26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee

Nr. 189 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, het verslag aan van de voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep, die plaatsvond van 15 tot en met 17 april j.l. in Washington DC. Op 31 maart j.l. is uw Kamer per brief (Kamerstuk 26 234, nr. 184) geïnformeerd over de beoogde inzet.

Het hoofdonderwerp van de voorjaarsvergadering was «Irreguliere Migratie en Ontwikkeling». De strategie van de Bank voor de komende vijftien jaar, de Forward Look, was het belangrijkste thema van het Development Committee. U wordt in deze brief tevens geïnformeerd over het safeguards- en klimaatbeleid van de Bank. Tenslotte bevat de brief, conform de toezeggingen aan de Kamer tijdens het AO van 5 april 2016 informatie over CO2-beprijzing, het beloningsbeleid van de Bank en het aandeel van het Nederlandse bedrijfsleven in aanbestedingen.

De schriftelijke en mondelinge interventie die ik namens de Nederlandse Kiesgroep inbracht bij het Development Committee zijn bijgevoegd, evenals het Communiqué van het Development Committee 1.

1. Irreguliere Migratie en Ontwikkeling

Tijdens het Development Committee presenteerde de Bank een eerste aanzet voor aangescherpt beleid met betrekking tot irreguliere migratie en ontwikkeling. Door in politiek en sociaal-economisch instabiele landen instituties te versterken en de (toegang tot) werkgelegenheid en basisvoorzieningen zoals onderwijs te verbeteren voor met name vrouwen en jongeren, kan stabiliteit worden bevorderd en een toekomstperspectief worden geboden aan de lokale bevolking. In gebieden waar grote groepen vluchtelingen in de regio worden opgevangen, dragen dergelijke programma’s bij aan een duurzame integratie van vluchtelingen en ontheemden in de gastgemeenschappen. De Bank benadrukte hierbij het feit dat de organisatie goed gepositioneerd is om zowel grondoorzaken van irreguliere migratie weg te nemen als om de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen crises te vergroten. De Bank ziet daarom voor zichzelf een actieve rol bij huidige crises, zoals bijvoorbeeld in de Syrië-regio.

Steun aan de Syrië-regio stond centraal gedurende een daartoe georganiseerde pledging-sessie. Nederland wees op zijn toezegging van 10 miljoen euro uit februari j.l. aan de Concessional Financing Facility van de Wereldbankgroep. Deze faciliteit zal zomer 2016 de eerste zachte leningen verstrekken aan Jordanië en Libanon. Nederland heeft met deze vroege toezegging mogelijk een aanjagende rol vervuld: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Canada, Japan en de EU zullen nu ook aan dit fonds bijdragen voor in totaal 880 miljoen euro.

In het high-level evenement over irreguliere migratie, dat werd ingeleid door president Kim, de VN secretaris-generaal Ban ki-Moon, de president van de Europese Commissie Juncker en Koningin Rania van Jordanië, benadrukte Nederland het belang van brede partnerschappen om irreguliere migratie en ontheemding te voorkomen dan wel tegen te gaan. Van groot belang is dat hulp ongeoormerkt en transparant moet zijn: «disclose what you are doing», aldus Nederland. Dit is ook van belang in de discussies rond de vernieuwing van humanitaire hulp. Het creëren van banen in zowel de gastlanden die vluchtelingen opvangen als in de fragiele landen is prioriteit. Daarvoor zijn buitenlandse investeringen en de ontwikkeling van het lokale Midden- en Kleinbedrijf nodig. Handel en ontwikkeling moeten daarbij hand in hand gaan.

2. Strategie 2030, de Forward Look

Een belangrijk agendapunt van deze voorjaarsvergadering was de strategie voor de komende vijftien jaar waar de Bank momenteel aan werkt, de zogeheten Forward Look. President Kim zette hierbij uiteen hoe de Bank de komende vijftien jaar uitvoering wil geven aan de twee kerndoelstellingen van de Bank (het uitbannen van extreme armoede in 2030 en gedeelde welvaart), om daarmee een bijdrage te leveren aan de duurzame ontwikkelingsdoelen, de Global Goals en de klimaatafspraken.

