26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2017

Ten behoeve van het Algemeen Overleg IMF zend ik u de geannoteerde agenda over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC), die op 21 en 22 april plaatsvindt in Washington DC.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Geannoteerde agenda voor het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen van het International Monetary and Financial committee (IMFC) en het Development Committee (DC) op 21 en 22 april 2017.

1. Inleiding

Op 21 en 22 april wordt in Washington DC de voorjaarsvergadering van het IMF georganiseerd. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt het Koninkrijk België de kiesgroep in het IMFC. De inzet van de kiesgroep in het IMFC wordt in goed overleg tussen de kiesgroeplanden opgesteld. Belangrijkste onderwerpen op de agenda zijn de mondiale financieel-economische situatie en het mondiaal financieel vangnet.

2. Economische situatie

Algemeen

De voorjaarsvergadering vindt plaats in een tijd waarin mondiaal de macro-economische groei aantrekt en tegelijkertijd de onzekerheid is toegenomen, gelet op onder meer Brexit, onzekerheid omtrent de beleidsplannen van de Trump Administration en de aanstaande verkiezingen in een aantal Europese landen. Daarbij zal het toenemende protectionisme mogelijk een stempel drukken op de discussies over de economische situatie.

De mondiale groei trekt in 2017 aan. Volgens de januariramingen van het IMF (de zogenoemde World Economic Outlook update) neemt de economische groei toe tot 3,4% in 2017 en 3,6% in 2018. De mondiale groei ligt lager dan in het verleden door de effecten van vergrijzing, maar als wordt gekeken naar bbp per capita ligt deze groei rond het historisch gemiddelde. De groei van de wereldhandel stijgt volgens het IMF dit jaar naar 3,8% in 2017, waarmee de handelsgroei voor het eerst sinds 2014 hoger ligt dan de bbp-groei. Ten opzichte van haar oktoberramingen heeft het IMF de ramingen voor ontwikkelde economieën naar boven bijgesteld. Het herstel van de eurozonegroei is solide en blijft stabiel, ondanks politieke onzekerheid. In nagenoeg alle eurolanden was er in 2016 weer sprake van groei waarbij er wel sprake is van verschillende groeitempo’s. Bij de bespreking van mondiale risico's zal de grootste aandacht daarom niet naar de eurozone uitgaan. In de Verenigde Staten (VS) is de groei na een zwakke eerste helft van 2016 aangetrokken. De groei in de eurozone en de VS vertaalt zich in stijgende verwachtingen voor de inflatie en lange termijn rentes. In de VS zijn de marktverwachtingen voor een renteverhoging door de Federal Reserve dan ook toegenomen. In december heeft de ECB aangekondigd de maandelijks aankoop van activa in het kader van het quantitative easing (QE) programma te verlagen van 80 naar 60 miljard, maar nog geen einddatum van het programma aangegeven.

Het IMF zal er tijdens de aankomende voorjaarsvergadering naar verwachting op wijzen dat de groei van de wereldeconomie gepaard gaat met een toename van onzekerheden. Allereerst bestaat er onduidelijkheid over het toekomstig Amerikaans economisch beleid. Op dit moment prijzen de financiële markten een Amerikaanse groeistijging in. Tegelijkertijd zijn er signalen van eventuele minder groeivriendelijke beleidsmaatregelen en de zorg dat extra overheidsuitgaven zich door de lage werkloosheid voornamelijk zullen vertalen in een snelle inflatiestijging. Een andere bron van onzekerheid zijn de komende verkiezingen in diverse Europese landen. Een specifiek risico dat naar verwachting tijdens de voorjaarsvergadering ter discussie zal staan zijn de groeiende twijfels over de voordelen van internationale integratie, handel en investeringen. Toenemend protectionisme vormt een bedreiging voor de welvaart, waarbij stijgende onzekerheid over de steun voor internationale handel ook het vertrouwen op financiële markten kan ondermijnen.

