26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 126 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2012

Ten behoeve van ons algemeen overleg op donderdag 4 oktober a.s. zend ik u, mede namens de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het Development Committee (DC) op 13 oktober 2012.

De minister van Financiën, J. C. de Jager

Geannoteerde agenda voor het algemeen overleg in de Tweede Kamer over de opstelling van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het Development Committee (DC) op 13 oktober 2012.

De Jaarvergadering van het IMF/Wereldbank, die op 12 en 13 oktober zal plaatsvinden, komt dit keer bijeen tegen de achtergrond van voortdurende mondiale economische onevenwichtigheden, oplopende schuldenposities van vele landen, en stijgende grondstoffen- en voedselprijzen.

De Jaarvergadering zal dit jaar plaatsvinden in Tokio, Japan. Eens in de drie jaar vindt de Jaarvergadering plaats buiten de muren van de instellingen in Washington. Het Koninkrijk bedankt de Japanse autoriteiten voor de bereidheid de organisatie dit jaar over te nemen van Egypte.

Onderstaand komen eerst de voor het IMF relevante onderwerpen aan de orde. Daarna wordt ingegaan op de relevante zaken ten aanzien van de Wereldbank.

1. Inleiding IMF

De Jaarvergadering staat voor het IMF in het teken van discussies over de internationale financieel-economische situatie en de IMF quota en governance hervormingen. Hieronder worden deze onderwerpen en de inzet van het Koninkrijk besproken. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de financiële middelen van het IMF. Tot slot wordt ingegaan op het surveillance raamwerk van het IMF en op de rol van het IMF in de crisis.

2. Economische vooruitzichten

De vertraging van de wereldeconomie heeft zich de afgelopen maanden doorgezet. Dit is grotendeels te wijten aan hernieuwde onrust op financiële markten als gevolg van de Europese schuldencrisis en een afzwakking van de conjunctuur in de VS en belangrijke opkomende economieën. In juli heeft het IMF zijn mondiale groeiraming licht neerwaarts bijgesteld tot 3,5% dit jaar en 3,9% in 2013 (WEO update).

De economie van het eurogebied is in het tweede kwartaal met 0,2% (k-o-k) gekrompen. Na nulgroei in het eerste kwartaal heeft het eurogebied weliswaar nog geen twee kwartalen krimp achter elkaar doorgemaakt (de technische definitie van een recessie), maar de economie kromp ook in het vierde kwartaal van vorig jaar al met 0,4%. Feitelijk bevindt het eurogebied zich dus in een milde recessie. De Europese groei had al te lijden onder de economische aanpassingen die noodzakelijk zijn om de schuldencrisis op te lossen en werd in het voorjaar extra geraakt door de afzwakkende wereldhandel en het opnieuw oplaaien van de onrust op financiële markten (zie onder). Het IMF voorspelt in zijn WEO update een krimp van 0,3% dit jaar en een lichte groei van 0,7% in 2013 voor het eurogebied.

De groei van de Amerikaanse economie vertraagde naar 1,5% (k-o-k, geannualiseerd) in het tweede kwartaal van 2012, vooral vanwege de tegenvallende particuliere consumptie. Hoewel seizoensinvloeden en de milde winter hierin meespelen, is ook het onderliggende groeitempo verzwakt. Hiermee kampt de VS voor het derde jaar op rij met een groeivertraging in de eerste helft van het jaar. De Amerikaanse economie blijft kwetsbaar voor schokken vanwege de zwakke binnenlandse vraag, die te lijden heeft onder schuldafbouw bij huishoudens en van de nog steeds fragiele huizen- en arbeidsmarkt. Het IMF verwacht een gematigde groei van 2,0% in 2012 en 2,3% in 2013.

De groei van belangrijke opkomende economieën vertraagt ook, met name in Brazilië, China en India. De conjunctuurcyclus van deze exportgerichte landen hangt sterk samen met de vraag uit Westerse landen. Opkomende economieën hebben zich dus niet kunnen ontkoppelen, al blijft de trendmatige groei wel veel hoger. De hogere trendgroei kwam tot nu toe vooral door een forse groei van export en binnenlandse investeringen. Met name China wil de komende jaren ook de particuliere consumptie stimuleren. Daarnaast kampen sommige van deze landen, bijvoorbeeld in Centraal- en Oost-Europa, met kapitaaluitstroom onder invloed van toegenomen risicoaversie op financiële markten. De groeivertraging komt ook deels door binnenlandse factoren, zoals het effect van renteverhogingen en andere maatregelen om oververhitting en financiële onevenwichtigheden tegen te gaan. Het IMF raamt voor 2012 een gemiddelde groei van 5,6% voor opkomende economieën en voor 2013 een groei van 5,9%.

