landen. Gaan wij dat protectionisme ook opheffen voor ontwikkelingslanden? Ik doel op de handelsbarrières.

De heer Weekers (VVD): De VVD is altijd tegenstander geweest van handelsbelemmerende maatregelen. Ontwikkelingslanden kunnen zich het beste ontwikkelen als handelsbelemmerende maatregelen worden opgeheven. Daarom hoop ik dat straks in de Doha-ronde eindelijk een doorbraak wordt bereikt. Er zitten ook winstkansen aan een crisis. De sense of urgency om problemen aan te pakken, wordt intussen zo groot dat men kan komen tot vernieuwing. Ik hoor daarop graag een reflectie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Het standpunt van de regering en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking is helder en duidelijk. Het gaat er natuurlijk om dat de ban op protectionisme vooral geldt voor de open westerse economieën. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van mening dat ontwikkelingslanden licht protectionistische maatregelen mogen nemen zodat zij hun economieën kunnen versterken?

De heer Weekers (VVD): Als u bedoelt dat voor een beperkte tijd protectionisme zinvol zou kunnen zijn voor ontwikkelingslanden, dan kan ik mij daar iets bij voorstellen. Het moet dan wel gaan om een korte tijd om in specifieke sectoren een bepaalde economie te ontwikkelen, die om zeep wordt geholpen als die maatregelen niet zouden worden getroffen. Hierover zouden met elkaar verstandige afspraken gemaakt moeten worden, want het kan niet zo zijn dat economieën in ontwikkelingslanden kapot worden gemaakt door overproductie en het dumpen van zaken op een andere plaats.

Wij pleiten in elk geval voor eerlijke handel en in dat kader kunnen bepaalde maatregelen noodzakelijk zijn. Ik stoor mij met name aan het feit dat op de G20, en daar zitten de ontwikkelingslanden niet bij, hele duidelijke uitspraken zijn gedaan om protectionisme in de ban te doen, terwijl 17 van de 20 landen zich daar niet aan houden. Daar maak ik bezwaar tegen.

Ik sprak over het financieel toezicht. Ik wil graag van de minister van Financiën weten of wij stappen vooruit gaan maken bij het internationaal regelen van het toezicht, zeker gezien de uitspraken van de heer Brown na afloop van de G20. In het verleden hebben met name de VS zich niet willen onderwerpen aan het FSAP. De heer De Nerée tot Babberich had het er ook al over. Nu hebben zij toegestemd om daar eenmalig aan mee te werken, maar waarom eenmalig? Als deze crisis voorbij is, vervalt iedereen weer in oude reflexen en patronen. Het is nu het moment om iedereen zich daaraan te laten committeren.

De uitleencapaciteit is verdrievoudigd. In internationale media wordt daar kritiek op geleverd, in ieder geval door een hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank (ECB). Op 7 april zegt hij in het Duitse Handelsblatt dat niet is onderzocht of de wereld zit te wachten op dat geld. Het is geldcreatie en helikoptergeld voor de wereld. Hij wijst op het gevaar van inflatie in de toekomst en gelijktijdig horen wij van de ECB dat er gevaar voor deflatie bestaat. Ik hoor hierover graag een reflectie van de bewindslieden van Financiën.

Het is mij niet volstrekt helder hoe het IMF omgaat met de voorwaarden die worden verbonden aan de nieuwe kredietfaciliteiten. In het verleden zouden strenge voorwaarden zijn opgelegd. In elk geval moeten de overheidsfinanciën en het fiscale systeem op orde worden gebracht. Het lijkt erop dat deze randvoorwaarden bij het groot vuil worden gezet. Ik kan mij voorstellen dat aan landen die het heel erg goed doen, geen traditionele voorwaarden worden verbonden. Als hele strenge voorwaarden niet van toepassing zijn, kan dat ertoe leiden dat de gang naar het IMF onverantwoord lang wordt uitgesteld. Ik wil wel een goed gevoel houden bij de leningen van het IMF, want het moet niet zo zijn dat kredietfaciliteiten zodanig verruimd worden dat er wordt gegooid met geld om zichzelf waar te maken of om het geld weg te kunnen zetten. Het lijkt erop dat het IMF zijn eigen recept heeft afgeschaft. In wil hierop graag een reactie ontvangen. De regering plaatst nog wel de kanttekening dat als een aantal voorwaarden wordt losgelaten, dit hooguit zal gelden voor korte termijnfaciliteiten. Er moet dan wel zicht bestaan op het snel terugkomen van dit korte geld.

Mevrouw Sap (GroenLinks): De heer Weekers vindt dat het mogelijk moet zijn dat ontwikkelingslanden voor korte tijd hun markten afschermen. Is hij het met mij eens dat niet de tijdsduur daarin centraal moet staan, maar het ontstaan van een level playing field? De VVD heeft daarover in het Brabantse rond Essent mooie uitspraken gedaan. Dat zou voor ontwikkelingslanden ook zo moeten zijn. Als er een level playing field ontstaat met enigszins ontwikkelde markten, dan kunnen ook zij gevraagd worden om deze markten open te stellen. Het gaat om het creëren van de juiste voorwaarden.

De heer Weekers (VVD): Voorzitter. De opmerking voor korte tijd kan opgevat worden als een trigger om het level playing field zo snel mogelijk te realiseren.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Het leek er even op dat de VVD ook heeft geleerd van deze crisis en van het verkeerde beleid dat zij jarenlang hebben voorgestaan. De heer Weekers rondt af met de conclusie dat de huidige conditionaliteiten van het IMF overeind moeten blijven. Dat is veelzeggend.

De PvdA vindt dat de ontwikkelingslanden niet mogen worden vergeten. De allerarmsten mogen niet het slachtoffer worden van deze kredietcrisis die zij niet hebben veroorzaakt. Wij zijn van mening dat het IMF en ook de Wereldbank tot nu toe onvoldoende geschikt zijn gebleken om de allerarmsten echt te helpen. Wij moeten dit moment aangrijpen voor echte hervormingen, zodat deze instellingen ook deze landen kunnen ondersteunen. Transparantie rond besluitvorming en krachtige regulering zijn daarbij onmisbaar. Er moet internationale erkenning komen van het feit dat het niet zozeer om de economische stabiliteit gaat, maar dat anno 2009 de sociale rechtvaardigheid leidend moet zijn.

De heer Weekers (VVD): Ik denk dat iedereen moet leren van deze crisis en niet in dezelfde fouten moet vervallen. Begrijp ik de PvdA nu goed dat zij de conditionaliteiten voor leningen zoals het op termijn op orde brengen van de overheidsfinanciën, in de prullenbak willen gooien?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Dat heb ik helemaal niet gezegd, maar ik denk dat u het met mij eens zult zijn dat de conditionaliteiten die op dit moment aan de leningen van het IMF kleven, de allerarmsten niet daadwerkelijk helpen om uit deze crisis te komen en dat wij serieus moeten proberen om deze te veranderen. Ik hoor u zeggen dat de conditionaliteiten voor korte tijd even minder gehandhaafd kunnen worden, maar deze moeten voor de langere termijn onverkort gelden. Dan hebt u het niet begrepen en dan hebt u ook de kritiek op het IMF niet begrepen.

De heer Weekers (VVD): Wat ik daarover heb gezegd komt overeen met het standpunt van het kabinet. Het kabinet vindt dat het mogelijk moet zijn om voor een korte tijd versoepeling van de conditionaliteiten toe te staan, mits die leningen op korte termijn terugkomen en het land bewijst dat er een goed track record is. Als ik u beluister dan begrijp ik dat de PvdA alle voorwaarden voor good governance van regeringen bij het grof vuil zet.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Dat is helemaal niet zo. Wij willen juist proberen om de agenda verder uit te breiden. Het is niet zo dat alle conditionaliteiten die nu gelden, voor ontwikkelingslanden de beste zijn. Ik kom net terug uit Ethiopië. Er zijn verschillende visies op het tot ontwikkeling brengen van ontwikkelingslanden.

De PvdA vindt dat de sociale rechtvaardigheid anno 2009 leidend moet zijn. Dat houdt in hervormingen van het IMF en de Wereldbank, maatschappelijk verantwoord ondernemen, het halen van de millenniumdoelstellingen, het aanpakken van de schuldaflossingsproblematiek, de klimaatverandering en het hervormen van de Bretton Woods-instellingen. Deze zijn opgericht in een tijd dat de wereld er anders uitzag en de afspraken hebben voor Europa tot op zekere hoogte wel goed gewerkt. Het IMF en de Wereldbank zijn tot op heden echter niet goed uitgerust geweest om de positie van ontwikkelingslanden substantieel te verbeteren, ook niet na allerlei vernieuwingen. Het is zinloos om op de oude voet door te gaan, want het geld van de G20 zal pas effect hebben als er nieuwe afspraken gemaakt worden. Het probleem dat landen niet van het IMF willen lenen, is met een extra uitleencapaciteit ook niet opgelost.

Hoe wordt goed onderscheid gemaakt tussen het gewone en het noodloket? De FLC is een goede extra faciliteit, vooral omdat opkomende economieën hebben meegewerkt aan het ontwikkelen van deze faciliteit. De kredietcrisis is een kans om het IMF te hervormen zodat ook de lage inkomenslanden er voordeel bij hebben.

Ik denk dat het goed is dat er een einde komt aan de dominantie van het vetorecht van de VS. Wij moeten nu een stap zetten naar echte democratie. De hervormingen zouden kunnen leiden tot een viertrapsstructuur met meer maatwerk in de afspraken gericht op de verschillende soorten landen. Wij delen de landen in als hoog, midden en lage inkomenslanden. Daar zouden wij veel meer naar moeten kijken met elk eigen SDRs. Daarnaast moet er de nodige synergie komen tussen de verschillende groepen. Er moet daarom een overkoepelende laag zijn als coördinatiepunt en voor het toezicht. De toezichthoudende taak van het IMF moet beter worden ingevuld dan tot op heden het geval is, maar tot hoever moet deze taak gaan? Ik wil de reikwijdte van het nieuwe toezicht ter discussie stellen, want wij niet een veelkoppig monster creëren dat zijn taken niet waar kan maken. Voorts moeten de adviezen en de afspraken van het IMF met de lidstaten openbaar worden gemaakt. Dat geldt ook voor de VS. Wij moeten af van het dominante aspect dat de bewindvoerder een Europeaan moet zijn. Is de regering bereid om ook een niet-Europeaan als bewindvoerder te benoemen?