In het licht van de positieve macro-economische ontwikkelingen zal het Koninkrijk benadrukken dat de hersteljaren na de crisis achter ons liggen, maar dat verdere hervormingen noodzakelijk zijn voor het borgen van duurzame groei. Een aantal landen groeit harder dan de potentiële groei, wat aantoont dat beleid alleen gericht op conjuncturele vraagstimulus geen duurzaam effect meer heeft. Internationaal wordt breed erkend dat de grenzen van het ruime monetair beleid zijn bereikt. Voor duurzame groei dient dan ook de potentiële groei te worden verhoogd. Deze is de afgelopen jaren echter gedaald, door onder meer de vergrijzing en de afnemende mogelijkheden voor opkomende economieën om een technologische inhaalslag te realiseren. Ook de misallocatie van kapitaal richting onproductieve sectoren in de aanloop naar de financiële crisis heeft bijgedragen aan het achterblijven van de productiviteitsgroei. Tevens is, mede als gevolg van de lage renteomgeving, de noodzakelijke herallocatie naar productievere sectoren sinds de crisis maar beperkt op gang gekomen.

In discussies over de macro-economische beleidsmix zal het Koninkrijk dan ook het belang van structurele hervormingen en een meer groeivriendelijke compositie van overheidsfinanciën voor duurzame groei benadrukken. De aanzienlijke banengroei waarmee de groei op dit moment gepaard gaat, biedt een goede gelegenheid om structurele hervormingen door te voeren en deze niet uit te stellen. Binnen de eurozone is reeds te zien dat landen die verregaande hervormingen hebben doorgevoerd, zoals Ierland en Spanje, daar momenteel de vruchten van plukken. Naast structurele hervormingen is het gezien de huidige onzekerheid extra belangrijk om te blijven investeren in de weerbaarheid door het opbouwen van beleidsbuffers. In veel landen is de publieke schuld hoog en kan het gunstige effect van economische groei op het overheidssaldo en de huidige lage rente worden benut voor schuldreductie. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor de afbouw van private schulden.

Het Koninkrijk zal daarnaast tijdens de voorjaarsvergadering de diverse positieve effecten van wereldhandel benadrukken, zeker gezien het belang van handel voor Nederland als open economie. Handel heeft de afgelopen jaren in aanzienlijke mate bijgedragen aan welvaartsstijgingen in verschillende delen van de wereld. Daarbij zijn handel en buitenlandse investeringen van belang voor de toekomstige verhoging van arbeidsproductiviteit via technologische vernieuwing en de verspreiding van kennis. Om het draagvlak voor vrije handel te behouden, dienen de voordelen van handel ten goede te komen aan de gehele bevolking; een ongelijke verdeling, of de perceptie hiervan, kan behaalde welvaartswinsten bedreigen. Het behoud van sociale welvaartstaten, die de ongelijkheid tegengaan, is daarbij van belang.

Eurozone

De groei in de eurozone kwam in 2016 uit op 1,7% en was daarmee het hoogst van de traditionele economische blokken (VS, Japan, eurozone). De groei wordt grotendeels gedreven door een toename van de private consumptie en investeringen en heeft een stevig binnenlands fundament. De groei bleef in 2016 robuust, ondanks de onverwachte uitslag van het Britse referendum over Brexit. Het IMF verwacht dat de groei in 2017 en 2018 voor de eurozone stabiliseert op 1,6%.

De positieve groeicijfers voor de eurozone gaan gepaard met een solide herstel van de arbeidsmarkt. De werkloosheid ligt op het laagste niveau sinds 2009, waarbij de werkgelegenheid bijna op het niveau van voor de crisis ligt. De daling van de werkloosheid blijft hier iets bij achter doordat de arbeidsparticipatie in de eurozone, in tegenstelling tot de VS, is toegenomen. Dit draagt bij aan een duurzaam economisch herstel. De economische groei wordt ondersteund door de hervormingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd door eurolanden om hun arbeidsmarkten te flexibiliseren.

Het Koninkrijk zal benadrukken dat het belangrijk is dat de eurozone vasthoudt aan de hervormingen en (financiële) regels die in reactie op de crisis zijn ingevoerd en die de juiste condities voor duurzame groei in de eurozone hebben gecreëerd. Daarbij dient er aandacht te zijn voor het aanpakken van resterende crisis legacies door het verlagen van publieke schuldniveaus en het verder opschonen van bankbalansen. Handhaving van begrotingsafspraken, het reduceren van niet-presterende leningen (NPLs), efficiënte insolventieraamwerken, en het installeren van een sterk resolutiestelsel zijn hierbij belangrijke elementen. Ten slotte dient er te worden geïnvesteerd in de weerbaarheid van de eurozone tegen toekomstige schokken door het verder hervormen van de arbeids- en productmarkten, het werken aan een kapitaalmarktunie en de voltooiing van de bankenunie.

Verenigd Koninkrijk

Het IMF heeft de groeiraming voor het VK voor 2017 verhoogd naar 1,8%. De effecten van het verlaten van de EU zullen met enige vertraging doorwerken in de groei van het VK, ondermeer doordat depreciatie van de pond geleidelijk zal leiden tot stijgende inflatie en daarmee een daling van het reële huishoudinkomen. Het IMF voorspelt dan ook een verlaagde groei van 1,1% voor 2018. De productiviteitsgroei in het VK is al voor een langere periode laag en zal verder afnemen indien de buitenlandse bedrijfsinvesteringen door Brexit mogelijk teruglopen. Het instellen van meer handelsbarrières (tussen het VK en de EU) vormt daarbij een neerwaarts risico voor de productiviteitsgroei op langere termijn. Voor zowel het VK als de eurozone is het wenselijk dat de periode van onduidelijkheid over de nieuwe verhoudingen zo kort mogelijk duurt.

Verenigde Staten

De economische groei in de VS in 2016 bedroeg 1,6% en viel daarmee lager uit dan in 2015 (2,6%). Het IMF verwacht voor 2017 en 2018 een groei van 2,3% en 2,5% en gaat daarbij uit van stimulerend begrotingsbeleid van de Trump Administration. De groei wordt voor een belangrijk deel gedreven door private consumptie onder invloed van herstel op de arbeidsmarkt. De werkloosheid in de VS is gedaald naar 4,7% en na een langdurig dalende trend stijgt de arbeidsparticipatie weer licht. Nu de werkloosheid in lijn is met het lange termijn gemiddelde zal het beleid voor de Amerikaanse economie met name gericht moeten worden op het verhogen van de structurele groei door hervormingen. Er is echter nog veel onzekerheid over het begrotingsbeleid van de nieuwe regering. Het Koninkrijk zal wijzen op het belang van het in stand houden van adequate regulering en toezicht op de financiële sector, om hernieuwde opbouw van onevenwichtigheden te vermijden. Tevens zal het Koninkrijk benadrukken dat het belangrijk is om de multilaterale regels voor vrije handel in stand te houden.

Japan

Het IMF voorspelt een economische groei van 0,8% in 2017 en 0,6% in 2018 voor Japan. Premier Abe heeft vorig jaar het in 2013 ingestelde Abenomics-programma een nieuwe impuls willen geven door verdere budgettaire verruiming aan te kondigen. Daarnaast heeft de centrale bank aangegeven actiever te willen gaan sturen op de yield curve. Volgens het Koninkrijk zou de aandacht meer kunnen uitgaan naar een impuls voor de derde pijler van Abenomics, de structurele hervormingen. Zo kan een versterking van de corporate governance de bedrijfsinvesteringen verhogen en zou een verbreding van de belastingbasis bijdragen aan een verbetering van de schuldhoudbaarheid.

Opkomende markten

In China leiden stimulerende maatregelen tot een licht opwaartse bijstelling van de economische groeiramingen naar 6,5% in 2017. Voor 2018 verwacht het IMF een lichte terugval naar 6,0%. Het IMF waarschuwt echter dat het stimuleringsbeleid en de hoge kredietgroei de kans op een grotere neerwaartse correctie vergroten. Bij de continuering van de transitie naar een marktgerichte economie is het van belang de afhankelijkheid van budgettaire en monetaire stimulus af te bouwen en aan te vullen met maatregelen die de hoge bedrijfsschulden adresseren, met name bij niet levensvatbare staatsondernemingen.

De economische groei van andere opkomende economieën wisselt onderling sterk. Voor India daalt naar verwachting de groei dit jaar, doordat het uit de roulatie halen van grote coupures leidt tot kasgeldtekorten. De ramingen voor economische groei voor de komende twee jaar blijven echter boven de 7%. In Brazilië is er na twee jaar van recessie weer sprake van licht positieve groei van 0,1% in 2017, wat beneden eerdere verwachtingen ligt door een tegenvallende tweede helft van het jaar 2016. Voor Saudi-Arabië gaat het nieuwe OPEC-akkoord gepaard met een hogere olieprijs, maar overheerst het effect van een lagere productie waardoor de groei dit jaar naar verwachting laag uitvalt. In een aantal opkomende economieën, waaronder Turkije, is de afgelopen jaren de bedrijfsschuld in buitenlandse valuta toegenomen. Deze landen zijn gevoelig voor een appreciatie van de dollar. Het versterken van de financiële weerbaarheid en het beperken van balansmismatches draagt bij aan het verlagen van de bijbehorende risico’s.

Lage inkomenslanden

Ook voor lage inkomenslanden is er sprake van een tweeledig beeld. Lage inkomenslanden die afhankelijk zijn van grondstofexport, zoals Tsjaad en Mozambique, ervaren een sterke groeivertraging. Deze landen hebben de schok ten dele kunnen opvangen door een depreciatie van de wisselkoers, maar ervaren tegelijkertijd hierdoor een inflatiestijging. Daarnaast heeft de lage groei geleid tot een toename van de overheidstekorten en een daling van de buitenlandse reserves. Deze landen zouden in de ogen van het Koninkrijk verdere stappen kunnen zetten om hun economieën te diversifiëren en daarmee de belastinggrondslag te verbreden. De daling in de begrotingsinkomsten betekent dat publieke uitgaven efficiënter kunnen worden ingezet om inclusieve groei te bevorderen en tegelijkertijd de zeer snel gestegen schuldniveaus te verlagen. Lage inkomenslanden met een meer gediversifieerde economie, zoals Kenia, kennen een stabielere economische ontwikkeling. Tegelijkertijd ervaren sommige van deze landen, zoals Ghana, ook een groeivertraging door zwak economisch overheidsbeleid, een daling in remittances of natuurrampen. Ook in veel gediversifieerde economieën met een sterke economische groei is de publieke schuld toegenomen door een stijging van overheidstekorten. Deze landen voeren hiermee een procyclisch beleid en zouden volgens het Koninkrijk in plaats daarvan deze periode kunnen gebruiken om buffers op te bouwen.

Tabel 1: Ramingen reële BBP-groei
 

Meest recente IMF raming1

Herziening tov. najaarsraming

 

2016

2017

2018

2017

2018

Wereld

3,1

3,4

3,6

0,0

0,0

Ontwikkelde economieën

1,6

1,9

2,0

0,1

0,2

Eurogebied

1,7

1,6

1,6

0,1

0,0

Verenigde Staten

1,6

2,3

2,5

0,1

0,4

Japan

0,9

0,8

0,5

0,2

0,0

Verenigd Koninkrijk

2,0

1,5

1,4

0,4

– 0,3

Opkomende economieën en ontwikkelingslanden

4,1

4,5

4,8

-0,1

0,0

China

6,7

6,5

6,0

0,3

0,0

Rusland

– 0,6

1,1

1,2

0,0

0,0

India

6,6

7,2

7,7

– 0,4

0,0

Brazilië

– 3,5

0,2

1,5

– 0,3

0,0

Lage inkomenslanden

3,7

4,7

5,4

– 0,2

0,2

X Noot
1

WEO-update januari 2017.

3. Mondiaal financieel vangnet

Het IMF werkt momenteel verschillende voorstellen uit ter versterking van het mondiaal financieel vangnet2. Zo zal er binnen het IMF dit voorjaar worden gesproken over nieuwe leeninstrumenten voor programma’s. Daarnaast zal het IMF een voorstel presenteren ter versterking van de samenwerking tussen het IMF en de regionale vangnetten.

Het IMF beschikt over verschillende preventieve instrumenten om landen die kwetsbaar zijn voor spillovers een programma te bieden ter voorkoming van een betalingsbalanscrisis. Het IMF wil dit instrumentarium uitbreiden met een passend programma voor landen die kwetsbaar zijn voor korte termijn volatiliteit als gevolg van in- en uitstroom van internationale kapitaalstromen. Daarnaast wil het IMF dat landen de mogelijkheid krijgen om een hervormingsprogramma zonder financiering af te sluiten, waarbij het IMF wel de gebruikelijke monitoring uitvoert. Dit is nu alleen voor de armste landen mogelijk. Het Koninkrijk vindt het van belang dat het IMF aantoont dat lenende landen daadwerkelijk behoefte hebben aan een nieuw liquiditeitsinstrument, in aanvulling op de bestaande preventieve instrumenten. In lijn met de statuten van het IMF zouden alleen landen met een betalingsbalansprobleem in aanmerking mogen komen voor een dergelijk instrument. Ook is het van belang dat uittredingscriteria helder geformuleerd en gecommuniceerd worden, zodat landen uittreden wanneer volatiliteit afneemt. Het Koninkrijk zal hier bij de vormgeving van het nieuwe liquiditeitsinstrument op letten. Ten aanzien van het nieuwe monitoringinstrument is het Koninkrijk van mening dat dit instrument niet gericht mag zijn op landen met significante betalingsbalansproblemen. Voor deze landen is het van belang dat het IMF met financiering betrokken blijft («skin in the game»), zodat het Fonds meer druk op deze landen kan uitoefenen om de hervormingsprogramma’s daadwerkelijk te implementeren. In algemene zin vindt het Koninkrijk daarnaast dat versterking van macro-economische beleidsbuffers het eerste en belangrijkste antwoord moet blijven om landen weerbaarder te maken tegen betalingsbalanscrises.

De onafhankelijke evaluatiedienst van het IMF (Independent Evaluation Office) heeft afgelopen jaar reeds opgeroepen tot versterking van de samenwerking tussen het IMF en regionale vangnetten naar aanleiding van de onafhankelijke evaluatie over de eurocrisis IMF programma’s3. Het IMF zal naar verwachting willen bespreken of er formele beleidsafspraken opgesteld dienen te worden om de samenwerking tussen het IMF en regionale vangnetten concreter in te vullen. Het Koninkrijk ziet ruimte voor procedurele afspraken tussen het IMF en de regionale vangnetten, zolang deze afspraken voldoende flexibiliteit bieden voor de verschillen in mandaten van regionale vangnetten en het IMF en de onafhankelijke besluitvorming binnen regionale vangnetten geborgd blijft. Voorbeelden van afspraken zijn het delen van informatie, de praktische organisatie van gezamenlijke missies en afstemming, en een mechanisme voor het beslechten van onderlinge geschillen tussen het IMF en een regionaal vangnet. De afspraken dienen de snelheid en effectiviteit van crisismaatregelen te waarborgen.

Aansluitend op de discussie over regionale vangnetten zal er binnen het IMF een eerste gedachtewisseling plaatsvinden over het opstellen van formele richtlijnen voor IMF programma’s met landen in een muntunie, zoals de eurozone. Hiertoe heeft de onafhankelijk evaluatiedienst van het IMF tevens afgelopen jaar opgeroepen4. Het IMF zal naar verwachting in de loop van dit jaar met een voorstel komen hoe zij de conditionaliteit voor programma’s met landen in een muntunie wil invullen, aangezien deze landen geen gebruik kunnen maken van wisselkoers- of monetair beleid om hun betalingsbalansprobleem te adresseren. Hierbij vindt het Koninkrijk het van belang dat het IMF haar conditionaliteiten primair verbindt aan beleid waarop het programmaland binnen een muntunie zelf controle uitoefent, zoals budgettair en structureel beleid. Het IMF dient daarbij te borgen dat het beleid van andere lidstaten niet geraakt wordt door de conditionaliteiten. Het Koninkrijk ziet daarom liever dat het IMF beleidsaanbevelingen voor de gehele muntunie opneemt in surveillancerapporten.

4. IMF-Middelen

De IMF-middelen bestaan voor een groot deel uit permanente quotamiddelen, die als gevolg van de inwerkingtreding van de hervormingen uit 2010, begin 2016 zijn verdubbeld. Daarnaast maakt het IMF gebruik van geleende, tijdelijke middelen waaraan een deel van het lidmaatschap meedoet: New Arrangements to Borrow (de NAB) en de bilaterale leningen. De bilaterale leningen kunnen pas ingezet worden als tweede verdedigingslinie (na de quota en NAB-middelen). Afgelopen oktober heeft het IMFC bevestigd dat een sterk en van voldoende middelen voorzien IMF belangrijk is voor het effectief functioneren van het mondiale financieel vangnet. In lijn hiermee hebben verschillende landen ingestemd om opnieuw bij te dragen aan de bilaterale leningen die leden eerder gecommitteerd hebben. Deze leningen begonnen vanaf het najaar van 2016 af te lopen. Zoals reeds eerder vermeld staat Nederland positief ten aanzien van het verzoek om ook namens Nederland een nieuwe bilaterale lening te verstrekken om zodoende het belang van voldoende financiële slagkracht te waarborgen5. De Kamer zal hierover in het kader van de voorjaarsbesluitvorming nader worden geïnformeerd.

Ook heeft het IMFC de verdere toegang tot de NAB ondersteund. Op dit moment dragen 40 landen bij aan deze middelen. Alhoewel de NAB geen einddatum heeft, wordt wel iedere vijf jaar door de raad van bewindvoerders besloten of het raamwerk voor de NAB-middelen wordt voortgezet. Op 31 oktober jl. heeft de raad van bewindvoerders met consensus besloten om het raamwerk te continueren voor de periode 2017–2022. De bijdragen van individuele landen lopen automatisch door tenzij een land zich wenst terug te trekken uit de NAB. Momenteel lijkt het erop dat geen enkel land zich zal terugtrekken. Voor Nederland is de NAB van belang, aangezien het de eerste verdedigingslinie vormt na de quotamiddelen. De Nederlandse bijdrage bedraagt ongeveer SDR 4,6 miljard (EUR 5,9 miljard). DNB stelt de NAB-middelen ter beschikking aan het IMF wanneer het IMF de middelen nodig heeft voor financiering van programma’s; de Nederlandse staat verstrekt hiervoor een garantie aan DNB. Het besluit van de raad van bewindvoerders wijzigt niets aan de leningovereenkomst tussen DNB of de staatsgarantie aan DNB.

5. IMF-Surveillance

Het IMFC heeft in oktober opgeroepen om het werk op diverse surveillance-terreinen te verbeteren om zo meer toe te werken naar «sterke, inclusieve en evenwichtige groei». Zo gaat het IMF zich de komende tijd meer inspannen om structurele hervormingen die hoge prioriteit hebben te identificeren, in overeenstemming met landenspecifieke macro-economische omstandigheden. Tevens zal er meer aandacht komen voor financiële aspecten in landenspecifieke surveillance. Kapitaalstromen blijft eveneens een terugkerend thema bij het IMF, waarbij het IMF samenwerkt met de OESO, Financial Stability Board (FSB) en de G20 om de monitoring van kapitaalstromen tussen landen te verbeteren en mondiaal afspraken te maken over maatregelen om volatiliteit in kapitaalstromen te managen. Het Koninkrijk verwelkomt deze activiteiten omdat IMF-beleid kan bijdragen aan het adresseren van macro-economische en financiële stabiliteitsrisico’s.

Ter versterking van de bilaterale surveillance in lage-inkomenslanden zal het IMF samen met de Wereldbank dit jaar de herziening van het Debt Sustainability Framework (DSF) afronden. Het DSF is van belang als goede graadmeter voor de schuldontwikkelingen en de opbouw van eventuele risico’s in lage-inkomenslanden. Dit raamwerk stelt het IMF en de Wereldbank in staat om schuldontwikkelingen in lage inkomenslanden te integreren in haar programma’s en beleidsadvies. Het IMF maakt daarbij een schuldhoudbaarheidsanalyse op basis van een beoordeling van de macro-economische stabiliteit, de duurzaamheid van het begrotingsbeleid op lange termijn en de algehele houdbaarheid van de schuldpositie van een specifiek land. Tevens komen deze analyses de vergelijkbaarheid tussen landen ten goede. Het doel van de herziening is om de voorspellende kracht van schuldhoudbaarheidsanalyses te verbeteren en transparanter te maken. Het Koninkrijk steunt het IMF in het doel van deze herzieningen.

6. IMF-Programma’s

Het IMF is intensief betrokken bij het Griekse leningenprogramma van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Het IMF-Management heeft bij de Eurogroepvergadering van 5 december jl. de intentie herbevestigd om een IMF-leningenprogramma voor Griekenland ter goedkeuring aan de IMF raad van bewindvoerders voor te leggen. Dit is afhankelijk van het bereiken van overeenstemming over maatregelen op het gebied van belastingen, pensioenen en de arbeidsmarkt. Het is aan de IMF raad van bewindvoerders om een beslissing te nemen over deelname aan het programma. Conform IMF-beleid zal beoordeling door de raad geschieden op basis van een update van de schuldhoudbaarheidsanalyse, inclusief een beoordeling van de schuldmaatregelen zoals overeengekomen in de Eurogroepvergadering van 24 mei 2016 met het IMF.

In het kader van het vierjarige Extended Fund Facility (EFF)-programma van Oekraïne is de derde voortgangsrapportage recent afgerond. Het programma heeft een totale omvang van SDR 12,35 miljard (ca. USD 17 miljard), waarvan nu SDR 6,2 miljard is uitgekeerd. Het doorvoeren van hervormingen en het verder aanjagen van groei blijven uitdagingen in Oekraïne. Het IMF hamert al langere tijd op het aanpakken van corruptie en het versterken van de overheidsfinanciën. Het Koninkrijk ondersteunt het IMF-programma aan Oekraïne en vindt het belangrijk dat Oekraïne haar economie verder blijft hervormen.

Het IMF is momenteel in gesprek met de autoriteiten van Mozambique over een mogelijk nieuw programma, nadat het vorige programma vorige zomer is afgebroken vanwege rapportagefouten die tot een vertrouwensbreuk leidden6. Het IMF ziet graag dat de verantwoordelijken voor de fraude rekenschap afleggen en de Mozambikaanse bevolking hiervan niet de dupe wordt. In dit kader vindt momenteel een onafhankelijk audit plaats onder leiding van Zweden, waarvan de definitieve resultaten binnenkort worden verwacht. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan zal het IMF een beslissing nemen over een nieuw IMF-programma.


X Noot
2

Het mondiaal financieel vangnet zijn de financiële middelen waar landen bij een betalingsbalanscrisis gebruik van kunnen maken. Het IMF heeft met haar programma’s zelf een centrale rol. Daarnaast bestaat het vangnet uit: reservebuffers die landen zelf hebben opgebouwd, bilaterale swaplijnen tussen centrale banken ter aanvulling van deze reserves en regionale financiële vangnetten zoals het ESM.

X Noot
3

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 1391.

X Noot
4

Idem.

X Noot
5

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 1398.

X Noot
6

De Mozambikaanse regering had twee leningen ter waarde van USD 1,4 miljard verzwegen waarvoor de Mozambikaanse Staat garant staat. Zie ook Kamerstuk 33 625, nr. 216.

Naar boven