Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 26234 nr. 243 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 26234 nr. 243 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF jaarvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 15 oktober.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
In verband met COVID-19 zal de jaarvergadering in Washington D.C. virtueel worden gehouden in afgeslankte vorm. Op donderdag 15 oktober, ter gelegenheid van de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vindt er een videoconferentie van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) plaats. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt Nederland de kiesgroep in het IMFC. Het IMFC is het hoogste politieke orgaan van het IMF, waarin alle Ministers van Financiën deelnemen. Onderwerpen op de agenda zijn onder andere de mondiale financieel-economische situatie, een update van de COVID-19 respons van het IMF en schuldhoudbaarheid. De DG-conclusies gelden als inzet van het Koninkrijk tijdens de IMF/WB jaarvergadering.
Mondiale financieel-economische situatie
Zoals bekend heeft COVID-19 naast de humanitaire en medische gevolgen aanzienlijke economische effecten. Het IMF voorziet voor 2020 een historische krimp van het mondiale bbp van 4,9%, gevolgd door een herstel van 5,4% in 2021. Dit is een neerwaartse bijstelling van 1,9% voor 2020 en 0,4% voor 2021 ten opzichte van de raming uit april. Ondanks deze negatieve bijstelling in juni zijn de vooruitzichten voor de mondiale economie de laatste maanden wat minder somber geworden. De sterke beleidsrespons van overheden, centrale banken en internationale financiële instellingen heeft een verdere negatieve impact op de economie beperkt. De verkrapping van de financiële condities, waaronder een grote kapitaaluitstroom uit opkomende economieën, is tot een halt gekomen. Landen met goede fundamenten krijgen weer toegang tot internationale kapitaalmarkten. Alhoewel het dieptepunt van de coronacrisis voorbij lijkt, is een volledig herstel nog een langdurig proces waarbij het nog enkele jaren kan duren voordat economieën zich weer op het niveau van voor de coronacrisis bevinden. Het verloop van de stabilisatiefase en herstel zijn bovendien zeer afhankelijk van onzekere factoren zoals de verdere verspreiding van het virus, medische ontwikkelingen waaronder een vaccin, maar ook de impact hiervan op consumptie en investeringen.
Achter de geleidelijke stabilisatie van de wereldeconomie gaan veel regionale verschillen schuil. Ontwikkelde economieën ervaarden een forse krimp tijdens het hoogtepunt van de lockdowns in maart en april. De economie in de eurozone kromp in het tweede kwartaal met 12% op kwartaal basis en in de Verenigde Staten met 9 procent. Sinds het einde van de harde lockdown wijzen korte termijn indicatoren op economisch herstel waarbij sectoren die minder contactgebonden zijn, zoals de industrie, sneller herstellen dan de meer contactintensieve dienstensector. Daarbij is er sprake van verschillen tussen de ontwikkelde economieën. Economieën met een groter aandeel van contactgevoelige sectoren zoals toerisme of horeca worden zwaarder geraakt en herstellen naar verwachting ook trager. Daarnaast loopt de beleidsruimte die landen beschikbaar hebben om het herstel te ondersteunen uiteen. Tevens is nog onduidelijk wat de economische gevolgen van de recente oploop van de besmettingen zal zijn.
Voor opkomende economieën en lage inkomenslanden is het beeld eveneens diffuus. China, dat als eerste werd getroffen door het virus, laat na een krimp van 10% bbp in het eerste kwartaal een relatief snel herstel zien met een bbp groei van 12% in het tweede kwartaal. In veel andere opkomende economieën en lage inkomenslanden is de verspreiding van het virus later begonnen en veel van deze landen zijn nog stevige maatregelen aanwezig om de besmettingen onder controle te krijgen. Daarnaast kennen deze economieën vaak een grote informele sector waardoor ze gevoeliger zijn voor contactbeperkingen en het lastiger is om huishoudens en bedrijven met steunmaatregelen te bereiken. De beperkte sociale vangnetten in deze landen zorgen voor een grotere maatschappelijke impact dan in ontwikkelde economieën. De krimp in enkele grote opkomende economieën was dan ook aanzienlijk en bedroeg op kwartaalbasis bijvoorbeeld 23% in India, 17% in Zuid-Afrika en 10% in Brazilië. Ook landen met relatief weinig infecties, zoals sommige lage inkomenslanden en kleine eilandstaten, worden geconfronteerd met economische teruggang als gevolg van dalende toerisme- of grondstofinkomsten en remittances.