Risico’s voor de wereldeconomie

De onzekerheid rond deze ramingen is groot, en de risico’s zijn grotendeels neerwaarts. Het grootste risico is het verloop van de Europese schuldencrisis. De relatieve rust op financiële markten die mede was ontstaan dankzij de ruime liquiditeitsvoorziening van het Eurosysteem bleek tijdelijk van aard. Vanaf het voorjaar van 2012 nam de onzekerheid opnieuw toe, mede onder invloed van de politieke en economische situatie in Griekenland, die leidde tot uitstel van hervormingen, en problemen in de Spaanse bankensector. Dit resulteerde in Zuid-Europa onder andere in verder oplopende rentes, verdere kapitaaluitstroom en een daling van de kredietverlening. De onrust lijkt weer enigszins afgenomen na de Europese top in juni, maar de situatie blijft fragiel. Veel zal afhangen van de voortgang in de komende maanden, niet alleen met betrekking tot de budgettaire en economische aanpassing in individuele lidstaten, maar ook met betrekking tot de verdere invulling van de afspraken uit de Europese top.

Een tweede risico is de onzekere budgettaire situatie in de VS. De VS behoort tot de budgettair meer kwetsbare Westerse landen, met een geraamd begrotingstekort van 8,3% bbp in 2012 en een geraamde staatsschuld van 106,7% bbp (IMF Fiscal monitor update). De VS heeft nog geen geloofwaardige budgettaire consolidatiestrategie op middellange en lange termijn. Zonder nieuwe wetgeving dreigt bovendien een abrupte budgettaire consolidatie van 5,1% bbp in 2013, die het land opnieuw in recessie zou brengen. Daarnaast is begin 2013 waarschijnlijk een nieuwe verhoging van het wettelijke schuldplafond nodig. De besluitvorming hierover verloopt moeilijk, mede vanwege de presidentsverkiezingen in november, wat kan leiden tot verlies van vertrouwen en uitstel van bestedingen. Bovendien kent de VS een opvallend grote stijging van de vergrijzinguitgaven, omdat de zorguitgaven naar verwachting hard zullen blijven stijgen.

Een laatste risico is dat de kapitaalinstroom naar opkomende markten omslaat, net als tijdens de financiële crisis. Deze omslag is mogelijk onder invloed van externe factoren, zoals een toename van mondiale risico-aversie bij verdere escalatie van de problemen in het eurogebied of eventueel de VS. De omslag is echter ook mogelijk door interne factoren. Veel opkomende economieën zijn de laatste jaren zeer snel gegroeid, ondersteund door een hoge groei van de kredietverlening. Het is mogelijk dat sommige van deze landen financiële onevenwichtigheden, bijvoorbeeld in de vorm van hoge kredietgroei, tekorten op de lopende rekening en/of zeepbellen op de onroerend goedmarkt, hebben opgebouwd.

Beleidsprioriteiten

Om de risico’s voor de wereldeconomie te verminderen is het in de eerste plaats nodig dat individuele landen zich structureel versterken. Een geloofwaardige budgettaire consolidatiestrategie is essentieel om het vertrouwen van financiële marktpartijen terug te winnen of te behouden. Dit geldt het sterkste in de kwetsbare landen in het eurogebied, maar zeker ook voor andere hoogontwikkelde economieën in Europa alsmede de VS en Japan. Naast deze noodzakelijke consolidatie is het nodig dat landen hun groeivermogen versterken via  structurele hervormingen, met name op arbeids- en productmarkten. In het eurogebied zal dit helpen om de onevenwichtigheden op de lopende rekening te verminderen. Maar een hoger structureel groeivermogen is, ook tegen de achtergrond van de vergrijzingproblematiek, voor bijna alle hoogontwikkelde landen van belang. De hoge werkloosheid in veel hoogontwikkelde economieën maakt ook de groei van de werkgelegenheid tot beleidsprioriteit.

Tijdens de Jaarvergadering zal het IMF nieuwe analyses en beleidsaanbevelingen presenteren op het gebied van economische ontwikkelingen (WEO), financiële stabiliteit (GFSR) en begrotingsbeleid (Fiscal Monitor). Dit dient als basis voor intensieve beleidsdialoog in onder meer het IMFC.

3. IMF quota en governance

Eind 2010 is een akkoord bereikt over een pakket aan quota en governance hervormingen waarmee de legitimiteit en effectiviteit van het IMF verder wordt vergroot. Dit pakket bestaat uit afspraken over 1) de verdubbeling van quotamiddelen, 2) een reductie van Europese vertegenwoordiging in de Raad van Bewindvoerders, en 3) de herziening van de quota(formule).