De crisis is ook een kans om maatschappelijk verantwoord ondernemen te agenderen. In Nederland wordt dat goed opgepakt, maar ook andere landen moeten hierin meegaan. Wij zien dat landen als China en India opdrachten aannemen, al dan niet met geld van internationale instellingen, maar geen rekening houden met duurzaamheid, mensenrechten of arbeidsomstandigheden. Dit is ongewenst voor bedrijven en landen die hier wel rekening mee houden, want dit betekent extra competentie. Men kan daarom gemakkelijk pleiten voor extra conditionaliteiten voor mensenrechten, duurzaamheid en arbeidsomstandigheden, maar dan lopen wij het risico dat oude conditionaliteiten worden ingeruild voor nieuwe en daarmee schieten wij ons doel voorbij. In plaats daarvan pleit de PvdA ervoor om dit dilemma te agenderen op de voorjaarsvergadering. Welke verdere stappen kunnen wij op dit terrein zetten?

Ik kom bij de Millennium Development Goals (MDG’s), de millenniumdoelen. Het Global Monitoring Report 2009 geeft aan dat de millenniumdoelen op het terrein van human development niet gehaald gaan worden. Hoewel de inspanningen van de private sector een belangrijke bijdrage kunnen leveren, lijden zij ook aan de gevolgen van de kredietcrisis. Hoe gaan wij daarmee om? Het is geen haalbare kaart om de Official Development Assistance (ODA)-gelden te verhogen. Wij steunen de Nederlandse inzet om alle donoren op te roepen zich aan de bestaande afspraken te houden, te beginnen bij de lidstaten van de EU. Daarnaast moet de ontwikkelingssamenwerking beter en efficiënter worden. Niet alleen Nederland moet goed uit de bus komen bij internationale evaluaties, maar ook andere donoren moeten beter gaan presteren. De Wereldbank moet het voorbeeld van Nederland volgen en publiekprivate partnerschappen ontwikkelen. Het Akkoord van Schokland is een goed voorbeeld. Wij vragen de regering om dat idee van samenwerking vooral op het uitvoeringsniveau, breed uit te dragen. Het gaat niet per se om meer geld van de private sector voor ontwikkelingssamenwerking, maar om meer synergie en een change of mind set van economische naar duurzame groei en een betere afstemming tussen alle actoren, zodat uiteindelijk de resultaten voor elke individuele actor beter zijn.

Ik vraag aandacht voor het klimaat. Het gaat om de praktische invulling van het Strategic Framework on Climate Change and Development. Dit staat op de agenda. Wat verwachten de regeringen hiervan en wat wordt de input?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Het IMF krijgt weer een prominente rol. Het leek tot voor kort een afgeschreven instantie te zijn, maar er gloort weer hoop. Ik heb de indruk dat er een paradigmawisseling aan de gang is. Ik ben benieuwd hoe wij nu naar het IMF gaan kijken, welke verwachtingen wij hebben en wat de inzet van de Nederlandse regering zal zijn. Het democratisch gehalte moet beter en transparanter en daar moeten de hervormingen op gericht zijn. Het kan niet zo zijn dat het stemrecht van de 46 lage inkomenslanden exclusief India slechts met 0,29% toeneemt. Dit blijkt uit een brief die ik heb gekregen van Jubilee Nederland.

Het vetorecht van de VS is voor mijn partij onacceptabel. Dit moet snel verdwijnen. De Washington Consensus bestaat vanwege het feit dat het IMF daar gevestigd is en niet omdat de VS een vetorecht heeft. Ik heb de indruk dat deze consensus een invulling krijgt door het vetorecht van de VS.

Het is niet terecht dat de G20-landen afspraken over protectionisme niet nakomen, terwijl van andere landen wordt verwacht dat zij niet protectionistisch zijn. In hoeverre kan de G20 als representatief worden gezien voor alle landen om aan allerlei eisen te voldoen? De handelsbarrières kunnen niet meer in stand blijven. De eerlijke kans voor ontwikkelingslanden en het level playing field moeten nu wel ingevuld en gecreëerd worden. De president van Brazilië, Lula, heeft gezegd dat de economische crisis is veroorzaakt door mensen met blond haar en blauwe ogen. Zover wil ik niet gaan, maar het is wel zo dat de ontwikkelde westerse landen aan de wieg van de economische crisis staan en niet de ontwikkelingslanden, dus het is zaak om de ontwikkelingslanden snel te helpen.

De millenniumdoelen lijken niet meer haalbaar door de financiële crisis. 70% van de mensen die in armoede leven, bestaat uit vrouwen en zij moeten leven van één dollar per dag. Er moet meer gedaan worden dan tot nu toe het geval is. Hierbij speelt de macht van de donorlanden en de concurrentie om geld tussen instanties een enorme rol. Kan de minister een keer goed kijken naar het doorbreken van die macht? Het gaat niet over de concurrentie van geld en behoud van de eigen positie, maar over hoe de millenniumdoelen gehaald worden.

Ik begrijp niet waarom er nog steeds geen EU-afgevaardigde in de Veiligheidsraad zit. Een EU-zetel is toch van belang voor de mensenrechten en de internationale crisis? Graag een reactie hierop.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb de Veiligheidsraad en de EU-zetel niet op de agenda aangetroffen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Dat klopt, maar dit houdt nauw verband met de financiële crisis en de mensenrechten wereldwijd. Het is van belang dat de EU daar een zetel krijgt.

Ik heb een vraag over de conditionaliteit. De nieuwe FLC is heel mooi, maar hoe kunnen de echte arme landen in aanmerking komen voor IMF-gelden? Bij de conditionaliteit moet maatwerk geleverd worden om de echte arme landen de mogelijkheid te bieden er weer bovenop te komen. Wat is de inzet van de minister bij de schuldaflossingsproblemen van een aantal arme landen? Wat wordt de Nederlandse inzet bij het klimaat?

Mevrouw Sap (GroenLinks): Voorzitter. Voor GroenLinks zijn er drie hoofdpunten in dit debat: de gevolgen van de crisis voor de allerarmsten in de wereld, het klimaat en de aanpak van macro-economische onevenwichtigheden.

In de stukken kunnen wij weer het uitgangspunt lezen dat de allerarmsten in ontwikkelingslanden niet de dupe mogen worden van een crisis die zij niet veroorzaakt hebben. Dat is een prima uitgangspunt, maar toch zie je dat het in de praktijk wel gebeurt. In de stukken lezen wij dat er 47 miljoen mensen extra in armoede leven door de crisis en dat de ontwikkelingslanden gezamenlijk met een financieringsgat kampen van 270 tot 700 mld. dollar. Wat stelt de internationale gemeenschap daar tegenover? De armste landen kunnen een deel van de extra leenfaciliteit gebruiken, maar het is maar de vraag of zij dat kunnen realiseren vanwege de voorwaarden die daaraan gesteld worden en of het gunstig voor hen uitpakt. Naast de extra leenfaciliteit is er 6 mld. beschikbaar, maar dit is een druppel op een gloeiende plaat als je dat bedrag afzet tegen de noden. Allereerst wil ik de minister voor Ontwikkelingssamenwerking vragen hoeveel er precies extra beschikbaar is voor de ontwikkelingslanden. Waarop mogen zij in totaal rekenen bij het opvangen van de ernstige gevolgen van de kredietcrisis?

In het verleden hebben de steun van het IMF en de Wereldbank en de aanpassingsprogramma’s voor ontwikkelingslanden vaak averechts uitgewerkt door voorwaarden voor marktliberalisering en het openstellen van grenzen. Wij vragen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om zich tijdens het voorjaarsoverleg hard te maken voor het afschaffen van de conditionaliteiten, in het bijzonder voor marktliberalisering en het openstellen van grenzen en aandacht te geven aan de moeilijke positie van de kleine boer. Zij vormen het gros van de allerarmsten in de ontwikkelingslanden. De minister stelt zelf 70 mln. beschikbaar voor twee nieuwe fondsen: het Global Trade Liquidity Program (GTLP) en voor het Rapid Social Response Fund (RSRF). Dat is mooi, maar is dit extra geld? Ik wil hier graag een bevestiging van krijgen, want dit geld wordt uitgegeven in het kader van IMF/Wereldbank en binnen hun programma’s en dat maakt ons waakzaam. Kan de minister toezeggen dat er geen voorwaarden worden verbonden aan het bedrag van 70 mln. die ten koste gaan van de allerarmsten, omdat er te geforceerd en te snel gevraagd wordt om de markten open te stellen?

Europa en de VS willen de Doha-ronde versneld afronden om een boost te geven aan de ingezakte wereldhandel en om het protectionisme tegen te gaan. GroenLinks benadrukt dat deze ronde vooral een ontwikkelingsronde moet zijn, waarbij het belang van de ontwikkelingslanden voorop staat. Voor de korte termijn is het voor de arme landen noodzakelijk dat zij hun landbouw kunnen afschermen voor invoer en hun eigen voorraden kunnen aanleggen om niet afhankelijk te zijn van speculaties en schommelingen op de wereldmarkt. Gaat de minister zich inzetten om van de Doha-ronde een echte ontwikkelingsronde te maken?

Ik kom bij het stemrecht van de ontwikkelingslanden en de allerarmsten in de internationale instituties. Het stemrecht zal iets toenemen. Afrikaanse landen krijgen gezamenlijk 0,24% extra stemrecht. Dat is een kleine vooruitgang. Ik wil de regering vragen zich te blijven inzetten voor een eerlijker stemverdeling en grotere stappen op dit terrein.

Bij het klimaat zijn de uitgangspunten op papier mooi. De regering constateert dat er extra gelden moeten komen voor het bestrijden van de klimaatverandering, die niet ten koste mogen gaan van de millenniumdoelen. Dit dient te gebeuren op basis van het principe de vervuiler betaalt. Nederland zal anderen oproepen om geld beschikbaar te stellen, maar wat Nederland zelf gaat doen op dit terrein blijft in de stukken volledig onbenoemd en onduidelijk. Gisteren hadden wij een debat met de minister van Financiën over de aanpak van het beloningsbeleid in de financiële sector. De minister van Financiën stelt vast dat Nederland voorop loopt in die aanpak en veel maatregelen neemt. Vanuit deze koploperspositie spreekt Nederland anderen in de internationale gemeenschap aan op het vervullen van hun rol en het nemen van maatregelen. GroenLinks wil graag dat de regering bij het klimaat diezelfde fiere opstelling inneemt en vanuit een koploperspositie en niet zoals nu als hekkensluiter, anderen aanspreekt om het nodige te doen. Ik vraag aan de minister van Financiën waarom dit opmerkelijke verschil tussen de aanpak van de milieu- en de kredietcrisis bestaat. Op beide terreinen dienen wij gidsland te zijn.