De focus van de Bank moet blijven op het kernmandaat. Nederland heeft dit in gesprekken met het topmanagement duidelijk gemaakt. Extra inzet in fragiele arme landen, waar extreme armoede zich de komende vijftien jaar zal concentreren, is hierbij prioriteit. Verdere decentralisatie van personeel van de Bank naar de landen- en regionale kantoren is noodzakelijk om de voorbereiding en uitvoering van projecten op een meer effectieve wijze ter hand te nemen. Robuuste safeguards waarbij de stem van de lokale gemeenschap wordt gehoord, zijn hierbij van belang.

Ondanks het feit dat de 2030-agenda ambitieus is, is het voor Nederland niet evident dat het creëren van een grotere Bank door middel van een kapitaalverhoging noodzakelijk is. Door slimmer om te gaan met eigen middelen, en daar ook bedrijfsleven en particuliere fondsen bij te betrekken, kan de Bank investeringen in ontwikkelingsprogramma’s verder vergroten.

Een beter inzicht in de vraag naar leningen in de toekomst is daarbij onontbeerlijk, zeker als op termijn meer en meer ontwikkelingslanden zich aan armoede ontworstelen, waarbij zij zelf inkomsten gaan genereren uit belastingen. Nederland daagde de Bank in het Development Committee dan ook uit om eerst met aandeelhouders het gesprek aan te gaan hoe de kwaliteit van het werk van de Bank verder kan worden verbeterd, om pas daarna, op basis van een solide business case, een kapitaalverhoging aan de orde te stellen.

3. Safeguards

In het gesprek met Managing Director Sri Mulyani Indrawati heeft Nederland opnieuw gevraagd om een betere inbedding van mensenrechten, arbeidsrechten en rechten van inheemse volkeren in de ontwerptekst van het safeguards-beleid. Volgens de Bank zijn deze delen van de tekst echter nog bijzonder controversieel. Nederland zegde toe zich constructief op te zullen blijven stellen, maar niet in te kunnen stemmen met verwaterde standaarden. Ook is zorg uitgesproken over de capaciteit in klantlanden om zelf risico’s van projecten in kaart te brengen en maatregelen te treffen om mogelijke schadelijke gevolgen van projecten te voorkomen. Na vier jaar consulteren met overheden en maatschappelijk middenveld, lijkt het einde van het herzieningsproces in zicht. In het statement van Nederland is benadrukt dat goede safeguards, naast bescherming van mens en milieu, zeer van belang zijn voor goede ontwikkelingsresultaten («this is not a donor agenda, this is a development agenda») en dat het herzieningsproces spoedig afgerond dient te worden.

Tijdens het kennismakingsgesprek met de nieuwe Chief Executive Officer van de International Finance Corporation (IFC) Le Houérou is gesproken over het IFC-beleid ten aanzien van het gebruik van off shore centra en belastingparadijzen. In dat gesprek is aangegeven dat belastingontwijking onwenselijk is en niet met publieke middelen gefaciliteerd mag worden. Instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking moeten voldoen aan hoge standaarden ter voorkoming van belastingontduiking en belastingontwijking. Maximale transparatie van alle partijen is daarbij nodig. Le Houérou gaf aan dat de Bank due diligence uitvoert met financiële intermediairs, maar dat investeringen in de armste landen vaak niet mogelijk zijn zonder offshore constructies, bijvoorbeeld in landen waar geen juridische bescherming van investeringen bestaat. Hij riep Nederland op om concrete gevallen van misbruik vooral te melden, zodat deze door de Bank kunnen worden aangepakt.

4. Klimaat en CO2-beprijzing

In 2014 leverde de Bank de grootste bijdrage aan klimaatfinanciering van alle ontwikkelingsbanken, namelijk USD 9,2 miljard. De Bank is met afstand de grootste verstrekker van financiering voor adaptatie projecten, met een projectenportefeuille ter waarde van USD 3,1 miljard. Dit is twee keer zoveel als alle andere ontwikkelingsbanken bij elkaar. Tijdens de Klimaattop in Parijs kondigde de Bank aan een groter deel van de portefeuille te zullen besteden aan klimaat. Momenteel is dat 21%, maar dit zal de komende 5 jaar groeien tot 28%. Vanuit Nederland bestaat veel waardering voor de Bank, omdat deze voorop blijft lopen bij standaardsetting en wereldwijde initiatieven (Carbon pricing initiatives, Zero Routine Flaring Initiative).