Beleidsmaatregelen
Mondiaal zijn diverse maatregelen genomen om landen die zwaar worden geraakt door COVID-19 te ondersteunen en de economische impact te beperken. Overheden hebben een sterke beleidsrespons ingezet waarbij ruim USD 11 biljoen aan maatregelen is genomen o.a. gericht op de gezondheidszorg, het versterken van sociale vangnetten en ondersteunen van sectoren.1 Ook monetaire verruiming heeft bijgedragen aan het mitigeren van de effecten van COVID-19.
Om in de urgente financieringsproblematiek te voorzien heeft het IMF, naast regionale liquiditeits- en herstelmaatregelen, aan veel opkomende en lage inkomenslanden noodliquiditeit verstrekt. Sinds de uitbraak van de COVID-19 crisis heeft het IMF aan 80 landen circa USD 88 mld. financiële steun verstrekt via noodfinanciering en reguliere programma’s2. Voor de armste landen zijn officiële crediteuren bovendien een schuldendienstmoratorium overeengekomen. Het is momenteel nog onzeker hoe groot de economische schade zal zijn en of deze landen na het verloop van de tijdelijke maatregelen weer zelfstandig externe financiering kunnen verkrijgen. In opkomende economieën en lage inkomenslanden die voor COVID-19 al kampten met hoge publieke schuldniveaus kan de schuld door de schok onhoudbaar worden en kan schuldherstructurering noodzakelijk zijn.
De coronacrisis toont het belang van schokbestendigheid en weerbaarheid van economieën. Het Koninkrijk onderstreept daarom de noodzaak dat steun aan landen gepaard gaat met inspanningen die de weerbaarheid van nationale economieën vergroten en het groeipotentieel op de lange termijn versterken. Zo kunnen opkomende economieën stappen zetten om de hun verdiencapaciteit te diversifiëren en arbeidsmarktmaatregelen nemen die een verschuiving werkgelegenheid van de informele naar de formele sector ondersteunen. Het is belangrijk dat landen zich hierbij ook voorbereiden op andere lange termijn uitdagingen zoals klimaatverandering. Het herstel dient daarom duurzaam te worden vormgegeven door bijvoorbeeld de afhankelijkheid van olie-inkomsten te reduceren en te investeren in klimaatadaptie.
Naast het verhogen van lange termijn schokbestendigheid zullen landen op korte termijn keuzes moeten maken over hoe ze de economie in de stabilisatie- en herstelfase optimaal kunnen ondersteunen. Hierbij dient een zorgvuldige afweging te worden gemaakt tussen het afbouwen van steunmaatregelen en het blijven ondersteunen van levensvatbare bedrijven. Enerzijds kan het in stand houden van steunmaatregelen de noodzakelijke herallocatie uit sectoren die permanent zullen krimpen vertragen. Anderzijds kan een te snelle afbouw van deze maatregelen betekenen dat levensvatbare bedrijven failliet gaan waardoor bedrijfsspecifieke kennis verloren gaat en de werkloosheid en vraaguitval verder oploopt. Hierbij geldt bovendien dat de onzekerheid over het verloop van het virus groot is waardoor het lastiger is de mate van benodigde herallocatie en de levensvatbaarheid van bedrijven vast te stellen. Het Koninkrijk zal daarom het IMF vragen specifiek aandacht te besteden aan hoe landen om moeten gaan met deze onzekerheid en de divergentie in het herstel tussen sectoren.