De macro-economische onevenwichtigheden zijn volgens het Centraal Planbureau (CPB) een van de grote oorzaken van de heftige crisis en dan wordt met name gedoeld op de spaaroverschotten van China en het feit dat de VS meer consumeren dan zij verdienen. De positie die de dollar nog steeds inneemt in het internationale betalingsverkeer speelt daarbij een belangrijke rol, maar deze wordt steeds meer ter discussie gesteld. Moskou heeft al aangekondigd dat zij in IMF-verband om een studie zal vragen naar een alternatief voor de dollar als mondiale reservemunt. Vooraanstaande economen zoals Stiglitz, hebben gepleit voor uitgifte van obligatieleningen door het IMF waardoor de macro-economische onevenwichtigheden rechter getrokken kunnen worden. Ik wil op deze punten graag een reactie van de minister van Financiën ontvangen. Is de minister het met GroenLinks eens dat voor het vervolg van de crisisaanpak nu niet alleen de regulering van de financiële sector, maar ook het aanpakken van de grote macro-economische onevenwichtigheden hoog op de agenda moet komen te staan?

Voorzitter: De Nerée tot Babberich

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Er is bijna sprake van triomfantalisme bij het IMF omdat zij er weer toe doen, want een jaar geleden waren zij bijna afgeschreven. Dat triomfantalisme is ook gevaarlijk, want als de crisis op een gegeven moment voorbij is en er wordt niet overgegaan tot echte hervormingen van het IMF, dan bestaat de kans dat het IMF alsnog irrelevant wordt. Ik roep de Nederlandse regering op om daadwerkelijk tot vergaande hervormingen van het IMF en van de Wereldbank over te gaan, anders zal op de langere termijn sprake zijn van sluiting van deze Bretton Woods-instellingen.

Volgens mijn fractie is het logisch dat meer geld in de voortwoekerende kredietcrisis beschikbaar wordt gesteld voor financiële hulp met 500 mld. voor NAB en 250 mld. door de uitgifte van extra SDRs, de rekeneenheid van het IMF. Voor Nederland komt dat neer op een bijdrage van bijna 10 mld. Wat betekent dit voor de begroting? Moet dit bedrag gestort worden op een rekening? Wanneer moet dit bedrag worden overgemaakt? Dit kan aanzienlijke begrotingsconsequenties hebben.

Ik heb in het vorige debat de minister van Financiën om zijn mening gevraagd over het Chinese initiatief om tot een nieuwe internationale reservemunt te komen, de SDRs. Hij reageerde toen een beetje plagerig met de opmerking dat ik een goed Maoïst was, maar ik las in de krant dat Moskou dit initiatief nu ook steunt. Het communisme is toch echt al twintig jaar voorbij in Rusland. Het lijkt erop dat Brazilië ook geïnteresseerd is. Het wordt toch wel een beetje gemakkelijk om het op deze manier af te doen. Waarom steunt Nederland dit belangrijke initiatief van de Chinezen en de Russen, mogelijk gesteund door de Brazilianen, niet? Ik hoop dat ik hierop een reactie van de minister van Financiën krijg.

De SP-fractie heeft de neiging om de uitbreiding van de faciliteiten van het IMF als een stap vooruit te zien, omdat hier minder eisen aan gekoppeld zijn. Het is een belangrijke verandering voor het IMF dat wordt gewerkt aan een andere manier van uitlenen, waaraan minder eisen of eisen die voortkomen uit de Washington Consensus worden gesteld. Het is goed dat ook D66 hiervan nu blijkbaar afscheid neemt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik dank de heer Irrgang voor zijn steun bij de Washington Consensus. Wat betekent een internationale munt voor de euro? Wordt hiermee de positie van de euro niet ondermijnd? Wordt hierdoor de financiële crisis niet vergroot?

De heer Irrgang (SP): Dit is het eurocentrisme dat ik ook al hoorde van de minister van Financiën in het vorige overleg en de illusie dat de euro de positie van de dollar zou kunnen overnemen. In de eerste plaats denk ik niet dat dit een realistische verwachting is. De toekomst is niet aan de euro, maar aan Azië. In de tweede plaats is het niet in het belang van de wereld om de dollar door de euro te vervangen. Het moet een internationale reservemunt zijn die gebaseerd is op meer dan één munt. Door het vervangen van de dollar door de euro kun je in dezelfde problemen terechtkomen als de Amerikanen. Zij doen wat zij willen en de wereld is bereid dat te financieren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik spreek niet over vervanging van de dollar door de euro, maar over het effect van een dergelijk besluit voor de euro. Dat heeft niets te maken met eurocentrisme.

De heer Irrgang (SP): Ik denk dat dit initiatief de internationale stabiliteit ten goede zou komen. Ik denk niet dat het een risico is voor de euro als munt. Sterker nog, ik denk dat het op de langere termijn goed zou zijn, ook voor de Europese economie. Ik deel uw vrees niet.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): De heer Irrgang geeft het antwoord al. Hij denkt dat het loslaten van de dollar geen impact kan hebben op de Europese economie, maar ik vind dat een rare uitspraak. Ik denk dat het duidelijk is dat wij afhankelijk zijn van de dollar.

De heer Irrgang (SP): Ik ben het met mevrouw Gill’ard eens dat wij afhankelijk zijn van de positie van de dollar. Dat is precies het probleem en daarom moet de Nederlandse regering aan een alternatief meewerken maar wel op een verstandige manier. Een plotselinge ineenstorting van de dollar zou voor de Europese landen grote consequenties hebben en juist daarom moet gewerkt worden aan een alternatief. Dat gebeurt tot op heden niet, in ieder geval niet met de steun van de Nederlandse regering.

Bij de democratisering van het IMF en de Wereldbank is een nauwelijks zichtbare vooruitgang geboekt. Volgens Jubilee Nederland krijgen 51 Afrikaanse landen er 0,24% stemmen bij en China 0,7%. Dat is niet de ingrijpende democratisering die nodig is om de Bretton Woods-instellingen de 21ste eeuw door te leiden. Het gevaar is te groot dat het bij dit soort marginale wijzigingen blijft.

De Nederlandse regering is bereid na te denken over een ministeriële raad, maar ze heeft een voorkeur voor versterking van het IMFC. Ik denk dat bij een verdere democratisering van deze instellingen een ministeriële raad een bijna onontkoombare uitkomst is. De Nederlandse stoel zal toch in toenemende mate onder druk komen te staan, want het Nederlandse stemaandeel is relatief groot op dit moment. Het lijkt mij dat de Nederlandse regering hier wat minder krampachtig zou moeten zijn. Het in stand houden van het vetorecht van de VS betekent niet de democratisering van deze instellingen. Er ligt hier een duidelijke koppeling met de Washington Consensus.

De International Finance Corporation (IFC) heeft in februari besloten om mee te doen aan een olieproject in Ghana. Wordt hier niet dezelfde fout gemaakt als toen de Wereldbank deelnam aan het olieproject in Tsjaad? Leidt dit fossiele brandstoffenproject weer tot veel corruptie en komt het niet ten goede aan de bevolking? Heeft de Wereldbank voldoende geleerd van de slechte ervaringen in Tsjaad? Moet de Wereldbank überhaupt nog participeren in fossiele brandstoffenprojecten? Het bedrijf in kwestie, Kosmos, zit in een belastingparadijs, namelijk de Kaaimaneilanden. Moet je hier als IFC aan meedoen? Het IFC doet ook veel zaken met private equity, terwijl in deze crisis blijkt dat private equity aan bedrijven veel schulden meegeeft, waardoor zij het risico lopen om sneller failliet te gaan. Wat is de positie van de Nederlandse regering?

In de stukken worden mooie woorden gesproken over het belang van ontwikkelingssamenwerking en dat de allerarmsten niet het slachtoffer mogen worden van deze crisis. In het aanvullend coalitieakkoord is overeengekomen om dit jaar 150 mln. en volgend jaar 100 mln. te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, ondanks dat deze bedragen in 2011 terugkomen. In het hart van de crisis doet de Nederlandse regering minder aan ontwikkelingssamenwerking, terwijl ondertussen wordt gewaarschuwd voor het grote belang van het op peil houden van deze gelden. Ik ontvang hierop graag een reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Voorzitter: Irrgang

Antwoord van de bewindslieden

Staatssecretaris De Jager: Voorzitter. De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd welke garantie er is voor een goedkeuring van de NAB-bijdragen door het congres van de VS en wanneer wij de precieze waarde van die toezeggingen kennen. Wij hebben geen garanties. Er is wel een politiek commitment van de administratie van de VS. Wij gaan ervan uit dat dit commitment gestand wordt gedaan, maar het congres beslist hierover. Daarom gaan wij op korte termijn niet via de NAB werken, maar via bilaterale middelen. Japan heeft 100 mld. dollar beschikbaar gesteld en de EU 75 mld. euro. Nederland heeft ruim 5 mld. bijgedragen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik vraag mij af wat de VS bilateraal kunnen doen zonder het congres te raadplegen. De vorige quotaverhogingen en de SDRs zijn door het congres vastgesteld. Wat is de waarde van de toezeggingen van de Amerikanen op dit punt?

Staatssecretaris De Jager: Dat is enigszins onduidelijk. De VS hebben toegezegd mee te doen aan de NAB. Dat vinden wij ook een beter instrument dan bilaterale middelen, alleen het kost tijd. Het is onduidelijk op welke termijn de VS daadwerkelijk geld zullen vrijmaken en of zij intussen bilateraal middelen zullen verstrekken.

De VS zijn bereid om mee te werken aan het FSAP. Dat hebben wij met zijn allen in november 2008 tijdens de G20-top in Washington afgesproken. De VS en China hebben zich gecommitteerd om aan een dergelijk assessment programma mee te doen en zich daaraan te onderwerpen.