Eind 2015 lanceerde de Bank het Africa Climate Business Plan. Dit plan vraagt specifiek aandacht voor de grote klimaatuitdagingen waar Afrika voor staat, en de risico’s van klimaatverandering voor voedselzekerheid, energie en water. Klimaatveranderingen kunnen de ontwikkeling die Afrika de afgelopen decennia heeft doorgemaakt teniet doen, armoede verergeren en conflict aanwakkeren. Het plan geeft aan hoe Afrikaanse regeringen samen met de Bank deze uitdagingen het hoofd kunnen bieden door ruim 20 miljard dollar te investeren om de klimaatweerbaarheid te vergroten en de uitstoot van broeikasgassen te beperken.

In een bijeenkomst met Afrikaanse Ministers die werd geleid door vicePresident Diop, en waarvoor Nederland was uitgenodigd, waren aanwezigen het erover eens dat de uitdagingen waar Afrika voor staat vooral als een kans moet worden gezien: Afrika vertegenwoordigt nu nog maar een fractie van de totale CO2-uitstoot. Juist nu inzetten op ontwikkeling met de nieuwste technieken kan voorkomen dat Afrika in de toekomst een grote vervuiler wordt. Nederland bepleitte hierbij om te stoppen met het financieren van kolencentrales. Slechts wanneer er sprake is van acute energienood én er een geloofwaardig lange termijn traject op het gebied van hernieuwbare energie wordt opgezet, kan hier in zeer uitzonderlijke gevallen van worden afgeweken. Voorts spoorde Nederland de Bank aan om de samenwerking tussen de Global Practices voor landbouw, energie en water te verbeteren en daarin als One World Bank Group te opereren. Dit biedt namelijk kansen voor co-benefits. Nederland sprak waardering uit voor de in het plan voorziene koppeling van al lopende waterinitiatieven. Er gebeurt al veel in de regio maar dit kan effectiever: niet «do more» maar «do better».

Nederland nam ook deel aan de Inaugural High-Level Assembly Meeting van de Carbon Pricing Leadership Coalition. De bijeenkomst werd voorgezeten door de co-voorzitters Ségolène Royal, Franse Minister voor ecologie, duurzame ontwikkeling en energie, en Feike Sijbesma, CEO van DSM. Naast een groot aantal Ministers, CEO’s en het maatschappelijk middenveld, waren de leiders van de VN, de Wereldbank, het IMF en de OESO hierbij aanwezig, hetgeen brede steun voor de coalitie onderstreepte. Allen benadrukten dat het beprijzen van CO2 een belangrijk en effectief instrument is om de uitstoot van emissies terug te dringen en duurzame investeringen te stimuleren. Nederlandse bedrijven die vaak al CO2-arm produceren, kunnen aan deze agenda bijdragen met kennis en kunde, en tegelijkertijd ook van deze ontwikkelingen profiteren.

5. Human Resources

In 2014 was Nederland, naast Zwitserland, Finland en Canada, één van de initiatiefnemers van een studie naar het beloningsbeleid bij verschillende internationale financiële instellingen en de Verenigde Naties. De studie is door Zweden en het Verenigd Koninkrijk gefinancierd, en inmiddels afgerond. Het is echter niet vrijgegeven, omdat er geen overeenstemming tussen de twee landen bestaat over de eindconclusies. De belangrijkste bevindingen in het concept-rapport onderschrijven in algemene zin de standpunten van Nederland.

Nederland hecht aan een sober beloningsbeleid dat in lijn is met het ontwikkelingsmandaat van de Bank en draagt dit consequent uit in gesprekken met topmanagement, tijdens bijeenkomsten van het Development Committee en in de Raad van Bewindvoerders. Nederland benadrukt hierbij telkens dat kwaliteit niet alleen om de hoogte van het salaris gaat. Nederland heeft zich de afgelopen jaren consequent tegen salarisverhogingen van personeel uitgesproken en vindt daarin medestanders bij sommige Westerse landen. Dit blijkt echter onvoldoende om een blokkerende meerderheid te vormen. Over de positie en het stemgedrag van individuele landen kunnen geen uitspraken worden gedaan, omdat de stemming geheim is.

In gesprekken over personeelsbeleid dringt Nederland er bij de Bank op aan om meer staf vanuit het hoofdkwartier te plaatsen bij de landenkantoren, omdat dit leidt tot betere resultaten in het veld. De Bank kan in de klantlanden maatwerk

leveren, met meer oog voor de lokale context en de wensen van de klantlanden. Dit is vooral van belang in fragiele landen waar de situatie vaak bijzonder complex is, en waar gebruikmaking van lokale kennis essentieel is. Loopbaanontwikkelingstrajecten moeten daar meer op worden ingericht, zodat er voor het personeel voldoende prikkels zijn om de stap van Washington naar de landenkantoren te maken.