1. Verdubbeling quotamiddelen, en verschuiving stemgewichten

Om het IMF van voldoende middelen te voorzien en een verschuiving van de quotaaandelen mogelijk te maken, is in 2010 besloten de quota te verdubbelen. Deze verhoging wordt pas effectief indien voldoende IMF-leden instemming van hun parlementen hebben verkregen.1 Gelijktijdig en overeenkomstig zal de New Arrangements to Borrow (NAB) worden teruggebracht. Hoewel is afgesproken dat landen er naar streven de wijzigingen uiterlijk in het najaar van 2012 te ratificeren, wordt dit mogelijk niet gehaald. Het Koninkrijk heeft de benodigde stappen voor de ratificatie doorlopen en vraagt ook andere landen dit spoedig te doen.2

2. Reductie Europese stoelen in de Raad van Bewindvoerders

Nederland heeft overeenstemming bereikt met België en Luxemburg over het vormen van een nieuwe kiesgroep in het IMF. Het voornemen is om de nieuwe kiesgroep – bestaande uit landen uit de huidige Nederlandse kiesgroep, België en Luxemburg- met ingang van november 2012 van start te laten gaan (de Tweede Kamer is hierover via kamerbrief 26 234 – nr 125  geïnformeerd). De overeenstemming zal leiden tot een krachtige en toekomstbestendige kiesgroep en staat garant voor een belangrijke stem in IMF-besluitvorming. Met deze stap geven Nederland en België invulling aan de afspraak, gemaakt in de G20 en bevestigd in IMF-verband, dat twee stoelen van ontwikkelde Europese economieën in de IMF-Board vrij worden gemaakt voor invulling door opkomende economieën.

Ook drie andere Europese kiesgroepen zullen hier een bijdrage aan leveren. Zo zal Zwitserland zijn stoel met Polen gaan delen. In de kiesgroep met Scandinavische landen gaan de Baltische staten mee roteren op de stoel van bewindvoerder. En in de kiesgroep met Oostenrijk zullen vanaf 2014 Turkije, Tsjechië en Hongarije beurtelings de bewindvoerder gaan leveren. De hervorming van de IMF-Board is nog niet afgerond. Verdere verschuivingen zijn goed denkbaar. Door pro-actief op te treden hebben Nederland en België echter nu de zekerheid van een vaste plek in het bestuur van het IMF.

3. Herziening quotaformule

In januari 2013 dient er een akkoord te zijn over een nieuwe quotaformule. Deze formule dient als basis voor de quotaherziening waar in januari 2014 een besluit over wordt genomen. Het quotum is van belang omdat het de financiële bijdrage van landen aan het IMF en het stemgewicht bepaalt en tevens als richtlijn dient voor de toegang van landen tot financiële steun van het Fonds. Afgesproken is dat moet worden gekomen tot een simpele en transparante formule die de relatieve posities van landen in de wereldeconomie goed reflecteert. De uiteindelijke quotaherziening in 2014 zal zeer waarschijnlijk leiden tot een verhoging van de quota van dynamische opkomende en ontwikkelende economieën.

De herziening van de formule is dit jaar meerdere malen besproken in zowel de IMF board, als in de IMFC Deputies Working Stream on the Quota Formula. Ook in G20-verband is de formule aan de orde gekomen. Posities liggen momenteel nog ver uiteen. Het Koninkrijk wil er toe bijdragen dat de deadline van januari 2013 wordt gehaald en stelt zich op als constructieve partner. Hierbij blijft het Koninkrijk inzetten op een formule waarin niet alleen BBP maar ook openheid voldoende wordt weerspiegeld, omdat dit een indicator is van de mate van integratie in de wereldeconomie. Dit sluit tevens nauw aan bij het mandaat van het Fonds om internationale handel te stimuleren. Daarnaast is openheid een weergave van de mate waarin een land een beroep doet op en kan bijdragen aan de middelen van het Fonds. Tot slot zet het Koninkrijk er omwille van legitimiteit op in dat de discussie en besluitvorming over de herziening van de quota(formule) in het IMF.

4. Recente ontwikkelingen IMF surveillance

De crisis heeft aangetoond dat verbetering van de mondiale en bilaterale surveillance door het IMF cruciaal is. In dit kader heeft het Fonds al belangrijke stappen gezet met de introductie van een spilloverrapport waarin grensoverschrijdende effecten van het binnenlands beleid van de vijf grootste economieën ter wereld (VS, eurozone, VK, Japan en China) in kaart worden gebracht, en het samengestelde multilaterale surveillance rapport (CMSR). Dit laatste brengt de belangrijkste risico’s en boodschappen samen die in de IMF WEO, GFSR en Fiscal Monitor publicaties worden geïdentificeerd.

Recent heeft het IMF de nieuwe «Integrated Surveillance Decision on Bilateral and Multilateral Surveillance (ISD)» goedgekeurd. De ISD wordt eind dit jaar effectief ter vervanging van het huidige juridische raamwerk voor surveillance uit 2007. Een dergelijk overgangsperiode wordt ingebouwd om ervoor te zorgen dat o.a. duidelijke richtlijnen voor IMF staf worden opgesteld. Het Koninkrijk heeft de ISD nadrukkelijk gesteund en verwelkomt de verduidelijking van het IMF-mandaat op het gebied van mondiale financiële en economische stabiliteit.