Tenslotte is het juist in deze tijd van belang dat landen goede multilaterale randvoorwaarden creëren voor duurzame mondiale groei. Onder andere door hernieuwde samenwerking om de multilaterale regels voor wereldhandel te moderniseren en daarbij een gelijk speelveld te garanderen, kan het herstel van de wereldhandelsgroei ondersteunen en bijdragen aan de schokbestendigheid van mondiale waardeketens. Gezamenlijke investeringen in de ontwikkeling en productie van vaccins zodat deze snel voor een groot deel van de wereldbevolking beschikbaar kunnen komen.
Het IMF heeft krachtig gereageerd op de uitbraak van de COVID-19 crisis.
Om het IMF-instrumentarium beter aan te laten sluiten bij de vraag van lage inkomenslanden en opkomende economieën bij de aanvang van de crisis, heeft het IMF tijdens de voorjaarsvergadering een breed pakket aan maatregelen aangekondigd. De toegangslimieten voor noodfinanciering zijn voor een periode van 6 maanden verhoogd om aan de urgente financieringsbehoefte van landen te voldoen. De Short-term Liquidity Line is ingevoerd om opkomende economieën met sterke economische fundamenten en een grote liquiditeitsbehoefte van een tijdelijke kredietlijn te voorzien. Daarnaast zijn 28 landen met een laag BBP per capita ondersteund door een kwijtschelding van de schuldendienst aan het IMF via de Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT).3 In totaal heeft het IMF begin oktober ongeveer USD 270 mld. van haar beschikbare USD 1.000 mld. uitgeleend.
In de eerste fase van de crisis heeft het IMF aan 70 landen noodsteun verstrekt. Nu de eerste fase van de crisis voorbij is en landen van urgente liquiditeitssteun zijn voorzien, wordt voor de vervolgfase een aanvullend beroep op het IMF via reguliere programma’s verwacht. Bij programma’s in deze fase zal een balans moeten worden gevonden tussen de specifieke gevolgen en omstandigheden van de COVID-19 crisis en de kwetsbaarheden en hoge publieke schulden die voor de crisis reeds bestonden.
Aanpassing IMF-instrumentarium en appreciatie
i. Landen voorzien in financieringsbehoefte
Het IMF kan met USD 1.000 mld. leencapaciteit landen ondersteunen die onder andere gevolgen ondervinden van de uitbraak van COVID-19. Daarvan is USD 100 mld. tijdelijk beschikbaar om landen van noodliquiditeit te kunnen voorzien zonder een volledig IMF-programma met bijbehorende conditionaliteiten. Voor lage inkomenslanden heeft het IMF daarbinnen USD 20 mld. beschikbaar via de Rapid Credit Facility (RCF). Voor de overige landen heeft het IMF USD 80 mld. beschikbaar, via het zogeheten Rapid Financing Instrument (RFI). Gezien de omvang van de COVID-19 schok op een groot aantal landen stelt het IMF het volgende voor:
• Het verlengen van de verhoging van de beschikbare middelen via de hierboven genoemde RCF en RFI met een half jaar; hierdoor blijft jaarlijks 100% quota beschikbaar voor noodfinanciering, en cumulatief 150%.
• Het aanpassen van IMF programma’s specifiek voor landen die een significante schok ondervinden door de COVID-19 crisis, maar geen onderliggende kwetsbaarheden hadden, zoals problemen met schuldhoudbaarheid, voorafgaand aan de crisis. Er wordt aan een aantal specifieke modaliteiten gedacht zoals het afstemmen van de structurele hervormingen in een programma op onder meer 1) in hoeverre de COVID-19 schok permanente effecten heeft, 2) het effect van hervormingen op het herstelpad, en 3) de institutionele capaciteit. Daarnaast zou de terugbetaaltermijn kunnen worden verlengd. Een dergelijke aanpassing van modaliteiten zou alleen voor de COVID-19 crisis gelden en tijdelijk zijn. Het IMF beziet daarnaast of het leeninstrumentarium voldoende aansluit bij de situatie van kleine opkomende landen die onevenredig hard worden geraakt door de COVID-19 schok.