Omdat Nederland is ondervertegenwoordigd op hoge posities bij de Bank, heeft Nederland de status van «nationality of focus». Dit moet zich vertalen in concrete benoemingen. In gesprekken met topmanagement is hier extra aandacht voor gevraagd.

6. Aanbestedingen

Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in de herziening van het aanbestedingsbeleid van de Bank. De beoordeling van projecten zal vanaf 1 juli 2016, wanneer het nieuwe beleid in werking treedt, meer dan voorheen gebaseerd zijn op kwaliteit en duurzaamheid in plaats van uitsluitend op prijs. De verwachting is dat hierdoor niet alleen de ontwikkelingsrelevantie van projecten zal toenemen, maar ook de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en instellingen bij bankprojecten.

In 2015 is bij de Bank in totaal voor USD 8,5 miljard aanbesteed, verspreid over 7.209 projecten. Nederlandse bedrijven hebben hiervan 36 projecten binnengehaald ter waarde van USD 56,5 miljoen. Dit bedrag is ruim USD 13 miljoen meer dan in 2014. Het aantal projecten daalde echter met tien. Nederlandse bedrijven hebben minder projecten gewonnen, maar wel projecten met een hogere contractwaarde. Waar voorheen de meeste omzet werd behaald in de sector «Health and Social Services», hebben Nederlandse bedrijven het afgelopen jaar voornamelijk projecten gewonnen op het gebied van water, sanitatie en overstromingsbeheer. Dit zijn sectoren waarin Nederland veel expertise heeft.

Het zwaartepunt van de gewonnen projecten ligt dit jaar in Azië. De meeste projecten zijn uitgevoerd in Vietnam en Bangladesh, landen waar de Nederlandse overheid al jaren actief is in de watersector. Van de Nederlandse bedrijven die in 2015 projecten wonnen, scoorde ingenieursbedrijf Royal Haskoning DHV het beste. Het bedrijf grijpt door Nederland gefinancierde projecten aan als een middel om zich te positioneren bij de lokale overheid en bij de Wereldbank.

Aanbestedingen bij de Wereldbank worden gedomineerd door BRICS-landen ten nadele van de OESO-landen. Dit zijn tevens de landen waar (in volume) het grootste deel van de leningen terecht komt. Naast concurrerende tarieven, groeit de lokale capaciteit in deze landen, waardoor OESO-landen nu vermoedelijk vaker actief zijn als onderaannemer bij lokale uitvoerende partijen. Aangezien de Bank geen data opneemt in de statistieken over onderaannemers kan niet worden herleid in welke mate Nederlandse bedrijven als onderaannemer fungeren.

Nederland heeft de ondersteuning van Nederlandse bedrijven vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Nederlandse ambassade in Washington versterkt. Voor komend jaar zal meer ingezet worden op een versterking van de koppeling tussen bedrijven en de bestaande Nederlandse strategische partnerschappen met de Wereldbankgroep op het gebied van water en landbouw. Daarnaast zal worden ingezet op een meer structurele, pro-actieve relatie met een selecte groep kansrijke (nieuwe) bedrijven.

 

2011

2012

2013

2014

2015

Totale waarde gewonnen contracten door Nederlandse bedrijven

$ 44.5 mln

$ 41.8 mln

$ 45.6 mln

$ 43.3 mln

$ 56.5 mln

Totaal aantal gewonnen contracten door Nederlandse bedrijven

62

61

51

46

36

Totale waarde gewonnen contracten bij de Wereldbankgroep

$ 16.3 mrd

$ 16.3 mrd

$ 14.4 mrd

$ 13.2 mrd

$ 8.5 mrd

Totaal aantal gewonnen contracten bij de Wereldbankgroep

12.216

12.875

12.211

11.642

7.209

Tabel 1: Totale waarde en aantal gewonnen contracten door Nederlandse bedrijven bij de Wereldbankgroep FY 2011–2015. Bron: Wereldbankgroep. Gegevens over de gewonnen contracten zijn niet volledig. Alleen contracten die voor prior-review aan de board zijn voorgelegd zijn opgenomen in de statistieken. Tevens zijn er geen gegevens beschikbaar over onderaannemers. Als een lokale vestiging van een Nederlands bedrijf een project wint, wordt dat niet opgenomen onder Nederland, maar onder het land van vestiging.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Raadpeegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven