26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2016

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 10 en 11 oktober te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1396).

Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.

Tevens zend ik u hierbij de geannoteerde agenda voor de IMF jaarvergadering die 7 en 8 oktober zal plaatsvinden in Washington.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Geannoteerde agenda voor de IMF jaarvergadering van 7 en 8 oktober 2016 te Washington D.C.

1. Inleiding IMF

Op 7 en 8 oktober wordt in Washington DC de jaarvergadering van het IMF georganiseerd. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt het Koninkrijk der Nederlanden de kiesgroep in het IMFC. De inzet van de kiesgroep in het IMFC wordt in goed overleg tussen de kiesgroeplanden opgesteld. Belangrijkste onderwerpen op de agenda zijn de mondiale financieel-economische situatie, het mondiale financiële vangnet en de IMF middelen. Daarnaast wordt er ingegaan op governance en IMF programma’s.

2. Economische situatie

Algemeen

Volgens de meest recente raming van het IMF blijft de wereldeconomie gestaag doorgroeien met een mondiale groei van 3,1% voor 2016 (WEO update juli 2016) en 3,4% in 2017, iets lager dan geraamd in april en ongeveer gelijk aan het langjarig gemiddelde. De wereldhandel groeide de laatste jaren langzamer dan de wereldeconomie door zowel conjuncturele als structurele factoren. Voor 2017 verwacht het IMF dat de wereldhandel met 3,9% weer beperkt sneller groeit dan het mondiaal bbp. In opkomende economieën ligt de groei met 4,1% dit jaar iets hoger dan in 2015. Deze versnelling is vooral het gevolg van een afname van de krimp in Brazilië en Rusland en treedt op ondanks licht dalende groei in China. In ontwikkelde economieën is tevens sprake van voortzetting van het herstel: in de eerste helft van het jaar was er een hoger dan verwachte economische groei in de eurozone en gestage expansie in de VS, ondanks de substantiële onrust op financiële markten aan het begin van het jaar. De uitkomst van het VK-referendum leidde kortstondig tot hernieuwde volatiliteit. De onrust is sindsdien weer afgenomen. Wel heeft onduidelijkheid over de impact van het VK-referendum op de economie en over de toekomstige Britse relatie met de EU geleid tot verhoogde onzekerheid, vooral in Europa. De impact van het referendum op de wereldeconomie lijkt vooralsnog beperkt. Niettemin zal het IMF tijdens de jaarvergadering waarschijnlijk aangeven dat risico’s en kwetsbaarheden zijn toegenomen als gevolg van het VK-referendum en andere geopolitieke ontwikkelingen, migratiestromen in sommige delen van de wereld en onzekerheid over de verkiezingen in de VS. Ook blijft onzekerheid bestaan over de ontwikkeling van de grondstofprijzen: in de eerste maanden lieten deze een licht herstel zien.

Naar verwachting zal tijdens de jaarvergadering wederom gesproken worden over de macro-economische beleidsmix. Het Koninkrijk is al langer van mening dat budgettaire en/of monetaire beleidsstimulus alleen niet voldoende is om nu en in de toekomst duurzame en hogere groei te genereren. Monetaire en budgettaire verruiming kunnen zelfs prikkels tot benodigde structurele hervormingen wegnemen. In de voorjaarsvergadering werd al breder gedeeld dat de grenzen van het monetair beleid zijn bereikt. In recente maanden heeft het IMF tevens geconcludeerd dat veel eurolanden niet of nauwelijks ruimte hebben voor verdere budgettaire verruiming. Verdere structurele hervormingen blijven dan ook noodzakelijk om de gestage groei de komende jaren door te zetten en dragen bij aan de effectiviteit van de huidige beleidsstimulus.

De negatieve effecten van structurele hervormingen op de macro-economische vraag worden soms te sterk aangezet. Structurele hervormingen kunnen de groei, bedrijvigheid en werkgelegenheid verder verhogen en tevens de effecten van andere onderdelen van de beleidsmix ondersteunen. Versterking van bankbalansen kan bijdragen aan een stabiele kredietverlening voor de reële economie en daarmee bevorderen dat kapitaal op een productieve wijze wordt ingezet. Hervormingen die de dynamiek in de economie bevorderen (bijvoorbeeld het stimuleren van startups en snelgroeiende ondernemingen) en het proces van creative destruction versterken leiden tevens tot een efficiëntere allocatie van productiefactoren en ondersteunen het groei-effect van stimuleringsmaatregelen. Zo kunnen hervormingen die de herstructurering van onproductieve bedrijven en het reduceren van non-performing loans (NPLs) faciliteren, waaronder goede insolventiewetgeving, ervoor zorgen dat beschikbare liquiditeit bij productieve investeringen terecht komt. Verder kunnen structurele hervormingen ook op zichzelf groeiversterkend werken: zo kunnen ze vertrouwen verhogen en nieuwe investeringsmogelijkheden en verdienmodellen bieden in voorheen overgereguleerde deelmarkten. Op de langere termijn verhogen structurele hervormingen het groeipotentieel van de economie en leiden deze dus tot grotere economische welvaart. Bovendien kunnen diverse structurele hervormingen tegelijkertijd economische ongelijkheid verkleinen en de houdbaarheid van sociale modellen vergroten. Voorbeelden van hervormingen die op zowel het gebied van groei als van ongelijkheid positieve uitkomsten kunnen generen zijn productmarkthervormingen gericht op het verminderen van overwinsten, verbeteringen in onderwijssystemen, activerend arbeidsmarktbeleid en verlagingen van belastingen op arbeid.

Economische ontwikkelingen Eurozone, VS, Japan, China, EME´s en LIC´s

Het IMF stelt in zijn meest recente raming dat de groei in de eurozone in het eerste halfjaar van 2016 sterker was dan verwacht. Dit was vooral het gevolg van sterke consumptie en investeringen, ondanks de onrust op financiële markten in het begin van het jaar. Het herstel dat in recente jaren is ingezet zet daarmee door. Als gevolg hiervan neemt de werkloosheid gestaag af. Veel van de voorwaarden voor het huidige herstel zijn in de laatste jaren gecreëerd. Zo hebben eurolanden hervormingen doorgevoerd om hun product- en arbeidsmarkten flexibeler te maken en zijn overheidstekorten teruggedrongen. Ook is vooruitgang geboekt met het vergroten van stabiliteit van de eurozone, bijvoorbeeld door de oprichting van de bankenunie. Dit laat onverlet dat verdere afbouw van rigiditeiten in product- en arbeidsmarkten, het verder afbouwen van private schulden en NPLs en adequate implementatie van landenspecifieke aanbevelingen noodzakelijk blijft om het groeipotentieel van de eurozone te vergroten.

De uitslag van het VK-referendum heeft geleid tot onzekerheid over de precieze economische gevolgen en de toekomstige verhoudingen tussen het VK en de EU. Het Koninkrijk is van mening dat een zo kort mogelijk periode van onzekerheid over de Britse voornemens wenselijk is. Hoewel de groei van de Britse economie negatieve gevolgen zal ondervinden als gevolg van het referendum, schatten de eerste post-referendum ramingen van het IMF de impact op groei in de eurozone voor dit en volgend jaar als beperkt in: het IMF geeft voor de eurozone voor 2016 een groeiverwachting van 1,6%, een verhoging van 0,1% t.o.v. eerder dit jaar. Voor volgend jaar verwacht het IMF een lichte daling in de groei t.o.v. eerdere verwachtingen; de groei komt dan uit op 1,4% i.p.v. 1,6%.

Verder is het voorstelbaar dat, als onderdeel van discussies over financiële markten, de situatie van de financiële sector in de eurozone tijdens de jaarvergadering zal worden besproken. In enkele eurolanden kampen banken met een hoog aandeel slechte leningen op de balansen. Dit zet druk op de kredietverlening, winstgevendheid en vertrouwen en kan leiden tot een verminderde solvabiliteit. Door verliezen of voorzieningen op NPL’s te nemen in combinatie met een versterking van het eigen vermogen kunnen banken op de langere termijn schokbestendiger worden en de economie beter van krediet voorzien. Het Koninkrijk bepleit daarom voort te gaan op de ingezette weg van versterking van bankbalansen, met als uitgangspunt dat bestaande regelgeving wordt toegepast, een gedegen implementatie van de bankenunie en het invoeren van goede insolventiewetgeving die de afbouw van NPLs kan ondersteunen. De vervolmaking van de kapitaalmarktunie en het wegnemen van belemmeringen op de interne markt (o.a. de diensten-, digitale,- en energiemarkt) dragen bij aan het delen van risico’s en verhogen van het groeivermogen waardoor de eurozone weerbaarder wordt voor toekomstige economische schokken.

De groei in de VS kent een kleine terugval t.o.v. eerdere ramingen, maar de economie blijft met 2,2% in 2016 en 2,5% in 2017 gestaag groeien. Vooral de aantrekkende arbeidsmarkt en hogere consumptie dragen bij aan de groei. De arbeidsmarkt is hersteld op het niveau van voor de crisis met een werkloosheidspercentage van 4,9% in juli, alhoewel de arbeidsparticipatie nog achterblijft. Hier tegenover staat een krimp in de investeringen in met name de grondstofwinnende sector die de vraag drukt. Het tweede halfjaar van 2016 zal in het teken staan van de presidentsverkiezingen waarbij onzekerheid over het beleid van de nieuwe president de groei kan drukken. Het lange termijn groeivooruitzicht voor de VS ondervindt neerwaartse invloed van vergrijzing en een lagere productiviteitsgroei.

Voor Japan voorspelt het IMF een beperkte groei van 0,3% in 2016 en 0,1% in 2017. Premier Abe heeft aangegeven zijn Abenomics programma een nieuwe impuls te willen geven. Abe heeft een extra begrotingsstimulans aangekondigd en het monetair beleid is beperkt verruimd. Dit voorjaar is echter de voorgenomen BTW verhoging uitgesteld. Naar het zicht laat aanzien neemt de effectiviteit van de eerste en tweede pijler (monetaire en budgettaire stimulus) van het Abenomics-programma af. Het is vooral van belang voor Japan om de hervormingen van de derde pijler door te voeren. Een geleidelijke BTW-verhoging in plaats van een verhoging in één keer, zoals aanbevolen door het IMF, kan de schok voor de economie verzachten. Arbeidsmarkthervormingen kunnen bijdragen aan het beperken van de daling van de arbeidsparticipatie als gevolg van de vergrijzing.

Aan het begin van dit jaar was mondiaal veel onrust en onzekerheid over de economische groei in China en de herbalansering van de economie in de richting van consumptiegedreven groei. Het IMF bevestigt in zijn meest recente raming dat deze zorgen over een «harde landing» voor de Chinese economie vooralsnog voorbarig zijn. Het IMF verwacht dat de groei dit jaar met 6,6% zelfs licht hoger uitvalt dan eerder dit jaar geraamd. Voor volgend jaar zal de geleidelijke afzwakking van groei doorzetten, maar blijft deze met een verwacht groeicijfer van 6,2% nog steeds hoog. Tevens is in 2016 tot dusver de uitstroom van kapitaal uit China verminderd en zijn deviezenreserves gestabiliseerd. Deze transitie naar een meer consumptiegedreven groeipad is een positieve ontwikkeling, waarbij groei naar mening van het Koninkrijk vooral marktgedreven moet zijn en niet enkel gebaseerd dient te worden op voortdurende beleidsstimulus, zowel budgettair als monetair. Dit kan o.a. worden bereikt door markten een grotere rol te geven in de allocatie van middelen; dit kan worden versneld door verdere hervormingen van staatsbedrijven en het financieel systeem door te voeren. Een andere wenselijke maatregel is het vrijgeven van de kapitaalrekening en de wisselkoers waarbij de eventuele gevolgen voor de financiële stabiliteit en de binnenlandse groei op de korte termijn moeten worden meegewogen.

De economische vooruitzichten voor de andere grote opkomende economieën lopen uiteen. De verwachtingen voor India blijven hoog met groeicijfers boven de 7%. India profiteert van de lagere dollar prijs maar ziet tegelijkertijd een lichte terugval van de investeringen. In Brazilië lijkt de krimp haar dieptepunt achter zich te hebben gelaten. Het ondernemersvertrouwen neemt weer toe en het IMF verwacht dat de recessie in 2016 minder heftig zal zijn en de economie weer met 0,5% groeit in 2017. Er blijft echter sprake van grote politieke onzekerheid.

Na een lange periode van hoge groei zakt de groei in lage inkomenslanden terug als gevolg van lagere grondstofprijzen, groeivertraging in de belangrijkste handelspartners, een appreciatie van de dollar en hogere financieringskosten. In sommige delen van Afrika zijn de voedselproblemen ernstiger geworden. Na jaren van stabiele en relatief lage inflatie is de inflatie in veel landen weer gestegen als gevolg van de depreciatie van de binnenlandse munt en hogere voedselprijzen door droogte. Het IMF voorspelt voor deze groep landen een groei van 3,8% en 5,1% in resp. 2016 en 2017. Het lagere niveau van grondstofprijzen en een lagere instroom van buitenlands kapitaal zal waarschijnlijk betekenen dat de groeicijfers van het afgelopen decennium niet snel terugkeren. Deze hoge groei kwam met name voort uit een instroom van kapitaal en demografische groei terwijl de productiviteitsgroei achterbleef. Voor de komende jaren is het van belang dat lage inkomenslanden hun economieën diversifiëren om de productiviteit te verhogen. Versterking van het ondernemersklimaat en de institutionele kwaliteit en het onderwijs kan hieraan bijdragen. Voor een aantal landen geldt dat de schulden snel zijn gestegen ondanks de schuldverlichting (HIPC/MDRI), waardoor de investeringsruimte beperkt is. Voor deze landen is het zaak om de schuld op een houdbaar pad te brengen en waar mogelijk ruimte vrij te maken voor investeringen door de samenstelling van publieke uitgaven te wijzigen.

Tabel 1: Ramingen reële BBP-groei
 

Meest recente raming

Herziening tov. voorjaarsraming

 

2015

2016

2017

2016

2017

Wereld

3,1

3,1

3,4

– 0,1

– 0,1

Ontwikkelde economieën

1,9

1,8

1,8

– 0,1

– 0,2

Eurogebied

1,7

1,6

1,4

0,1

– 0,2

Verenigde Staten

2,4

2,2

2,5

– 0,2

0,0

Japan

0,5

0,3

0,1

– 0,2

0,2

Verenigd Koninkrijk

2,2

1,7

1,3

– 0,2

– 0,9

Opkomende economieën en ontwikkelingslanden

4,0

4,1

4,6

0,0

0,0

China

6,9

6,6

6,2

0,1

0,0

Rusland

– 3,7

-1,2

1,0

0,6

0,2

India

7,6

7,4

7,4

– 0,1

– 0,1

Brazilië

– 3,8

– 3,3

0,5

0,5

0,5

Lage inkomenslanden

4,5

3,8

5,1

– 0,9

– 0,4

Bron: WEO update, juli 2016

3. Mondiaal financieel vangnet

Binnen het IMF is er afgelopen voorjaar een discussie gevoerd over de toereikendheid en de effectiviteit van het mondiaal financieel vangnet voor landen met een (potentieel) betalingsbalansprobleem. Het IMF heeft een centrale rol in het mondiale financiële vangnet doordat landen aanspraak kunnen maken op (financiële) steun in tijden van crisis. Daarnaast bestaat het mondiaal financieel vangnet uit internationale reserves waarmee landen zelf schokken kunnen opvangen, bilaterale of multilaterale swaplijnen tussen centrale banken voor tijdelijke liquiditeit in buitenlandse valuta en regionale financiële vangnetten (zoals het ESM). Een belangrijke voorwaarde voor het effectief functioneren van het vangnet is goed macro-economisch en financieel beleid en toezicht. Het IMFC heeft tijdens de voorjaarsvergadering vastgesteld dat verbeteringen in het mondiaal financieel vangnet mogelijk zijn om zodoende de effectiviteit te vergroten, waaronder in de samenwerking tussen het IMF en regionale vangnetten en in het IMF instrumentarium.

Tussen het IMF en de Europese instellingen is reeds sprake van een samenwerkingsverband. Het IMF onderzoekt hoe de samenwerking met niet-Europese regionale vangnetten vorm kan krijgen en of er overkoepelend beleid moet komen voor de samenwerking. Voor het Koninkrijk is het van belang dat de onafhankelijke positie van regionale vangnetten en mandaatsverschillen gerespecteerd worden.

Tijdens de jaarvergadering zal nader gesproken worden over de leenfaciliteiten van het IMF en de vraag of alle landen voldoende gesteund kunnen worden bij (potentiële) betalingsbalansproblemen. Het IMF verkent momenteel of er belemmeringen zijn voor landen om (tijdig) een beroep te doen op de steun van het IMF en of dit ondervangen zou moeten worden met nieuwe instrumenten. Dit moet de centrale rol van het IMF in het vangnet waarborgen. Het Koninkrijk vindt het van belang dat het IMF voor alle leden toegankelijk blijft, zowel als het gaat om financiële steun als om advies en monitoring bij het uitvoeren van een macro-economisch hervormingsprogramma. Het Koninkrijk geeft daarbij wel de voorkeur aan een overzichtelijk en relatief beperkt instrumentarium dat flexibel inzetbaar is voor de specifieke betalingsbalansbehoeftes van landen. Het IMF beschikt reeds over diverse kortlopende en langlopende leenfaciliteiten voor betalingsbalanssteun, preventieve steun bij het risico op besmetting via financiële stromen en speciale faciliteiten met lage rentes en lange looptijden voor lage inkomenslanden. Voor de effectiviteit van het mondiaal financieel vangnet en de geboden steun is het wel van belang dat financiële steun gepaard gaat met passende hervormingsvoorwaarden.

4. Middelen en governance

Als onderdeel van de 2010 quota en governance hervormingen hebben Europese ontwikkelde economieën toegezegd om het aantal Europese bewindvoerders in de raad van bewindvoerders met twee te reduceren ten gunste van de opkomende economieën. Deze reductie zou bij de verkiezing van de bewindvoerders dit najaar moeten worden nagekomen. Nederland heeft samen met België door het overgaan op een gezamenlijke zetel in 2012 tot nog toe de grootste bijdrage geleverd en een volledige stoel vrijgespeeld voor opkomende economieën. Daarnaast hebben Zwitserland en de Scandinavische landen bijgedragen door binnen hun kiesgroepen de positie van bewindvoerder te rouleren met opkomende economieën. Momenteel resteert nog steeds ongeveer een derde stoel die op structurele basis geleverd moet worden. Het Koninkrijk is van mening dat deze een derde stoel door andere Europese landen moet worden geleverd, maar discussies hierover hebben tot nu toe geen structurele oplossing geboden. Wel is het zo dat vanaf november Polen als opkomende economie de bewindvoerder zal leveren in de kiesgroep met Zwitserland en daarmee de komende twee jaar aan de afspraak om twee stoelen in te leveren is voldaan. Overigens zal vanaf november de Nederlands-Belgische kiesgroep een Belgische bewindvoerder krijgen voor een periode van vier jaar en zal Nederland in deze periode de positie van plaatsvervangend bewindvoerder vervullen, net als Oekraïne dat permanent een plaatsvervangend bewindvoerder heeft.

Sinds dit voorjaar wordt ook gesproken over de omvang van het financiële vangnet van het IMF. Naast de permanente quotamiddelen – die begin dit jaar zijn verdubbeld – beschikt het IMF over geleende middelen waar slechts een beperkte groep landen aan bijdraagt: de New Arrangements to Borrow (NAB) en de bilaterale leningen. Wat betreft de NAB zal de raad van bewindvoerders dit najaar bespreken of de faciliteit, al dan niet in de huidige vorm, wordt voortgezet. De bilaterale leningen beginnen dit najaar af te lopen. Deze leningen zijn ten tijde van de schuldencrisis in Europa door een beperkte groep landen ter beschikking gesteld om het IMF van voldoende middelen te voorzien. De Nederlandse bijdrage is gelijk aan 13,61 miljard euro. Deze middelen mogen alleen gebruikt worden als de overige middelen tekort schieten, wat in de afgelopen jaren niet het geval is geweest. Het Koninkrijk vindt het van belang dat het IMF over voldoende financiële slagkracht blijft beschikken, waarbij de permanente quotamiddelen de basis moeten blijven vormen. Het IMF heeft voorgesteld om een nieuwe ronde van bilaterale leningen af te sluiten om staartrisico’s te kunnen blijven opvangen. De Raad van Bewindvoerders heeft dit voorstel gesteund. Nederland heeft daarom een nieuw verzoek ontvangen voor het verstrekken van een tijdelijke bilaterale lening. Het Koninkrijk gaat zich beraden op een mogelijke nieuwe Nederlandse bijdrage en zal de Kamer hierover nader informeren.

5. Programma’s

De onafhankelijke evaluatiedienst van het IMF heeft in juni de betrokkenheid van het IMF bij de eurozone crisis geëvalueerd. Specifiek zijn ook het IMF programma voor Griekenland (uit 2010) en de programma’s voor Ierland, Portugal en Spanje geëvalueerd. De evaluatiedienst heeft een aantal beleidsaanbevelingen gedaan voor de toekomstige betrokkenheid van het IMF bij programma’s met landen in een muntunie. De raad van bewindvoerders heeft de reactie van de Managing Director Lagarde op de aanbevelingen breed gesteund1 en het IMF zal hier de komende tijd opvolging aan geven. Het IMF heeft inmiddels verschillende lessen getrokken uit de uitzonderlijke omstandigheden van de eurocrisis en diverse stappen genomen om zowel zijn beleid als macro-economisch toezicht te versterken. Het Koninkrijk vindt het van belang dat het IMF continu zijn beleid voor programma’s evalueert. Het werk van de onafhankelijke evaluatiedienst draagt hier in belangrijke mate aan bij.