• Activatie van de New Arrangements to Borrow (NAB). De middelen van het IMF voor financiële steunprogramma’s bestaan voor het grootste deel uit permanente quota-middelen, die zijn ingelegd door alle 189 IMF-leden. Daarnaast maakt het IMF gebruik van tijdelijke geleende middelen waaraan een deel van het lidmaatschap vrijwillig bijdraagt: de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Loan Agreements (BBA). Pas wanneer de quota-middelen niet toereikend zijn, kan de tweede verdedigingslinie van NAB-middelen geactiveerd en gebruikt worden. In de NAB-overeenkomst is bepaald dat de NAB alleen geactiveerd mag worden wanneer de quota-middelen minus de prudentiële reserves onder de SDR 100 mld. zijn gedaald. Daarnaast is opgenomen dat NAB-crediteuren, die 85% van de NAB-middelen vertegenwoordigen, moeten instemmen met activatie. De NAB is sinds 2016 niet meer geactiveerd.
Appreciatie koninkrijk
Aangezien de crisis nog steeds omvangrijk en acuut is, is het Koninkrijk voorstander van het verlengen met zes maanden van de verhoging van de beschikbare middelen via de RCF en het RFI. Een aantal landen is nog met het IMF in overleg over een programma met noodliquiditeit.
Het is belangrijk dat het IMF haar leden goed kan bedienen in de verschillende fases van de crisis. Het brede instrumentarium van het IMF dient daarom flexibel te worden ingezet om in te spelen op de specifieke noden van opkomende landen. Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat het leeninstrumentarium aansluit bij de behoeften van het lidmaatschap. Deze crisis vergt een gerichte aanpak om landen die specifiek door COVID-19 worden geraakt te ondersteunen. Het Koninkrijk zal daarbij het belang benadrukken van groeibevorderende hervormingen aangezien deze bijdragen aan herallocatie en een sterker herstel uit de crisis. Bij een eventuele aanpassing van het instrumentarium zal het Koninkrijk erop inzetten dat dit tijdelijk is en zal gelden voor landen die geen fundamentele kwetsbaarheden kenden voorafgaand aan de crisis die bijv. het groeivermogen van een land beperken. De eventuele aanpassing van programma’s zou binnen de totale omvang van het IMF vallen en daarmee geen gevolgen hebben voor de Nederlandse begroting.
Om landen te voorzien in financiering staat het IMF klaar met USD 1.000 miljard leencapaciteit die verdeeld is over drie linies. Mocht de eerste linie van de leencapaciteit, de quota-middelen, niet toereikend zijn, staat het Koninkrijk klaar de NAB te activeren.
ii. Steun aan lage inkomenslanden
Omdat de COVID-19 crisis met name ook de lage inkomenslanden hard raakt, roept het IMF op om de bestaande faciliteiten voor deze landen aan te vullen. Daarbij zet het IMF zich in om de donorbasis te verbreden.
• COVID-19 leidt tot een significante stijging in de vraag naar programma’s voor lage-inkomenslanden. Het IMF roept donoren op om de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) verder aan te vullen. PRGT-programma’s »zijn gericht op lage-inkomenslanden en worden gefinancierd uit leningen van donoren (via de zogenaamde loan account), aangevuld met een rentesubsidie die gefinancierd wordt uit het rendement op giften en concessionele leningen (via de zogenaamde subsidy account). De loan account van de PRGT is gevuld met middelen van 15 donorlanden waaronder Nederland4.
• Het IMF roept daarnaast op tot het verder aanvullen van de Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT). Dit is een faciliteit voor de armste landen, de zogeheten International Development Association (IDA) landen en kleine landen met minder dan1,5 mln. inwoners en minder dan twee keer de IDA-inkomensgrens hebben, waarmee aflossingen van IMF-leningen kunnen worden kwijtgescholden.
Appreciatie Koninkrijk
Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat de PRGT voldoende middelen heeft om de meest kwetsbare landen te kunnen ondersteunen en heeft met SDR 500 mln. een aanvulling van de loan account gedaan5. De aanvulling van middelen in de loan account is door De Nederlandsche Bank beschikbaar gesteld onder garantstelling van het Ministerie van Financiën. Het Koninkrijk beziet of een bijdrage aan het subsidy account kan worden gedaan via de BHOS-begroting.
Daarnaast steunt het Koninkrijk het initiatief om de CCRT aan te vullen zodat schuldverlichting kan plaatsvinden bij de armste landen. Deze landen kunnen de vrijgevallen middelen gebruiken voor binnenlandse crisisbestrijding. Het Koninkrijk heeft hieraan een bijdrage van EUR 25 mln. geleverd via de BHOS begroting, waarvan EUR 15 mln. reeds is betaald. Een tweede betaling van EUR 10 mln. volgt in 2021.
Schuldenproblematiek
Al geruime tijd staan zorgen over oplopende schulden in opkomende economieën en lage inkomenslanden hoog op de internationale agenda. In veel van deze landen was voor COVID-19 al een reëel risico ontstaan op een onhoudbare schuld, of was de schuld reeds onhoudbaar. De economische schok van COVID-19 heeft naast het teweegbrengen van een liquiditeitsschok ook de schuldhoudbaarheid voor veel landen verder onder druk gezet.
Om in de liquiditeitsbehoefte van lage inkomenslanden te kunnen voorzien zijn verschillende maatregelen genomen door het IMF, de Wereldbank en de G20. Zo is uitstel van schuldendienstbetalingen gegeven op officiële bilaterale leningen door de Club van Parijs en de G20. Dit betalingsmoratorium voor lage inkomenslanden (Debt Service Suspension Initiative, DSSI) heeft verlichting gebracht in de afgelopen maanden en verlenging ervan wordt internationaal besproken tijdens de jaarvergadering.
Hoewel markttoegang zich heeft hersteld voor landen met sterke fundamenten, zal voor een deel van de opkomende economieën en lage inkomenslanden toegang tot financiering beperkt blijven en zal betalingsuitstel op de bestaande schulden mogelijk niet voldoende zijn voor volledig economisch herstel. Voor een aantal landen zal een meer veelomvattende herstructurering, inclusief reductie van de schuld, noodzakelijk zijn. Een complicerende factor is de diverse groep van crediteuren die betrokken is bij het adresseren van de schuldenproblematiek. Een gelijke verdeling van lasten tussen crediteuren is en blijft essentieel voor het Koninkrijk. Crediteuren en debiteuren staan voor gezamenlijke taak om tijdig en toereikend schuldhoudbaarheidsproblemen te adresseren.
Schuldentransparantie
Voor het Koninkrijk blijft transparantie in de hoogte en samenstelling van schulden prioriteit, des te meer wanneer herstructering nodig is om schulden terug te brengen naar houdbare niveaus. Wanneer schulden niet inzichtelijk zijn, is de kans op schokken groter. Bovendien staat informatie-asymmetrie die het gevolg is van een gebrek aan transparantie gerichte en duurzame oplossingen voor schuldenproblematiek in de weg. Het DSSI heeft bijgedragen aan transparantie door de coördinatie die is gecreëerd en de afspraken die zijn gemaakt over het openbaar maken van data. Het Koninkrijk acht het van belang dat dit wordt voortgezet wanneer verdere stappen worden gezet op het vlak van schuldverlichting. Transparantie over alle publieke schuldinstrumenten, inclusief garanties, en door zowel crediteuren, debiteuren als internationale financiële instellingen is van groot belang, met daarbij oog voor de complexiteit en uitdagingen van goed schuldmanagement en schuldrapportage. Nederland geeft steun aan de Debt Management Facility, Data for Decisions en het Sovereign Debt Forum (SDF) om dit doel te ondersteunen.
De rol van het IMF
Nederland verwelkomt het werk dat het IMF doet en de adviserende rol die het speelt in de trajecten om schuldhoudbaarheid te adresseren. Onder andere zal in het komende jaar het raamwerk voor Lending into Arrears worden herzien, waardoor meer duidelijkheid wordt verschaft over welke lenende partijen worden gezien als officiële crediteur en als zodanig betrokken dienen te zijn bij herstructureringen. Daarnaast wordt de herziening Debt Limits Policy, het raamwerk op basis waarvan eventuele schuldlimieten worden opgesteld in een IMF-programma, eind dit jaar afgerond. Daarnaast evalueert het IMF dit jaar haar raamwerk voor schuldhoudbaarheidsanalyse voor landen met markttoegang. Een schuldhoudbaarheidsanalyse vergt een zorgvuldige beoordeling van IMF staff. De uitkomsten van deze schuldhoudbaarheidsanalyse bepalen mede of het IMF mag lenen aan de lidstaat dat een programma-aanvraag doet.
Argentinië
Argentinië heeft na het pauzeren van het vorige IMF programma in augustus een verzoek gedaan voor een nieuw IMF programma. Voorwaarde voor een nieuw programma is een houdbare schuld. Het IMF heeft na de missie in februari 2020 aangegeven dat de Argentijnse schuld niet met een hoge waarschijnlijkheid houdbaar was en dat een herstructurering voorwaarde zou zijn voor een nieuw programma.
In augustus heeft Argentinië een akkoord bereikt met haar grootste private crediteuren over USD 65 mld. aan uitstaande schuld. Het onderhandelingsakkoord houdt in dat van iedere dollar aan schuld, 55 cent wordt terugbetaald aan private crediteuren. IMF staff zal nu gesprekken met Argentinië voeren over een programma. Het Koninkrijk blijft Argentinië nauwgezet volgen en onderschrijft het belang van het realiseren van een houdbare schuld en de voortgang van het IMF-programma.
Oekraïne
Afgelopen juni heeft het IMF een nieuw, 18-maanden Stand-by Arrangement (SBA) programma voor Oekraïne aangekondigd van USD 5 mld. Het nieuwe programma is nodig om de effecten van de COVID-19 crisis te mitigeren en de herfinancieringsopgave van het land te kunnen voldoen. Het programma legt de nadruk op vier prioriteiten: 1) mitigatie van de economische impact van de COVID-19 crisis; 2) borgen van onafhankelijkheid van de centrale bank, met daarbij een flexibel wisselkoersregime; 3) verzekeren van financiële stabiliteit, en 4) versterken van belangrijke governance en anti-corruptie maatregelen. Het programma is in juni ter goedkeuring aan de IMF-board worden voorgelegd.
De eerste tranche van USD 2,1 mld. is in juni uitgekeerd, nadat Oekraïne aan de prior actions heeft voldaan. Zo is in een aanvullende begroting de schok aan de ontvangstenkant geaccommodeerd en begrotingsruimte vrijgemaakt voor urgente uitgaven, zoals aan de gezondheidszorg. Daarnaast is wetgeving aangenomen op het gebied van bankenresolutie om zo financiële stabiliteit te bevorderen. Verder is het anti-witwasraamwerk versterkt met aanpassing in de wetgeving waarmee het aan FATF standaarden voldoet.
In juli heeft de gouverneur van de National Bank of Ukraine (NBU) Yakiv Smoliy ontslag genomen, naar eigen zeggen vanwege politieke druk op de NBU. Diverse internationale instellingen, waaronder het IMF, de EU en G7, hebben zorgen geuit over de druk die wordt uitgeoefend op de centrale bank. Daarbij is het belang van onafhankelijkheid van de NBU voor investeringen en inclusieve groei onderstreept, ook als onderdeel van het IMF-programma. Kyrylo Shevchenko is op 16 juli benoemd als gouverneur van de NBU door het Oekraïense parlement.
Comprehensive Surveillance Review
Het IMF overziet het internationale monetaire en financiële systeem en monitort het economische en financiële beleid van de 189 leden. Op alle drie niveaus van toezicht (multilateraal, regionaal, nationaal) identificeert het IMF mogelijke risico’s en doet aanbevelingen om economische groei en financieel-economische stabiliteit te bevorderen. Eens in de vijf jaar wordt het surveillance raamwerk van het IMF herzien en waar nodig aangepast, via de zogenaamde Comprehensive Surveillance Review (CSR). Deze herziening is vooralsnog opgeschort en zal op een later moment worden hervat om zo ook lessen uit de huidige crisis mee te kunnen nemen. Hetzelfde geldt voor de herziening van het Financial Sector Assessment Program (FSAP).
Klimaat
Het Koninkrijk steunt de klimaatagenda van het IMF en de verdere uitbreiding daarvan. Klimaatverandering is een risico voor de (mondiale) economische groei en financieel-economische stabiliteit. Daarom is het voor het hele lidmaatschap van het Fonds van belang dat het IMF op dit vraagstuk haar middelen inzet en rol verder ontwikkelt. Het Koninkrijk zal het belang van een duurzaam en klimaatbewust herstel uit de COVID-19 crisis benadrukken.
Het IMF is welgeplaatst om macro-economische en financieel-economische risico’s van klimaatverandering te identificeren en onderstrepen. Het IMF geeft onder andere advies op bilateraal en multilateraal niveau over mitigatie en adaptatie. Het Koninkrijk is voorstander voor de integratie van deze risico’s en trends in de bestaande bilaterale en multilaterale surveillance, zoals het Fonds bijvoorbeeld al voor eilandstaten heeft gedaan. In de aankomende Comprehensive Surveillance Review zal worden besproken hoe ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, in het surveillanceraamwerk kunnen worden opgenomen. Een voorbeeld is de analyse van fiscale maatregelen om de uitstoot van CO2 te beperken in de Fiscal Monitor 2019. Ook zou in de toekomst het IMF klimaatrisico’s een integraal onderdeel van haar bilaterale Financial Sector Assessment Programs (FSAP) kunnen maken, door o.a. de risico’s van de energietransitie voor de financiële sector in kaart te brengen. Dit wordt besproken als onderdeel van de lopende FSAP Review.
In de bredere agenda van het IMF wordt ook meer aandacht besteed aan de macro-economische gevolgen van klimaatverandering en de mogelijke beleidsoplossingen daarvoor. Daarbij is het van belang dat beleid zich niet alleen richt op de mitigatie van de gevolgen van klimaatverandering of de verbetering van de klimaat-schokweerbaarheid van het financiële systeem, maar ook de verlaging van de broeikasuitstoot. Het Fonds heeft bijvoorbeeld in de Fiscal Monitor 2019 berekeningen gemaakt welke jaarlijkse investering nodig is voor de transitie naar een wereldwijde groene economie6. Het Koninkrijk ziet in de huidige COVID-19 crisis klimaatbewuste steunpakketten als een kans om de verduurzaming van de (wereld)economie te bevorderen. Het IMF ziet bijvoorbeeld in de COVID-19 crisis mogelijkheden om de afbouw van brandstofsubsidies te versnellen. Het IMF kan hier door middel van het verlenen van technisch advies een belangrijke rol spelen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26234-243.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.