Een belangrijk voordeel van de ISD ten opzichte van het huidige raamwerk is dat de bilaterale surveillance van het IMF – in de vorm van onder andere Artikel IV consultaties – tevens gebruikt zal worden als input voor multilaterale surveillance. Dit stelt het Fonds in staat om een continue dialoog met landen te voeren over spillovers van binnenlands economisch beleid, bijvoorbeeld op het terrein van kapitaalstromen of de interactie tussen de financiële sector en de reële economie, en hier advies over te geven. Daarnaast is in het surveillance mandaat in de ISD een bredere definitie van externe stabiliteit voorzien, die niet uitsluitend op wisselkoersbeleid is gericht maar bijvoorbeeld ook de financiële sector meeneemt. Dit biedt een juridische basis voor het IMF en het lidmaatschap om elkaar te kunnen aanspreken op meerdere beleidsterreinen (peer pressure). Het Koninkrijk kijkt in dit kader uit naar het Strategic Plan for Financial Sector Surveillance dat in de komende maanden in de IMF Raad van Bewindvoerders zal worden besproken. Het is belangrijk dat IMF surveillance op het gebied van de mondiale financiële en economische stabiliteit verder wordt versterkt.

Voorts introduceerde het IMF in de zomer een nieuw External Sector Report (ESR), gericht op het effectiever maken van het IMF advies voor landen met externe onevenwichtigheden. Het ESR geeft een momentopname van de externe posities van de 28 grootste economieën, waaronder Nederland, en wijst op mogelijke beleidsreacties om onevenwichtigheden tegen te gaan. Het ESR evalueert niet alleen of door individuele landen gevoerd wisselkoersbeleid overeenkomt met de economische fundamenten, maar heeft juist een bredere (multilaterale) invalshoek. Zo wordt ook gekeken naar de samenstelling van de lopende rekening en kapitaalrekening en de toereikendheid van reserves. Hoewel dit initiatief zich nog in een vroeg stadium bevindt, verwelkomt het Koninkrijk de inspanningen van het Fonds om het mondiale economische landschap en in het bijzonder de onderlinge verwevenheid van landen beter in kaart te brengen.

De ISD en het ESR vormen belangrijke stappen in het adresseren van door de Independent Evaluation Office (IEO) geïdentificeerde gaten in IMF surveillance. De IEO benadrukte al eind 2010 het belang van het tijdig identificeren van risico’s, onder andere m.b.t. besmetting en kwetsbaarheden. Echter, naast verdere integratie en effectievere bilaterale en multilaterale surveillance pleitte de IEO ook voor betere communicatie en intensievere samenwerking tussen de verschillende divisies en afdelingen die het Fonds rijk is. Het Koninkrijk blijft alert op de manier waarop binnen het Fonds wordt (samen)gewerkt.

5. Rol IMF in de crisis

Het IMF speelt een cruciale rol in de bestrijding van de crisis. Het Koninkrijk verwelkomt de betrokkenheid van het IMF vanwege de expertise en onafhankelijkheid die het Fonds heeft. Hierbij is het van belang dat het Fonds haar programma’s grondig en op regelmatige basis evalueert teneinde het effectief functioneren van het IMF te waarborgen. Om deze reden verwelkomt het Koninkrijk de recente evaluatie van het IMF van programma’s in de periode van 2002 tot september 2011. De ervaring met ruim 150 IMF programma’s, waaronder enkele Europese programma’s, wordt in deze evaluatie meegenomen. De bevindingen zijn over het algemeen positief en laten zien dat in de meeste programma’s doelstellingen gericht op macro-economische en financiële stabiliteit worden bereikt. Daarnaast blijkt dat de voorwaarden die het Fonds aan programma’s stelt, beter zijn gestroomlijnd. De aanbevelingen voor toekomstige programma’s richten zich onder andere op het ontwikkelen van betere risico- en schuldhoudbaarheidanalyses alsmede intensieve communicatie met autoriteiten en belanghebbenden over de vormgeving van programma’s. De bevindingen worden onder andere meegenomen in het voorstel voor een nieuw IMF raamwerk voor schuldhoudbaarheid. Dit voorstel wordt dit jaar verwacht.

6. Recente ontwikkelingen IMF middelen

Tijdelijke middelenuitbreiding bijna rond

Aanhoudende spanningen op mondiale markten, die in grote mate voortvloeien uit problemen in Europa, vroegen eind 2011 om een aanvullende gecoördineerde beleidsreactie ten einde een diepe mondiale crisis te voorkomen. Hoewel daadwerkelijke beleidsaanpassingen en preventie de eerste verdedigingslinie moeten blijven om rust te brengen, is het wat het Koninkrijk betreft belangrijk een geloofwaardig, stevig en mondiaal financieel vangnet te hebben. Via EFSF en ESM heeft het eurogebied zelf belangrijke stappen gezet. Tegelijkertijd heeft het IMF ook een verantwoordelijkheid, zowel wat betreft financiering van mogelijke programma’s voor eurolanden als ook voor landen buiten de eurozone die kunnen worden geraakt. Het Koninkrijk heeft daarom eind vorig jaar ingezet op een tijdelijke ophoging van de IMF middelen; eurolanden besloten tijdens de Europese Raad van 9 december 2011 om EUR 150 miljard aan nieuwe bilaterale leningen aan het IMF te verstrekken. Na een gezamenlijke bijeenkomst van het IMFC en de G20 werd tijdens en na de Voorjaarsvergadering van het IMF een groot aantal niet-Europese IMF-leden eveneens bereid gevonden om bilaterale leningen aan het Fonds te verstrekken. Hiermee bedraagt de overeengekomen tijdelijke middelenuitbreiding van het IMF thans USD 456 miljard.

Parallel werd vlak voor de zomer overeenstemming bereikt in de IMF Board over de modaliteiten van betreffende bilaterale leningen; het Koninkrijk zette onder andere in op een gelijke behandeling door het IMF van zijn crediteuren en strikte voorwaarden voor activering van deze laatste financiële verdedigingslinie. Het Koninkrijk draagt EUR 13,61 miljard bij aan de tijdelijke ophoging van de IMF middelen.

Totaal

Nederlandse bijdragen (per eind 2012 en na XIVe hervorming)

   

wisselkoers 29 augustus

 

SDR mld.

EUR mld.

Quota-middelen huidig (SDR 238 mld)

5,16

6,26

Extra quota-middelen na XIVe hervorming (SDR 238 mld)

3,57

4,33

NAB (SDR 182 mld)

4,59

5,57

Nieuwe bilaterale tijdelijke lening (USD 456 mld)

11,23

13,61

PRGT-lening

0,50

0,61

PRGT subsidie

0,0095

0,01

Additionele opbrengsten goudverkoop

De IMF Raad van Bewindvoerders heeft begint dit jaar formeel ingestemd met de afspraak uit 2009 om SDR 0,7 miljard (EUR 0.88 miljard, huidige wisselkoers) aan buitengewone opbrengsten uit de IMF goudverkoop in te zetten voor het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). Het Nederlandse aandeel hierbij is SDR 15.18 mln (EUR 19.04 mln). Deze overheveling vindt plaats om concessionele leningen aan lage inkomenslanden (LICs) te kunnen faciliteren. Het IMF lidmaatschap moet nog een beslissing nemen over de bestemming van de resterende additionele opbrengsten (SDR 1.75 mrd (EUR 2.19 mrd); NLs aandeel bijna SDR 40 mln (EUR 50.1 mln)). Gezien de grote stijging in de uitstaande leningen van het IMF, is het Koninkrijk der Nederlanden van mening dat deze deels in de Precautionary Balances (PBs) van het IMF dienen te vloeien. Deze vormen een interne buffer van het Fonds. Het besluit zal aan de hand van een analyse van IMF staf moeten plaatsvinden, waar de verschillende opties inclusief implicaties worden gepresenteerd.

7. Leeninstrumentarium voor lage inkomenslanden

Om de kwetsbaarheid van de armste landen voor de wereldwijde crisis te verminderen, heeft het IMF in 2009 het concessionele leeninstrumentarium voor lage inkomenslanden herzien. De herziening behelsde het stroomlijnen en flexibeler inzetten van een aantal instrumenten om deze beter aan te laten sluiten bij de behoeften van lage inkomenslanden: het aantal instrumenten is teruggebracht en de nieuwe instrumenten kunnen nu ook worden aangevraagd uit voorzorg, in acute situaties en voor kortere perioden. Zo kunnen landen met langdurigere betalingsbalansproblemen een Extended Credit Facility (ECF) aanvragen. De Standby Credit Facility (SCF) steunt landen met kortdurende betalingsbalansproblemen en kan ook uit voorzorg worden aangevraagd. De Rapid Credit Facility (RCF) biedt steun bij acute betalingsbalansproblemen, ook als deze ontstaan door binnenlandse factoren. Het bestaande Policy Support Instrument (PSI) is grotendeels intact gebleven. Bij alle instrumenten is er nadrukkelijk aandacht voor de effecten op armoedebestrijding en groei.

Het Koninkrijk verwelkomt de recente evaluatie van de ervaring met het herziene instrumentarium. Deze trekt de voorzichtige conclusie dat de herziening lage inkomenslanden de afgelopen tijd in staat heeft gesteld om de storm te doorstaan en procyclisch beleid te voorkomen. In totaal is er voor de periode 2009 – 2014 SDR 11,3 miljard beschikbaar gesteld voor deze leningen, gefinancierd uit het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). De discussie over financiering na 2014 zal de komende tijd plaatsvinden. Mogelijke financieringsbronnen zijn nieuwe bilaterale bijdragen van donoren en (een deel van) de resterende opbrengsten van de goudverkoop.

Daarnaast is het Koninkrijk voorstander van het vergroten van maatwerk binnen de bestaande faciliteiten, zodat de (beperkte) middelen daar ingezet kunnen worden waar de behoefte het grootst is. Hierbij dient het IMF binnen zijn mandaat te blijven gericht op korte en middellange termijn betalingsbalansschokken. Een nauwe samenwerking met de Wereldbank is hierbij van belang aangezien zij elkaar op dit gebied kunnen aanvullen.

8. Inleiding Wereldbank

De voortdurende mondiale economische onevenwichtigheden, oplopende schuldenposities van vele landen, en stijgende grondstoffen- en voedselprijzen bergen het risico in zich dat veel in het verleden behaalde resultaten in de strijd tegen de armoede weer teniet worden gedaan. Met name de stijgende grondstoffen- en voedselprijzen raken opkomende economieën en ontwikkelingslanden, waar mensen een relatief groot deel van hun inkomen besteden aan energie en voedsel.

De aanwezigheid in Japan biedt de Wereldbank Groep (WBG) en de internationale gemeenschap de mogelijkheid te leren van de Japanse ervaringen met het omgaan met grote (natuur)rampen, een uitdaging waar ook veel ontwikkelingslanden mee te maken hebben. Japan zal hiertoe een side-event organiseren in Sendai (tsunamigebied).

Het zal de eerste jaarvergadering zijn voor de nieuwe president van de WBG, dr. Jim Yong Kim. Het Koninkrijk verwelkomt hem en kijkt uit naar de visie van dr. Kim op de toekomst van de WBG.

De onderwerpen die het Koninkrijk tijdens deze jaarvergadering bij de Wereldbank onder de aandacht wil brengen, worden in onderstaande paragrafen nader toegelicht. Ze zijn gevat onder de ontwikkelingsagenda (w.o. fragiele staten, voedselzekerheid en private sector ontwikkeling), de moderniseringsagenda (klantgerichtheid, resultaten en effectiviteit), en de financiële soliditeit van de WBG. IDA (het zachte leningenloket) staat tijdens de jaarvergadering niet op de agenda. Het Koninkrijk zal de bijeenkomst wel benutten om, in de aanloop naar de IDA-16 Mid Term Review (nov 2012) en de start van de onderhandelingen van IDA-17 (maart 2013), de eigen wensen kenbaar te maken.

9. Ontwikkelingsagenda

Het Koninkrijk ziet voor de WBG een leidende rol in de internationale hulparchitectuur. Door haar omvang, kennis, convening power, brede betrokkenheid, waar nodig innovatieve aanpak en coördinerende rol vormt zij een fundament van de internationale ontwikkelingsinspanning. Op alle beleidsrelevante OS-thema’s van het Koninkrijk speelt de Bank een leidende rol, die in veel gevallen ook resulteert in samenwerking met het Koninkrijk. Vooral bij de thema’s fragiele staten, voedselzekerheid en private sector ontwikkeling is de samenwerking intensief, maar ook bij seksuele- en reproductieve gezondheid (SRGR), water en klimaat draagt het Koninkrijk bij aan Wereldbankprogramma’s.

Fragiele staten

Het Koninkrijk streeft in fragiele staten een benadering na die is gericht op korte termijn resultaten om onderling vertrouwen te herstellen en op lange termijn opbouw van instituties en inclusieve politieke processen. Focus moet daarbij liggen op veiligheid, rechtsorde en werkgelegenheid. Het Koninkrijk is nauw betrokken bij de initiatieven die een groep fragiele staten (G7+) onderneemt om deze doelen te bereiken via de New Deal on Engagement in Fragile States, een reeks afspraken opgesteld door fragiele staten en donoren over hoe te opereren in fragiele staten. Over de New Deal bestaat inmiddels grote internationale consensus en het is positief dat de WBG een platform biedt om de gemeenschappelijke doelen voor vrede, veiligheid en rechtsorde verder vorm te geven en actief betrokken is bij het realiseren van de New Deal. Verder pleit het Koninkrijk bij de Bank voor meer capaciteit in het veld onder andere via decentralisatie en versterking van partnerschappen met de VN, regionale organisaties en donoren op basis van uitwisselingen, detachering en joint offices.

De verwachting is dat de toerekening van de beschikbare middelen binnen de WBG aan fragiele staten en conflictlanden een belangrijk thema zal zijn tijdens de aanstaande IDA-17 onderhandelingen. De huidige systematiek, gebaseerd op performance-based allocations, staat ter discussie. Het Koninkrijk neemt actief aan deze discussie deel met als oogmerk een goede balans te vinden tussen flexibiliteit en een prudente besteding van middelen.

Voedselzekerheid

Het waarborgen van voedselzekerheid op langere termijn, een van de prioriteiten van het ontwikkelingsbeleid van het Koninkrijk, vraagt om een brede aanpak. Voedselzekerheid gaat zowel over voldoende voedselproductie als over de toegang van mensen tot voedsel, en de kwaliteit van het voedselpakket. In dat kader vraagt het Koninkrijk vooral aandacht voor de productieketen van de agrarische sector (boer(inn)en, verwerkende bedrijven). Daarbij zijn goed functionerende marktmechanismen essentieel, niet alleen om fysieke toegankelijkheid (distributie, logistiek, opslag) te waarborgen, maar ook vanwege het belang van goede prijsvorming.

Het Koninkrijk steunt de rol van de WBG bij de ontwikkeling van de private landbouwsector in ontwikkelingslanden. Via de International Finance Corporation (IFC), de private sectortak van de Wereldbank, verschaft het Koninkrijk middelen die de toegang voor boer(inn)en tot financiële diensten en producten verbeteren. De middelen worden ingezet via het voedselzekerheidsfonds GAFSP (Global Agriculture and Food Security Program).

Private sector ontwikkeling

Private Sector Ontwikkeling (PSO) is een prioriteit in het ontwikkelingsbeleid van het Koninkrijk, omdat PSO bijdraagt aan zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden en van mensen in ontwikkelingslanden. Economische groei is namelijk uiteindelijk een optelsom van vele ondernemingen die inkomens en werkgelegenheid creëren.

Het beleid van het Koninkrijk op het gebied van private sector ontwikkeling omvat vijf pijlers, waarbij intensief wordt samengewerkt met de WBG: 1) Verbetering wet- en regelgeving; 2) Infrastructuurontwikkeling; 3) Financiële sector ontwikkeling; 4) Kennis en kunde; en 5) Markttoegang en marktontwikkeling.

Het World Development Report 2013 over «jobs» haakt in op de relatie tussen economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Ontwikkelingslanden zien werkgelegenheid, vooral voor jongeren, als belangrijkste pijler om armoede te bestrijden en economisch te ontwikkelen. Het Koninkrijk verwelkomt de publicatie van het rapport en legt de nadruk op goede en productieve banen. Dit vereist goed onderwijs, inclusief beroepsonderwijs voor meisjes en jongens, en een lokale private sector die de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen en productieve banen te creëren. Die banen moeten vervolgens beschikbaar zijn voor mannen en vrouwen. Hier kan de WBG tonen hoe het zich concreet inzet om het belang van gender voor economische ontwikkeling handen en voeten te geven.

Seksuele- en reproductieve gezondheid

Het Koninkrijk hecht er zeer aan dat de Wereldbank zich blijft inzetten om de uitdagingen ten aanzien van het bereiken van gender equality, zoals die in het World Development Report 2012 zijn verwoord, het hoofd te bieden. De uitdagingen hangen nauw samen met demografische ontwikkelingen, en het al dan niet behalen van het demographic dividend, het realiseren van economisch groei door toename van het arbeidspotentieel. De WBG heeft een belangrijke rol om demografische ontwikkelingen in haar programma’s te betrekken. Om dit te stimuleren stelt het Koninkrijk middelen beschikbaar die moeten leiden tot toegang voor iedereen tot seksuele voorlichting, goede zorg voor seksuele- en reproductieve gezondheid en tot anticonceptie.

Water

Waterbeheer en toegang tot water zijn essentiële elementen van armoedebestrijding, duurzame economische groei en zelfredzaamheid. Waterbeheer behoort tot de kerncompetenties van het Koninkrijk, of het nu gaat om beheer en inrichting van stroom- en kustgebieden, om duurzame irrigatie- en drainagetechnologie, of om de preventie van, en verlichting na, humanitaire noodsituaties. Als co-voorzitter van de WBG faciliteit, de Global Facility for Disaster Reduction and Recovery, heeft het Koninkrijk water als thematische focus voor deze Global Facility gekozen. Het Koninkrijk zal dit thema onderstrepen tijdens een side-event dat de Japanse autoriteiten in Sendai organiseren.

Klimaat

Door zijn geografische ligging is Japan kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Het was ook in Japan dat voormalig president Zoellick het Wealth Accounting and the Valuation of Ecosystem Services (WAVES) programma van de WBG aankondigde. Het WAVES programma, waaraan het Koninkrijk financieel bijdraagt, ondersteunt ontwikkelingslanden bij het opstellen van «milieurekeningen». In milieurekeningen beschrijven landen de effecten van de eigen economie op het milieu (ecologische voetafdruk) en geeft een economische waarde aan milieuschade en -winst. WAVES zal het onderwerp zijn van een side-event op ministerieel niveau.