Het IMF is intensief betrokken bij het nieuwe Griekse leningenprogramma van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) dat in augustus 2015 van start is gegaan, maar neemt nog niet formeel deel aan dit programma. Bij de Eurogroep van 14 augustus 2015 heeft Managing Director Lagarde aangegeven een positief advies over deelname aan het programma te kunnen geven aan de raad van bewindvoerders als aan twee voorwaarden is voldaan. Het betreft ten eerste een volledige specificatie van maatregelen op het gebied van de begroting, de pensioenen en de financiële sector. Ten tweede verlangt het IMF dat er een akkoord wordt bereikt over mogelijke schuldmaatregelen waarmee de schuldhoudbaarheid gegarandeerd kan worden.

Griekenland heeft in juni belangrijke hervormingen doorgevoerd in het kader van de eerste voortgangsmissie. Het betrof hierbij onder andere een belastinghervorming, pensioenhervorming en de oprichting van een privatiseringsfonds. Deze maatregelen dragen bij aan het behalen van de afgesproken begrotingsdoelstellingen. Daarnaast heeft een herkapitalisatie van de bankensector plaatsgevonden. Hiervoor is een bedrag van 5,4 miljard euro gebruikt vanuit het ESM-programma. Dit is aanzienlijk minder dan de maximaal gereserveerde 25 miljard euro, mede dankzij de toepassing van bail-in. Tot slot is de Eurogroep in mei een voorlopig pakket aan schuldmaatregelen overeengekomen. Deze zullen gefaseerd worden geïmplementeerd, als dit nodig is om te voldoen aan de afgesproken benchmark voor de jaarlijkse financieringsbehoefte en op voorwaarde van naleving van de afspraken uit het ESM-programma.

De Eurogroep heeft bij de vergadering in mei de intentie verwelkomd van het IMF Management om de IMF Board te adviseren een IMF-leningenprogramma voor Griekenland voor het einde van 2016 goed te keuren. Het is uiteindelijk aan de IMF raad van bewindvoerders om een beslissing te nemen over deelname aan het programma. Conform IMF-beleid, zal goedkeuring door de raad geschieden op basis van een update van de schuldhoudbaarheidsanalyse en een beoordeling van de schuldmaatregelen overeengekomen in de Eurogroep.

Onder het vierjarige EFF-programma van Oekraïne wordt, ondanks de vertraging die het afgelopen jaar is opgetreden, nog steeds vooruitgang geboekt. De tweede voortgangsrapportage onder het IMF programma is recentelijk afgerond. Het programma heeft een totale omvang van 12,35 miljard SDR (ruim 17 miljard US dollar), waarvan nu 5,4 miljard SDR is uitgekeerd. De macro-economische situatie in Oekraïne is het afgelopen jaar gestabiliseerd, maar er blijven nog steeds uitdagingen bestaan om hervormingen door te voeren om de economische groei verder aan te jagen. Het IMF geeft aan dat het aanpakken van corruptie, het hervormen van staatsbedrijven en het versterken van de overheidsfinanciën prioriteit blijven. Het Koninkrijk ondersteunt het IMF programma aan Oekraïne en vindt het belangrijk dat Oekraïne haar economie verder blijft hervormen.

Om de kiesgroeprelatie verder te versterken en financieel-economisch stabiliteit op de oostflank van Europa te bevorderen heeft Nederland in samenwerking met het IMF in juni dit jaar een nieuw IMF-programma voor capaciteitsopbouw gelanceerd; the Netherlands- IMF Capacity Development Partnership Program. Hiermee wordt het transitieproces in Oekraïne en de regio extra ondersteund en wordt het mogelijk voor het IMF om op aanvragen voor technische assistentie vanuit deze landen in te gaan waar nog onvoldoende financiering beschikbaar voor was. Het gaat om Armenië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Oekraïne en de niet-kiesgroeplanden Albanië en Kosovo. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft hiervoor 12 miljoen euro over een periode van drie jaar beschikbaar gesteld. Het programma richt zich op capaciteitsopbouw op de terreinen budgettair beleid, monetair/ financieel en statistiek. De activiteiten zijn vraaggestuurd en afhankelijk van de politieke wil en absorptiecapaciteit, bepaald door het IMF. Deze steun komt bovenop technische assistentie die Nederland in bilateraal verband al levert aan de kiesgroeplanden via het Ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank, gedeeltelijk gefinancierd door BZ.

Naar boven