De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd naar de waarde van de FCL naast de SLF en of er niet te veel instrumenten zijn. De FCL hoeft niet meteen te worden opgenomen en de SLF wel. Deze kost daarom vanaf het begin rente. De FCL kan als een soort voorzorgsmaatregel worden genomen, omdat men niet meteen hoeft te trekken. Daarom hebben Mexico en Polen direct een FCL aangevraagd. Het heeft wel degelijk een toegevoegde waarde ten opzichte van de SLF. Dit is een instrument met hoge rente voor de middeninkomenslanden. Daarnaast bestaan instrumenten met lage rente voor lage inkomenslanden. De ESF en de PRGF zijn uitsluitend voor de lage inkomenslanden bedoeld. Het ISF is voor externe oorzaken bestemd en de PRGF is geïndiceerd voor interne oorzaken. Er worden instrumenten afgeschaft en er komen instrumenten bij. Er wordt maatwerk verricht door het aanbieden van specifieke instrumenten voor lage inkomenslanden en middeninkomenslanden. Er is geen sprake van wildgroei.

De heer Weekers (VVD): Kan de staatssecretaris de verschillen benoemen van de conditionaliteiten van de verschillende instrumenten? Wanneer een land met een goed track record vanwege een externe schok een lening aanvraagt, dan hoeven er niet veel voorwaarden aan te worden verbonden. Als er interne oorzaken zijn voor het aanvragen van een lening, dan moeten de kredietvoorwaarden scherper geformuleerd worden.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Ik heb dezelfde vraag, maar dan vanuit een ander perspectief. Welke conditionaliteiten worden gesteld voor de interne financiering van de gezondheidszorg?

Staatssecretaris De Jager: De FCL kan gegeven worden op basis van een goed track record en na een halfjaar volgt een review. Bij een PRGF worden meteen condities gesteld. Er zit een verschil in conditionaliteiten, maar daar kom ik later op terug naar aanleiding van de vragen van mevrouw Gill’ard.

De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd of de BIS niet beter in staat is om toezicht uit te voeren dan het IMF. Het IMF en de BIS vullen elkaar aan. Het IMF heeft een uitgebreide staf en een surveillancerelatie met alle landen via artikel 4-missies. Het BIS is een overlegorgaan van de centrale bankiers van de belangrijkste landen en hun toezichthouders. Zij treffen elkaar in de Financial Stability Board (FSB) waar ook Nederland lid van is. Tot voor kort was dat het Financial Stability Forum (FSF).

De heer Weekers en de heer De Nerée tot Babberich hebben gevraagd of het een illusie is om de SDRs als reserve-eenheid te beschouwen. De doelstelling van de SDRs is niet een nieuwe reserve-eenheid, maar de creatie van bijvoorbeeld 250 mld. dollar om de crisis te bestrijden. Het zou goed zijn om de buitenlandse reserves verder te differentiëren. Het belang van de euro is de laatste jaren toegenomen. Wij zien de SDRs een belangrijke rol spelen in het geleidelijke proces op basis van de voorkeur van landen. Het heeft een positief effect op het voorkomen van deflatie. Zodra het inflatiespook de kop weer opsteekt, moeten de centrale banken snel reageren. De SDRs-allocatie is niet zodanig groot dat deze de centrale banken voor de voeten zal lopen en tot verstoringen zal leiden.

De heer Weekers (VVD): Het gaat vooral over de opmerking van de hoofdeconoom van de ECB dat er geen onderzoek is verricht naar de noodzaak van de verdrievoudiging van de leenfaciliteiten. In het verleden werd hier altijd eerst fundamenteel onderzoek naar verricht. Het kwam bij hem over als een fors statement tijdens de G20.

Staatssecretaris De Jager: De exacte verhoging van de IMF-middelen is niet zeker, maar wel dat er een verhoging moet komen. De hoogte hangt af van de ontwikkelingen in de komende jaren, maar als signaal naar de markt is dit ruim opgezet. De trekkersrechten hoeven niet allemaal opgenomen te worden. Het is nog niet duidelijk of het allemaal nodig zal zijn, maar het is een maximum. Gelet op de turbulentie op de financiële markten van de afgelopen maanden is het goed dat het IMF ruimere middelen ter beschikking heeft, zodat er meer getrokken kan worden als dat nodig mocht zijn.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Wat gebeurt er als alle SDRs worden opgenomen? Wie gaat het allemaal betalen?

Staatssecretaris De Jager: De heer Irrgang heeft gevraagd naar de gevolgen voor de Nederlandse begroting. Daar kom ik op terug bij de IMF-gelden en de verruiming van de reserves. Feitelijk is dat hetzelfde, want de nieuwe quotaverdeling die vorig voorjaar is afgesproken, is toegepast op de verdeling van middelen. Op basis daarvan doneren landen bij.

De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd wat het voordeel is van een ministeriële raad boven het International Monetary and Financial Committee (IMFC). Het IMFC is een informeel adviserend comité en de ministeriële raad heeft ook besluitvormende bevoegdheden. Voor ons had het niet gehoeven, maar het is niet meer aan de orde om het tegen te houden. Er is dus wel een verschil tussen het IMFC en de beoogde ministeriële raad. Een ministeriële raad kan voordelen hebben.

De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd of de Nederlandse stoel niet in gevaar is. Nederland neemt op dit moment qua quota-aandeel de 6de positie in van de 24. Zelfs al zou de VS, waar voor zover wij weten geen sprake van is, het aantal stoelen in de Board terugbrengen van 24 naar 20, dan is Nederland nog niet in gevaar. Nederland zit daar objectief gezien redelijk goed in, afgezien van eventuele politieke druk.

De VVD heeft gevraagd naar de handelsmaatregelen op de Londentop. 17 van de G20-landen hebben zich in meer of mindere mate schuldig gemaakt aan bepaalde beperkte protectionistische maatregelen. Dat is niet goed, maar aan de andere kant is het goed dat de G20 in november in Washington en nu in Londen een stevig signaal hebben afgegeven tegen protectionisme. Zonder dit signaal zouden er veel meer protectionistische maatregelen zijn genomen dan nu het geval is, vergelijkbaar met de jaren dertig. De EU en de Nederlandse inzet moeten ambitieuzer zijn, want elke vorm van protectionisme moet voorkomen worden. De Doha-ronde moet tot een goed einde worden gebracht. Obama heeft tijdens de top in Londen expliciet vermeld dat hij flinke voortgang verwacht en ook eist bij de Doha-ronde. Er wordt intussen al zeven jaar over gesproken, dus het wordt nu tijd om deze ronde tot een goed einde te brengen zodat er meer vrije wereldhandel ontstaat.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Ik hoor de staatssecretaris niet zeggen dat vormen van protectionisme die samenhangen met het ongelijke speelveld van ontwikkelingslanden, nog wel toegestaan zijn. Ontwikkelingslanden kunnen niet gedwongen worden om voortijdig markten open te breken die er nog nauwelijks zijn. Ziet de plaatsvervangend minister van Financiën ook het belang in van het feit dat ontwikkelingslanden ruimte moeten krijgen om markten op te bouwen?

Staatssecretaris De Jager: Het kan in specifieke omstandigheden beter zijn om tijdelijk beschermende maatregelen te nemen, maar ook voor ontwikkelingslanden zijn voor de langere termijn geen protectionistische of handelsbelemmerende maatregelen beter. Ik denk dat ontwikkelingslanden op dit moment meer last hebben van handelsbelemmerende maatregelen van het westen dan dat zij profijt hebben van het feit dat zij hun eigen economieën kunnen afschermen. Dat soort landen is kwetsbaar en net als open economieën profiteren zij van vrije wereldhandel. Dit is het beste perspectief en dat hoeft niet in tegenspraak te zijn met korte termijn specifieke maatregelen om bepaalde economieën weerbaar te maken tegenover de vrije wereldhandel.

Mevrouw Sap (GroenLinks): De staatssecretaris zegt heel stellig dat het voor ontwikkelingslanden op de langere termijn beter is om de handel open te stellen, maar eerst moet er op kortere termijn stevig ingezet worden op verbetering, want anders is er geen langere termijn meer. Ik zou graag willen dat deze staatssecretaris volmondig erkent dat het creëren van een gelijk speelveld het centrale doel moet zijn. Dit is taaie complexe materie die zijn tijd nodig heeft.

Staatssecretaris De Jager: Dat erken ik volmondig.

De heer Weekers heeft gevraagd naar de toezeggingen van andere landen. Wij zien dat andere landen over de brug zijn gekomen, zoals Japan en de VS met elk 100 mld. dollar. China heeft 40 mld. dollar toegezegd, Canada 10 mld. dollar, Brazilië waarschijnlijk 4,5 mld. dollar, India geeft waarschijnlijk ook een bijdrage en de EU geeft 75 mld. euro.

De kritiek op de rol van het IMF als internationaal toezichthouder delen wij als Nederlandse regering, maar voor de toekomst zien wij een belangrijke rol weggelegd voor het IMF. Het IMF heeft een wijdverbreid bijna universeel lidmaatschap en via de kiesgroepen en het getrapte systeem zijn alle landen, ook kleine, vertegenwoordigd. Er is een besluitvaardig comité met een grote legitimiteit. Het IMF heeft een grote ervaring met macroanalyse op mondiaal niveau. Het BIS en het Basels Comité hebben expertise van het microprudentieel toezicht. Over de rol van het IMF wil ik nog twee belangrijke dingen zeggen. Op de eerste plaats is het IMF nodig om de kennis van de financiële sector in de eigen geledingen te versterken, want dat is heel erg belangrijk. Ten tweede moeten de analyses van het IMF openhartig kunnen zijn. Dat is niet alleen een rol voor het IMF, maar ook lidstaten moeten daar optimaal aan meewerken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De staatssecretaris zegt dat het IMF een grote legitimiteit heeft. Is dat een democratische legitimiteit? Kijkend naar de scheve stemverhouding tussen de ontwikkelingslanden en de grote westerse landen en het vetorecht van de VS lijkt hier geen sprake van zijn.

De heer Weekers (VVD): Ik heb de kritiek opgeworpen, ook met het oog op de toekomst. Ik deel de opvatting van de regering dat het IMF een belangrijke rol zou moeten gaan vervullen. Ik ben minder optimistisch als het gaat over de medewerking van bijvoorbeeld de VS. Blijft het bij woorden of komen er ook daden? Kan de regering ons in de stukken die wij voor de najaarsvergadering ontvangen, informeren over de voortgang van het gehele proces?

Staatssecretaris De Jager: Voorzitter. Dat laatste zeg ik toe. Wij hebben goede hoop dat de VS internationaal een andere rol op zich gaat nemen, omdat zij zich nu op internationale fora op een andere manier uitlaten over dit soort vraagstukken. Wij hopen dat de woorden worden omgezet in daden. Laten wij de Kamer hiervan op de hoogte blijven houden.

Wij zijn ook tegen het vetorecht van de VS, want dat past niet binnen de structuur van het IMF. De stemverdeling is gerelateerd aan de quotaverdeling, maar over het algemeen wordt er niet echt gestemd. Het gaat er mij om of de landen betrokken zijn in het proces en of zij, als zij niet aan tafel zitten, voldoende worden meegenomen. Nederland doet dat in ieder geval heel goed en dat geldt ook voor Zweden. Ontwikkelingslanden zijn qua quota bij het IMF kleiner, maar het gaat erom of het geluid goed wordt gehoord en of zij representatief worden vertegenwoordigd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Het is goed om te horen dat de Nederlandse inzet zal zijn dat de VS geen vetorecht meer heeft. Zo vertaal ik de woorden van de staatssecretaris. Bij de hervormingen van het IMF en de functies voor de toekomst moet meer aan het democratisch gehalte worden gedaan. Ik zou deze inzet van de Nederlandse regering willen zien.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Wij hebben uitdrukkelijk gevraagd aan de regering om zich in te blijven zetten voor een eerlijker stemverdeling. De staatssecretaris merkt op dat deze stemverdeling in de praktijk niet zo belangrijk is. De ontwikkelingslanden hebben een kleine stem want zij dragen niet zoveel bij aan de wereldeconomie. Dat is voor mijn fractie onacceptabel. Wij vragen de staatssecretaris zich te blijven inzetten voor een eerlijker stemverdeling.

Staatssecretaris De Jager: Mijn woorden worden nu helemaal verdraaid, maar misschien ben ik niet helemaal helder geweest. Wij zijn voor een eerlijke stemverdeling, daarom zijn wij vorig jaar tot een nieuwe stemverdeling gekomen binnen het IMF. Wij moeten dit eerst implementeren voordat wij over een nieuwe ronde gaan praten.

De IMF-voorwaarden zouden volgens de heer Weekers te soepel zijn, maar het IMF moet wel zijn geld terugkrijgen. Historisch heeft het IMF nog nooit een default gehad op zijn leningen en heeft een goed track record. Het IMF onderscheidt sinds kort twee soorten landen: landen met goede fundamentals en zonder fundamentele problemen of de noodzaak tot het nemen van structurele maatregelen. Voor deze landen is er op korte termijn geld beschikbaar. Voor landen die wel structurele maatregelen moeten nemen, blijft de conditionaliteit bestaan. Nederland is wel van mening dat deze ingeperkt kan worden als onderdeel van het maatwerk. De conditionaliteit zou zich moeten concentreren op de criteria die noodzakelijk zijn voor het welslagen van het programma dat het IMF opzet.

Mevrouw Gill’ard heeft gevraagd hoe de regering denkt over de viertrapsstructuur: hoge inkomenslanden, middeninkomenslanden, lage inkomenslanden en een overkoepelende laag voor toezicht en coördinatie. Wij zijn het ermee eens dat het IMF maatwerk moet verrichten voor de vier groepen en hiervoor een specifiek instrumentarium moet ontwikkelen. Ik ben al ingegaan op de FCL, PRGF, ESF en wij hebben ook nog de HAPA: High Access Precautionary Arrangements. De verschillende instrumenten zijn bedoeld voor het bedienen van de verschillende groepen.

Mevrouw Gill’ard heeft gevraagd hoe het IMF onderscheid maakt tussen goed en slecht presterende middeninkomenslanden. Het IMF heeft dankzij een uitgebreide staf en regelmatige missies naar verschillende landen, een goede manier om prestaties van verschillende landen te beoordelen. The Board waarin Nederland is vertegenwoordigd, toetst vervolgens de beoordeling van het IMF.

Mevrouw Gill’ard en de heer De Nerée tot Babberich hebben gevraagd naar de managing director van het IMF en de president van de Wereldbank. Wij zijn het eens met de oproep van de Kamer om de meest geschikte kandidaat te laten prevaleren boven iedere vorm van geografische achtergrond. Ik ben bereid om tijdens de komende voorjaarsvergadering hiervoor te pleiten.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Er is een aantal faciliteiten voor de viertrapsstructuur, maar het gaat door op de oude voet. De oude afspraken, stemverhoudingen en condities blijven bestaan naast de speciale faciliteiten. Ik denk dat het tijd wordt om dat bouwwerk om te vormen om per land meer maatwerk te bieden. Elke groep kent zijn eigen voorwaarden en heeft een eigen stemverhouding en SDRs. Dit betekent een grote verandering. Het gaat niet alleen om enkele faciliteiten.

Staatssecretaris De Jager: De institutionele structuur wordt verward met het instrumentarium om de landen met maatwerk te kunnen bedienen. Er wordt een goed instrumentarium ontwikkeld om maatwerk te kunnen bieden aan de verschillende groepen. Een andere vraag is het hiertegenover zetten van een complexe institutionele structuur. Het gaat erom of met het instrumentarium voldoende recht wordt gedaan aan de noden van de verschillende landen. Dat is op korte termijn het belangrijkste.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Ik vraag minister Koenders hier nadrukkelijk op in te gaan en zijn reflecties te geven.

Staatssecretaris De Jager: Mevrouw Gill’ard heeft ook nog gevraagd naar Financing of the climate action. Nederland is van mening dat de financiële crisis geen reden mag zijn om de ambities voor een mondiaal klimaatakkoord terug te schroeven. De kernpunten van de Nederlandse inzet zijn allereerst het verwelkomen van de ontwikkeling van nieuwe financiële instrumenten. Deze moeten voldoen aan een duidelijke vraag en toegevoegde waarde hebben ten opzichte van bestaande instrumenten. Nederland moet binnen het voorgestelde raamwerk zorgen voor de proliferatie en bestuurbaarheid. Wij zien dat er op dit moment onduidelijkheid is over de samenhang met VN-instellingen en andere internationale instellingen, zoals de Asian Development Bank. Deze instellingen moeten goed samenwerken voor een betere afstemming van het klimaatbeleid.

Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd of voldoende gedaan wordt aan het verbeteren van de zeggenschap van de lage inkomenslanden. Dankzij Nederland is de herziening van de stemgewichten van de Wereldbank versneld. Dat is onderdeel van de G20-top in Londen geweest.

Mevrouw Sap heeft gevraagd naar het klimaat en waarom de minister van Financiën niet voorop loopt bij de klimaatcrisis. Nederland loopt binnen de EU wel degelijk voorop bij de klimaatcrisis. Binnen de EU is een akkoord bereikt over de reductie van 20% CO2-uitstoot. Dat wordt bij het Kopenhagen-akkoord zelfs verhoogd naar 30%. De EU is bereid om aan ontwikkelingslanden financiële ondersteuning te bieden voor een gedeelte van de kosten van adaptatie en dergelijke. De EU toont daarmee duidelijk commitment. Het klimaat is een ander onderwerp dan bijvoorbeeld het bonusbeleid. Daarvoor kunnen direct nationale maatregelen worden genomen die onmiddellijk invloed hebben. Klimaatbeleid staat of valt met een aanpak in de hele wereld en inzet van de internationale fora. De eerste schakel is de EU, maar zelfs deze schaal is te klein om een echt klimaatakkoord te bereiken waar de wereld iets aan heeft. Er wordt hard gewerkt aan een mondiaal akkoord, want daar staat of valt het klimaatbeleid mee.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Ik vind de vergelijking mank gaan. Ook de financiële sector is een internationale sector. Ook daar zal internationaal gecoördineerd moeten worden, anders gaat onze aanpak op termijn vastlopen. Daar nemen wij wel het voortouw en geven een goed signaal aan anderen. Dat zou op precies dezelfde manier bij het klimaat kunnen gebeuren.

Staatssecretaris De Jager: Wij vinden de vergelijking ook mank gaan, dan ben ik met mevrouw Sap eens. Volgens mij is er wel degelijk een verschil. Nederland neemt bij het klimaatakkoord een stevige positie in en probeert ook koploper te zijn. Hier werkt men in een internationale context en dat is bij het bonusbeleid toch net iets anders. Aan een klimaatakkoord dient de gehele wereld zich te committeren.

Mevrouw Sap heeft ook nog gevraagd naar een andere wereldmunt, een soort Esperanto onder de valuta. Het zou wel goed zijn om niet langer de facto de dollar als wereldmunt te hebben, want daar zit een aantal kwetsbaarheden aan vast. Centrale banken nemen nu al andere posities in en zien de dollar niet langer de facto als leidende munt. De posities in dollars worden door vele landen teruggebracht ten gunste van andere valuta. Er ontstaan mandjes van valuta waarin de dollar nog steeds een positie heeft, maar ook de euro en de Zwitserse frank. Wij denken niet dat de SDRs daar kunnen gaan gelden. De centrale rol is een gevolg van keuzes van overheden en beleggers. Zij kunnen ervoor kiezen om tegoeden in bepaalde valuta aan te houden. De SDRs-creatie vormt niet echt een alternatief, want de omvang van het aantal SDRs is veel te klein om te kunnen spreken van een leidende positie. SDRs geven geen rechtstreekse claim op producten, maar moeten eerst omgewisseld worden. Er moet een afgewogen balans komen van meerdere valuta en dit ontwikkelt zich langzaam.

De heer Irrgang heeft gevraagd naar de begrotingsconsequenties van de SDRs en NAB. Aan NAB hebben wij 5,32 mld. dollar en aan SDRs 4,5 mld. dollar. Dit betreft leningen en geen giften. Normaal gesproken komt het geld terug. In de rijksbegroting zal een hogere garantie voor De Nederlandsche Bank (DNB) worden opgenomen bij de voorjaarsnota, want DNB neemt deze posities op in de balans. Er zijn geen directe consequenties voor het EMU-saldo of voor de staatsschuld. Naar verwachting kan de winstafdracht van DNB afnemen, omdat de opbrengsten op de NAB en SDRs-leningen waarschijnlijk iets lager zullen zijn dan de kosten voor het ophalen van het geld in de markt. Dit is allemaal nog niet zeker.

Mevrouw Gill’ard heeft gevraagd naar de reikwijdte van het IMF-toezicht. Het IMF moet met de FSAP’s volledige financiële sectoren doorlichten. Het risico op een veelkoppig monster is naar onze mening beperkt, omdat het IMF niet een toezichthouder is zoals DNB, maar meer functioneert als een externe adviseur en een reality check geeft op het systeem. Het gaat om bestudering van financiële sectoren en niet om nieuwe regels die eventueel zouden kunnen knellen.

Minister Koenders: Voorzitter. Er zijn aan mij vijf vragen gesteld over de aard van de crisis en de consequenties voor de ontwikkelingslanden, over de relatie met de versterkte rol van het IMF en Wereldbank, de conditionaliteit, de relatie tussen SDRs en ontwikkelingslanden, het protectionisme en een aantal specifieke vragen over programma’s in Ghana en andere landen.

De consequenties van de internationale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden staan bovenaan de agenda van het Development Committee. De effecten van de kredietcrisis beginnen nu duidelijk zichtbaar te worden in de ontwikkelingslanden. Aan het begin van de crisis dachten wij dat de gevolgen niet ingrijpend zouden zijn voor landen die minder geïntegreerd zijn in de wereldeconomie, maar nu blijkt dat alle ontwikkelingslanden forse klappen krijgen door het teruglopen van het exportvolume en dalende prijzen van exportproducten. De crisis zal ook in 2009 fors doorwerken in de overheidsbegroting van de ontwikkelingslanden, doordat overheidsinkomsten dalen en donorbijdragen zullen teruglopen ondanks beloften dat deze niet zullen verminderen. Er zal meer geld nodig zijn voor infrastructuur en sociale uitgaven. Er kunnen risico’s ontstaan van koersval en stijgende rentevoeten. Het inflatiepercentage kan in een aantal ontwikkelingslanden flink oplopen omdat de munt aan het dalen is. Hier bestaan wel degelijk inflatierisico’s. Het IMF verwacht dat een groep van 26 landen, commodity exporters en fragiele staten in het bijzonder, hierdoor geraakt worden. Daarom hebben onze programma’s zowel bilateraal als multilateraal hierop betrekking. De armoedecijfers zijn tamelijk dramatisch en zijn al fors verhoogd vanwege de voedselcrisis. Wij blijven zitten met historisch hoge voedselprijzen. Dat geldt iets minder voor de olieprijzen. De Wereldbank verwacht dat er ongeveer extra 53 miljoen arme mensen bij de huidige 80 miljoen komen als gevolg van de internationale financiële crisis.

Het is een bijzonder fenomeen dat ontwikkelingslanden voor een groot gedeelte part noch deel hebben aan deze crisis. In de afgelopen periode begonnen crises in de financiële markten meestal in ontwikkelingslanden, zoals in Mexico in de jaren tachtig en later de Aziatische crisis. Deze hadden directe effecten op de wereldeconomie. Nu is het andersom en dat heeft ernstige gevolgen voor vele landen die juist met hun hervormingen resultaten begonnen de boeken. Dat geldt zowel voor de lage als middeninkomenslanden.

Er is terecht veel aandacht aan besteed bij de recente G20-top. Dit is een trendbreuk bij de G20 ten aanzien van de internationale financiële instellingen, zowel IMF als Wereldbank, maar vooral het IMF. In de jaren veertig hebben wij gezien hoe Bretton Woods een antwoord was op de crisis in de jaren dertig. Nu is sprake van een andere crisis maar wel met een wereldwijde vraaguitval als gevolg. Hierop antwoordt de internationale gemeenschap met andere positieve oplossingen, zoals versterking van de internationale instituties via een multilateraal stelsel. De IMF en de Wereldbank gaan over de echte beslissingen. Ontwikkelingslanden zijn daarin zelf weliswaar onvoldoende vertegenwoordigd, maar het is wel van belang dat zowel de multilaterale ontwikkelingsbanken als de Wereldbank en het IMF daadwerkelijk veranderingen teweegbrengen.

De beleidsalternatieven van het IMF, de Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken worden verder besproken. De eerste twee worden volgende week in Washington besproken en de staatssecretaris heeft zojuist deze verschillende middelen al toegelicht. Dit betekent een extra inzet van 100 mld. voor additionele leningen door de multilaterale ontwikkelingsbanken en dat zijn de Aziatische, Afrikaanse ontwikkelingsbanken en de Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank, en 60 mld. voor ondersteuning van trade finance. Dat is belangrijk, want de handelsfinanciering voor alle ontwikkelingslanden is totaal drooggevallen. Daarom heb ik daar extra bedragen voor ter beschikking gesteld. Ook het ontwikkelingssamenwerkingsbudget wordt geherstructureerd om op korte termijn problemen van de internationale financiële crisis te helpen mitigeren. Naar aanleiding van het nieuwe instrumentarium van de Wereldbank hebben wij voor handelskredieten extra 50 mln. gefinancierd. Dat geldt ook voor het kwetsbaarheidsfonds, want het kan niet zo zijn dat nu extra veel mensen in armoede vervallen.

Het anticyclisch beleid is wel belangrijk. Het IMF houdt zich bezig met betalingsbalansproblemen en de Wereldbank is er voor structurele investeringen. Dat moet niet in elkaar gaan overlopen. Het anticyclische beleid is essentieel. Het probleem van protectionisme is nu veel groter dan alleen met betrekking tot de handel. Daarom is die anticyclische rol van de Wereldbank voor ontwikkelingslanden zo belangrijk. In veel ontwikkelingslanden heeft de overheid zich goed hervormd met een goed macro-economisch beleid en een lage inflatie, maar zij hebben niet de middelen zoals wij om de economie te stimuleren. Ze hebben geen automatische stabilisatoren en zij vervallen weer in armoede. De kernrol van de Wereldbank en van de multilaterale ontwikkelingslanden en tot op zekere hoogte ook van het IMF, is om daar specifiek iets aan te doen, anders is sprake van kapitaalsvernietiging van jaren van eerdere ontwikkelingsinspanningen. Daarom vind ik de anticyclische rol wel belangrijk, evenals de handelsfinanciering.

Wij steunen ook nog een aantal andere voorstellen, zoals de fast-track facility die frontloading van leningen mogelijk maakt. De Wereldbank zal op korte termijn 2 mld. naar voren halen. Wij zetten ons in om voor bepaalde groepen en lage inkomenslanden het IDA-loket voor niet-concessionele leningen te vergroten. Wij zijn voor flexibilisering van het internationale schuldenhoudbaarheidsframework. Dat blijft essentieel, want wij willen geen nieuwe schuldencrisis organiseren in ontwikkelingslanden. De Wereldbank heeft de leiding genomen bij het centraal stellen van de armoedeproblematiek, ook in de grote internationale overleggen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik heb het anticyclisch beleid aan de orde gesteld, omdat het CDA vindt dat de Wereldbank zich dient te richten op de verbetering van de sociale en economische structuur van de arme landen. Dat staat los van de wereldeconomie.

De heer Weekers (VVD): Is de minister het met mij eens dat er condities verbonden moeten worden aan leningen, zodat landen in staat worden gesteld om hun overheidsuitgaven in de hand te houden?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Elk land heeft andere condities nodig en dat is het grote probleem in dit geheel. Ik heb de millenniumdoelen gekoppeld aan de armoede.

Minister Koenders: De Wereldbank is gericht op de sociale en economische structuur. De investeringen kunnen op dit moment niet plaatsvinden, omdat de private kapitaalstroom naar ontwikkelingslanden volledig is opgedroogd. De IFC en de Wereldbank kunnen ervoor zorgen dat de sociale en economische structuur behouden en uitgebreid wordt. Dat is steeds moeilijker en er zijn meer fondsen nodig om gelijksoortige doelen te bereiken op het moment dat ontwikkelingslanden ongelooflijk hard worden getroffen door deze internationale financiële crisis.

Er zijn veel misverstanden over de conditionaliteit. Laten wij er maar vanuit gaan dat de Washington Consensus is overleden. De Wereldbank en het IMF hebben lessen geleerd. Veel landen hebben zoveel reserves opgebouwd dat dit een nadeel heeft opgeleverd voor de wereldeconomie als geheel. Sommige ontwikkelingslanden hebben in de afgelopen periode veel reserves aangehouden, die daarom niet productief konden worden ingezet voor ontwikkeling. Dat is een negatief onderdeel van de wereldeconomie. Er moet een verbetering komen van het internationale reservemanagement. Het IMF zal hierin een grote rol moeten spelen. De huidige wijze werkt ten nadele van ontwikkelingslanden en dat is een slechte zaak. Dat zal een forse hervorming betekenen en ook Nederland zal hier zijn bijdrage aan moeten leveren.

Er moeten natuurlijk voorwaarden aan leningen gesteld worden, zoals een controle op fondsen. De conditionaliteiten moeten gericht worden op de terugbetaling van de lening. Hier hebben de Wereldbank en het IMF in de afgelopen periode wel eens overdreven. Dat is nu allemaal erkend. De kritiek over de Washington Consensus heeft ertoe geleid dat op een andere manier wordt gekeken naar de conditionaliteiten. De Wereldbank en het IMF kijken gezamenlijk naar groeiscenario’s die zinnig zijn voor ontwikkelingslanden, want geen enkel ontwikkelingsland is hetzelfde. Armoedebestrijding en de millenniumdoelstellingen staan bovenaan. Conditionaliteiten moeten zo minimaal mogelijk zijn, maar het geld moet wel terugbetaald worden. Ik ben vorige week teruggekomen uit Kongo. Mij viel op dat de conditionaliteiten eerder te licht lijken te zijn dan te zwaar voor een aantal problemen in de Kongolese economie. Er zijn gigantische problemen door de economische crisis, zoals door de daling van alle primaire exportprijzen. Deze dramatische omstandigheden gelden ook voor Zambia, dat voor 80% afhankelijk is van koper en kobalt. De consequenties zijn verschillend per land. Er moet gekeken worden of de financiering die is vrijgekomen, voldoende is voor de armste landen inclusief de SDRs-creatie die specifiek gericht is op de armste landen.

Er loopt een discussie over ontwikkelingssamenwerking, maar op dit moment is dit de enige stabiele kapitaalstroom. Het exportinstrumentarium valt weg, want terecht wordt door het IMF nu een zwaartepunt gelegd op de middeninkomenslanden. Dat is ook een probleem voor de lage inkomenslanden, want vooral de exporten van de armste Afrikaanse landen naar China zijn ook afgenomen. Ook in middeninkomenslanden wonen grote groepen arme mensen die in een keer op de arbeidsmarkt zijn gekomen. De verschillende categorieën landen hangen wel samen. Daar heeft de staatssecretaris veel over gezegd.

Protectionisme richt zich niet alleen op de handel. Ik ben voorstander van een versnelde Doha-ronde. Mijn grote probleem is het veranderde level playing field. De staatsbegrotingen in ontwikkelingslanden raken uit balans en zij hebben niet dezelfde mogelijkheid als wij om hun werkgelegenheid te beschermen. Ik zie veel tendensen die mij zorgen baren, zoals in de auto-industrie. Het financiële kapitaal trekt weg en dit creëert voor vele categorieën ontwikkelingslanden een noodsituatie.

Voor ontwikkelingslanden is het essentieel dat zij toegang krijgen tot Europese en westerse markten. Er is te veel protectionisme, formeel en informeel. Ik ben voor asymmetrie. Zeker in een wereldeconomie waar het level playing field snel is veranderd, mogen ontwikkelingslanden zich daartegen tijdelijk beschermen. De enige manier om dit te doen is door versterking van de internationale multilaterale instellingen. Aan deze instellingen moet de surveillancetaak worden overgelaten om ervoor te zorgen dat het negatieve protectionisme niet verder gaat.

Het framework voor schuld en schuldaflossing moet behouden blijven. Het kan geflexibiliseerd worden in het licht van de huidige crisis door bijvoorbeeld het toestaan van harde Wereldbankleningen voor bepaalde categorieën lage inkomens. Het is belangrijk om een nieuwe schuldencrisis te voorkomen. Gelukkig is de schuldensituatie aanmerkelijk verbeterd in de afgelopen periode door de grote aantallen schuldinitiatieven die genomen zijn, zoals het MDRI-schuldkwijtscheldingsinitiatief en het Debt Sustainability Framework (DSF). Hierdoor is een forse schuldvermindering aan de orde. Ik deel de zorg van een aantal Kamerleden dat er ontwikkelingslanden kunnen zijn die door de huidige crisis problemen krijgen met de betaling van rente en aflossingen. Ik ben niet voor een moratorium. Per land moet gekeken worden of schuldverlichting de beste methode is. Schuldverlichting moet worden afgewogen tegen de hoeveelheid schuld die werd en wordt afbetaald en de keuzes die men heeft uit andere vormen van steun, zoals betalingsbalanssteun. Soms kan schuldverlichting uitkomst bieden en daar sta ik flexibel tegenover.

De G20 roept op tot een versnelling van het herzieningsproces van de aandelenverhoudingen bij de Wereldbank. Dat vind ik terecht gezien het debat over verschuivende wereldverhoudingen. Deze organisaties kunnen alleen effectief blijven als de ontwikkelingslanden en de middeninkomenslanden een grotere stem krijgen. Daar is Nederland voor. De vraag is hoe de hervorming plaatsvindt, want wij zijn niet blind voor onze eigen belangen. Wij zijn een grote donor van fondsen voor de Wereldbank en dat mag een reflectie hebben in de manier waarop die hervormingen plaatsvinden. Er is geen twijfel mogelijk over het feit dat wij voor een versterking zijn van de positie van ontwikkelingslanden en transitielanden. De verandering van de afgelopen periode is inderdaad klein, maar die moet door de verscherping versneld gaan plaatsvinden. Wij zullen dat volgend jaar bij de Wereldbank doen en dat zal gaan in de richting van fiftyfifty. Het is van belang dat Nederland daar zorgvuldig mee omgaat in een goede kiesgroep. Het is prima om in de toekomst te spreken over Europese stoelen, maar dat moet gedaan worden op een manier die niet voor de troepen uitloopt. Nederland mag gezien zijn inspanningen en de naam die wij hebben opgebouwd bij die instellingen, de vinger aan de pols houden.

Voor de voorjaarsvergadering staat voice en governance geagendeerd. Ik denk niet dat de discussie tijdens deze vergadering daar echt over zal gaan, maar meer over andere onderwerpen die de Kamerleden noemden. Volgend jaar moeten wij besluiten nemen voor de Wereldbank.

Ik zal aanwezig zijn bij de lunch over klimaatverandering. Het gaat erom dat er in Kopenhagen een akkoord wordt bereikt. Deze crisis is inderdaad ook een kans, maar het is altijd lastig om de korte en lange termijn aan elkaar te verbinden. Wij zijn bezig met crisismanagement, financiële stabilisatie en contracyclisch beleid op een financieel verantwoorde manier, maar de klimaatagenda mag niet op de achtergrond raken en dat dreigt wel. Daar is geen twijfel over mogelijk. De Nederlandse inzet zal fors zijn bij de ontwikkeling van nieuwe innovatieve en financiële instrumenten. Het verbaast mij dat een aantal Kamerleden heeft gezegd dat Nederland daar niets aan doet, terwijl Nederland bovenop de 0,8% nog eens 500 mln. heeft gezet voor mitigerende projecten met schone energie in ontwikkelingslanden. Ik vind dat er in internationaal verband een verantwoordelijkheid bestaat voor het feit dat extra financiering niet ten koste gaat van de millenniumdoelen. Dat is een harde agenda waar wij nog tamelijk alleen in staan. Tijdens de Eurotop heeft minister-president Balkenende daarover gesproken. De fondsen die er zijn, moeten effectief worden besteed. Daarop zullen wij de Wereldbank ook controleren.

Het IFC-pijplijnproject in Ghana is een enorme kans om de olievoorraden te ontwikkelen. Het is een voordeel dat Ghana het IFC erbij betrekt, want het IFC stelt strenge sociale en milieuvoorwaarden. Het gebruik van aandelen via private equity kan een grote rol spelen bij de financiering van financiële instellingen en bedrijven. Ook hier worden twee zaken aan elkaar verbonden. Dat is het voordeel als men via een multilaterale instelling werkt. Ik zie hier de mogelijkheid om gereguleerde leningen te koppelen aan toezicht op een goede en gezonde bedrijfsvoering. Het is wel private equity, maar hier zijn sociale, milieu en arbeidsomstandigheden aan de orde, evenals een corruptieaanpak. Het is de bedoeling dat Ghana op termijn geen ontwikkelingssamenwerking meer nodig heeft, maar langzaam maar zeker zelf de financiering kan doen. Wij kennen allemaal de curse of oil. Als je olie hebt, dan bestaat niet alleen de kans op de Nederlandse ziekte, de Dutch disease, maar ook de kans dat de elite de macht grijpt. In Ghana is men zeer beducht op de Dutch disease en daarom heeft men zelf de steun van het IFC gezocht. Ik hoop niet dat dit op dezelfde manier gaat als in Tsjaad. Tsjaad is een heel ander land met grotere risico’s.

Nadere gedachtewisseling

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Is het terecht dat de discussie over het voortbestaan van het IMF en de Wereldbank even dood is?

Ontwikkelingslanden kunnen de dupe worden van het afbreken van tariefsbarrières, omdat de minst ontwikkelde landen toegang hebben tot de EU. De toegang is effectief vanwege de tariefsbarrières.

In het Global Development Report van het IFC staat dat de particuliere sector meer betrokken moet worden, maar deze sector heeft geen interesse in de allerarmste landen. Wat gebeurt daar dan?

De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden. Het IMF heeft vorige week in een vooralsnog vertrouwelijk rapport aan de Britten laten weten dat Oost-Europa de euro zou moeten invoeren. Daar valt veel voor te zeggen, maar hierbij zou vermeld zijn dat de voorwaarden voor toetreding versoepeld zouden moeten worden. Hierop hoor ik graag de reactie van de regering, want de kracht van de euro mag door versoepeling niet in gevaar komen.

Minister Koenders ziet een trendbreuk op de laatste top van de G20 met als positief effect een versterking van de internationale instituties en een krachtiger vuist tegen het protectionisme. Voor mij geldt hierbij: eerst zien, dan geloven. Wij zullen de vinger aan de pols houden. Ik hoop dat de regering ons periodiek op de hoogte houdt van de ontwikkelingen.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de bewindspersonen voor de antwoorden. Ik ben blij dat minister Koenders inziet dat de hervormingen die wij voor ogen hebben bij het IMF, niet hetzelfde zijn als een beter aanbod van faciliteiten. Het zijn twee verschillende dingen. Voor de Wereldbank staat het voor volgend jaar op de agenda, maar ik heb niets gehoord over het IMF. Hoe kan de Nederlandse regering mijn inbreng van zojuist meenemen om te komen tot grote hervormingen?

Het moet niet alleen blijven bij de uitleencapaciteit, maar er moet ook serieus gekeken worden naar de reden waarom landen niet willen lenen. Daar heb ik te weinig over gehoord.

Hoe krijgt het IMF zijn positie terug om met gezag taken uit te voeren? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de adviezen worden opgevolgd? Het IMF moet niet alleen op papier sterker in het zadel komen, maar ook in de praktijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Dank voor de antwoorden en een aantal toezeggingen over het maatwerk bij de conditionaliteit, dat de Washington Consensus verleden tijd is en dat de VS geen vetorecht meer heeft.

Bij het IMF zitten wij in een paradigmawisseling. Dit is het moment om het democratisch gehalte van het IMF op de kaart te zetten. Er wordt nog te veel in algemeenheden gesproken. Een aantal wat-vragen is beantwoord, maar de hoe-vraag nog niet. Ik zou graag aan minister Koenders willen vragen om de democratische legitimiteit van het IMF op de kaart te zetten.

Deze crisis zet de haalbaarheid van de millenniumdoelen nog meer onder druk. Donorlanden willen geen macht afstaan en instanties zijn vooral bezig met concurrentie om geld. Hoe gaat minister Koenders dit aanpakken en wat is daarvoor nodig?

Mevrouw Sap (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd hoeveel geld door de internationale gemeenschap extra beschikbaar is gesteld voor de allerarmsten. Het probleem is nog groter dan in de stukken staat aangegeven, want 53 miljoen in plaats van 46 miljoen mensen verkeren in grote armoede. De minister noemt een aantal fondsen, maar heeft hij zicht op hoeveel extra geld beschikbaar is gesteld? Vindt de Nederlandse regering dit voldoende of moet er meer gebeuren?

De minister spreekt van een trendbreuk bij het IMF en de Wereldbank bij het op maat maken van de conditionaliteit. Ik wil hem graag geloven, maar ik denk dat dit te snel en te gemakkelijk gaat. De geschiedenis is tamelijk dramatisch op dit punt. Wat gaat de Nederlandse regering doen om de conditionaliteit op maat te borgen? Zeker ten aanzien van de middelen die wij zelf beschikbaar stellen.

Voor het klimaat wordt niet genoeg gedaan door Nederland. Bijvoorbeeld bij de duurzame energievoorziening loopt Nederland ontzettend achter, want hier wordt nog maar 2,5% duurzame energie opgewekt, terwijl wij hier een voorsprong zouden kunnen hebben. Wanneer gaat Nederland werk maken van de koploperspositie?

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wijst op het belang van een beter internationaal reservemanagement. Ik wil van beide bewindspersonen graag horen welke stappen hiervoor moeten worden ondernomen.

Staatssecretaris De Jager heeft voorgesteld om eerst deze ronde van democratisering en verbetering van stemverhoudingen af te wachten. Ik vind dat een defensieve houding. Ik heb in de stukken gelezen dat een verdere ronde zelfs naar voren is gehaald van 2013 naar 2011. Wil de staatssecretaris hier volmondig zijn steun aan geven?

Voorzitter: De Nerée tot Babberich

De heer Irrgang (SP): Op het punt van democratisering sluit ik mij aan bij mevrouw Koşer Kaya. Het is goed dat het kabinet inzet op het einde van het vetorecht van de VS en verdere democratisering, maar de urgentie en snelheid moeten hoger.

Staatssecretaris De Jager sprak bij de SDRs over het Esperanto onder de valuta’s. Kan het kabinet een uitgebreidere toelichting geven, bijvoorbeeld bij de najaarsnota, over de voorstellen van China, Rusland en wellicht Brazilië? Het is een ingewikkeld onderwerp. Wat zijn precies de bezwaren?

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking sprak over een kans voor Ghana met strenge voorwaarden. Datzelfde werd destijds ook gezegd over het olieproject in Tsjaad, maar iedereen weet wat er van terecht is gekomen.

De minister is niet ingegaan op mijn opmerking dat het belang van ontwikkelingssamenwerking voortdurend centraal wordt gesteld, terwijl het kabinet wel 250 mln. in 2009 en 2010 in het hart van de crisis doorschuift naar 2011. Dit komt nog bovenop de automatische bezuiniging als gevolg van het lagere bruto binnenlands product (bbp), want dat schijnt ook nog eens 350 mln. te zijn.

Voorzitter: Irrgang

Staatssecretaris De Jager: Bij de G20 is een versnelling afgesproken van de democratisering binnen het IMF. De middeninkomenslanden worden hier nadrukkelijk bij betrokken. Wij zijn tegenstander van het vetorecht van de VS. De juiste man of vrouw moet kandidaat zijn voor de juiste post. Voor het IMF hoeft het hoeft niet per se een Europeaan te zijn. Al deze elementen zitten in de discussie. Het is belangrijk dat de afspraken over de verdeling van stemgewichten van vorig jaar worden geïmplementeerd.

De mate van conditionaliteit dient af te hangen van de lokale omstandigheden en hoe een bepaald land uit de crisis komt. Indien een beleidswijziging nodig is, zal het IMF daarom moeten vragen. Er zijn verschillende instrumenten die om verschillende conditionaliteiten vragen. De FCL vereist als ex ante conditionaliteit alleen een track record. De PRGF vereist een normaal niveau van conditionaliteit en het ESF vereist minder conditionaliteit.

De heer Weekers heeft gevraagd naar het rapport van het IMF over het invoeren van de euro in Oost-Europa. Allereerst bestaat voor landen van de EU een feitelijke verplichting om de euro in te voeren, waarvoor een kwalificatie volgens de bestaande regels nodig is. Alleen het Verenigd Koninkrijk neemt een uitzonderlijke positie in en Zweden kwalificeert zich hier op dit moment formeel ook niet voor. De criteria en eisen voor het kwalificeren voor de euro blijven gehandhaafd.

De heer De Nerée tot Babberich heeft gevraagd of de discussie over de fusie van het IMF en de Wereldbank dood is. Nederland is nooit echt voorstander geweest van een dergelijke fusie, want wij zien twee verschillende taken. Het IMF richt zich op betalingsbalansproblemen en de Wereldbank richt zich op ontwikkelingsteun.

Ik moet nog een antwoord geven op een vraag van de heer De Nerée tot Babberich uit de eerste termijn. Niet alle landen kunnen tegelijkertijd SDRs trekken. Het is een bilaterale overeenkomst. Maximaal de helft van de landen tegenover de andere helft kan SDRs trekken. De landen die niet trekken, moeten harde valuta leveren aan de landen die wel trekken. Dat betekent dat een extra beroep op Nederland kan worden gedaan. Bij multilaterale instrumenten zoals NAB, werkt het anders. Die kunnen feitelijk helemaal worden opgenomen, waarbij is afgesproken dat landen die een beroep doen op de steun en zelf middelen beschikbaar hebben gesteld aan NAB, niet hoeven te leveren. Dat zou vreemd zijn. Het is denkbaar dat net niet het maximum kan worden bereikt bij de NAB.

Ik zeg toe dat wij bij de voorbereiding van de najaarsvergadering door middel van een soort analyse zullen ingaan op de nadelen van de SDRs als Esperantovaluta of iets dergelijks.

Mevrouw Gill’ard heeft nog gevraagd hoe wij ervoor kunnen zorgen dat adviezen van het IMF daadwerkelijk worden opgevolgd. De effectiviteit van de adviezen van het IMF moet sterk verbeterd en uitgebouwd worden. Het IMF heeft weinig instrumenten om landen, en zeker niet de rijke, te dwingen om dergelijke adviezen over te nemen. Nederland zal dit punt in de komende voorjaarsvergadering van het IMF opbrengen.

Minister Koenders: Het reservemanagement zoals dat in de afgelopen periode vorm heeft gekregen, heeft mede bijgedragen aan de internationale economische instabiliteit. Ontwikkelingslanden moeten grote reserves aanhouden evenals een aantal grootmachten in Azië, in vergelijking met wat de Amerikaanse economie kan doen vanwege de specifieke rol van de dollar. Hier zit een groot probleem voor ontwikkelingslanden, want zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden en rijke landen niet. Dat is niet gemakkelijk op te lossen, want aan leningen zijn voorwaarden verbonden.

Monetaire strijd is politieke strijd. De Nederlandse regering ziet een belangrijke rol voor internationale instituties om deze strijd via regels vorm te geven om een aantal nadelen van ontwikkelingslanden te mitigeren.

Democratisering van de Wereldbank is anders dan bij het IMF, want het is een ander type instelling. Wij gaan in de richting van een fiftyfifty verhouding. Hoe dit precies gaat uitwerken, zal in 2010 bepaald worden en voor het IMF in 2011.

De ontwikkeling van de millenniumdoelstellingen loopt in de meeste landen op schema. Hier is een scherpe knik in gekomen en dat wordt geanalyseerd in het rapport. Volgende week zullen wij bekijken wat het betekent voor de verschillende categorieën landen. Er wordt niet voldoende gedaan, maar in het licht van de discussie over de armste ontwikkelingslanden van afgelopen jaren is er een trendbreuk geweest bij de aantallen. Hierbij gaat het over 20 mld. als gevolg van SDRs-creatie specifiek voor ontwikkelingslanden, 6 mld. goudverkoop, 4 mld. verdubbeling van PRGF en ESF, 8 mld. via harde leningen voor de International Development Association (IDA)-landen en 12 mld. voor handelsfinanciering. Dat is samen ongeveer 50 mld. In andere fora worden andere maatregelen genomen.

Bij de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking staan wij bovenaan. Nederland houdt zich aan de 0,8% en hebben hier 500 mln. bovenop gezet voor schone energie in ontwikkelingslanden. Er is door de jaren heen een discussie gaande over de periodisering van die uitgaven. Die hebben ook te maken met een aantal programma’s voor schone energie. Nederland staat internationaal bekend als voorvechter en financier van de rol van ontwikkelingslanden.

De kracht van internationale financiële instellingen is het verbinden van voorwaarden aan projecten. Bij het IMF wordt gesteld dat de voorwaarden veel te hard zijn, waardoor landen zich terugtrekken uit het IMF. Bij de Wereldbank wordt gezegd dat er nog hardere voorwaarden moeten komen, maar dan weet ik zeker dat Ghana het op zichzelf doet zonder economische, sociale en culturele voorwaarden te verbinden aan de manier waarop olie wordt gewonnen en zonder eerlijke verdeling en controle. Ik vind dat dit het proberen waard is en sta achter dat project.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Ik hoor graag van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking wat er bijvoorbeeld met Mexico gebeurt als de conditionaliteiten door het IMF en de Wereldbank grotendeels losgelaten worden.

Wat zijn de gevolgen van het afbreken van tariefsmuren voor de minst ontwikkelde landen omdat zij een 0%-tarief hebben?

Minister Koenders: De conditionaliteit blijft een voorwaarde voor leningen, maar dat hangt af van het type land en type lening. Deze regering staat voor een ander voorwaardenbeleid dan in de afgelopen periode, maar ik wil hierbij opmerken dat dit niet in alle opzichten negatief is geweest. Het feit dat er überhaupt reserves zijn opgebouwd en dat de inflatie naar beneden is gegaan in de ontwikkelingslanden heeft ook te maken met de conditionaliteit.

Ik ben voor scheiding van het IMF en de Wereldbank. Het ene gaat over ontwikkelingsinvesteringen en de andere over betalingsbalansfinanciering en het tegengaan van protectionisme om te zorgen dat landen ook mogelijkheden hebben om zich aan te passen. Dat is de kern van Bretton Woods die nog steeds geldig is in deze tijd.

Voor de armste landen bestaat het Everything But Arms-principe. Dat vind ik goed. Wij moeten ervoor zorgen dat wij dat niet verscherpen door extreme standaarden op te leggen aan ontwikkelingslanden.

Nederland is tegen exportsubsidies voor zuivel, want hierdoor is het level playing field voor ontwikkelingslanden lastig. Ik heb erbij gezegd dat het altijd asymmetrisch moet zijn en dat betekent dat vrije handel en vooral regionale vrijhandel essentieel is voor ontwikkelingslanden om uit de internationale arbeidsdeling te komen. Zij moeten zich vernieuwen, moderniseren en concurreren. Autarkie heeft daar geen zin. Ik vind wel dat zoals wij dat ook in Nederland hebben gedaan en in de VS en Japan, men de tijd moet krijgen om zich tegen óf oneerlijke concurrentie via subsidies uit het westen óf via het opbouwen van een contra-actief voordeel te beschermen. Er moet in ieder geval een fasering zijn in de globalisering van de wereldeconomie. Ik denk dat er in die zin een correctie is gekomen op de simpele visie van marktliberalisering waarin ontwikkelingslanden zich zouden moeten voegen in de wereldeconomie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Linhard (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).

Naar boven