10. Moderniseringsagenda

Resultaatgerichtheid en value for money

Het Koninkrijk is van mening dat voortgang op de resultatenagenda verschillende dimensies heeft. In het kader van de IDA-16 Mid Term Review en de IDA-17 onderhandelingen zal de focus liggen op verdere verfijning van het resultatenraamwerk om daarmee ontwikkelingsresultaten nog beter te garanderen. Het Koninkrijk verwacht ook resultaten van de WBG in de wijze waarop het zijn platformrol vervult, samenwerking zoekt met andere multilaterale instellingen en bilaterale donoren. Ten derde houdt het Koninkrijk de vinger aan de pols bij het herzieningsproces van het WBG aanbestedingsbeleid. Het Koninkrijk beschouwt een effectief en efficiënt aanbestedingsproces als een onmisbaar element voor ontwikkelingsimpact. Het Koninkrijk zou daarbij willen dat kwaliteit als gunningscriterium een belangrijkere plek krijgt in aanbestedingsprocessen en dat er meer aandacht komt voor innovatieve manieren van aanbesteden, waarbij technische kwaliteit, standaarden en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) criteria meespelen. Zodoende kan worden gewaarborgd dat een klantland waar voor zijn geld krijgt (value for money).

Prioriteiten nieuwe president

Het Koninkrijk heeft met belangstelling kennis genomen van de eerste toespraken van de nieuwe president van de WBG, dr. Jim Yong Kim. Bij verschillende gelegenheden heeft president Kim zich uitgesproken voor evidence-based solutions boven ideologie. Kim lijkt hiermee aan te geven dat de WBG sterk is in het beschrijven van problemen en het bedenken van oplossingen, maar minder sterk in het vastleggen van kennis en ervaring hoe zaken in de praktijk uitwerken. Tevens worden deze ervaringen onvoldoende «vertaald» naar nieuw beleid en programma-uitvoering. Kim pleit ervoor dat deze kennis en ervaring beter wordt verzameld, gesystematiseerd en breed wordt verspreid. Het Koninkrijk zal president Kim vragen welke maatregelen hij het komend jaar wil nemen om evidence-based solutions binnen de Wereldbank verder vorm te geven. Hierbij zal het Koninkrijk alle Nederlandse OS-beleidsprioriteiten, evenals demografie nauwlettend volgen.

Interne Organisatie

Beloningsbeleid is bij de Wereldbank een ingewikkelde en gevoelige discussie. Dit komt mede doordat veel ontwikkelingslanden en opkomende economieën, de klantlanden van de Bank, in deze discussie pal achter een relatief genereus beloningsbeleid staan. Het Koninkrijk blijft zich desondanks inzetten voor een beloningsbeleid dat concurrerend is, maar ook de doelstellingen van de Wereldbank als een publieke ontwikkelingsinstelling weerspiegelt.

Mede onder invloed van het Koninkrijk is in juli j.l. de salarisverhoging van de bewindvoerders bij de WBG (en het IMF) afgestemd. Het Koninkrijk blijft zich inzetten op dit onderwerp en voert met het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland, Finland en Canada een studie uit naar het beloningsbeleid bij verschillende Internationale Financiële Instellingen en de Verenigde Naties. De uitkomsten van deze studie worden dit najaar verwacht.

11. Financiële positie Wereldbank

Ontwikkelingslanden zijn tot nu toe relatief gevrijwaard gebleven van de wereldwijde crisis. Met anticyclische maatregelen, onder andere het uitbreiden van het leenvolume en het eerder verstrekken van middelen, heeft de WBG hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Met nog steeds onzekere economische vooruitzichten staat de WBG nu voor de uitdaging om, met begrensde middelen, ontwikkelingslanden te blijven ondersteunen om de zelfredzaamheid te bestendigen en te versterken.

De huidige economische situatie heeft ook invloed op de financiële capaciteit van de WBG. Solvabiliteitsratio’s van de IBRD en IFC zijn nog steeds zeer hoog, maar laten een dalende trend zien. Dit wordt veroorzaakt door zowel hogere leenvolumes als afnemende waarde van het eigen vermogen door de lage rentestand. Het Koninkrijk hecht sterk aan een financieel gezonde instelling en roept de Bank op deze ontwikkelingen nauw te blijven volgen en indien noodzakelijk tijdig maatregelen te nemen.


X Noot
1

De quotaverhoging wordt pas effectief indien 70 procent van het stemgewicht heeft ingestemd met de quotaverhoging en 85 procent van het stemgewicht en 3/5 van de 188 landen heeft ingestemd met de wijzigingen in de Articles of Agreement. Deze wijziging van de Articles of Agreement is nodig om de verschuiving in de Raad van Bewindvoerders te faciliteren. Eind augustus 2012 had 73% van het lidmaatschap met de quotaverhoging ingestemd. Met de wijziging van de Articles of Agreement heeft 65 procent van het lidmaatschap en 102 van de landen ingestemd.

X Noot
2

De Tweede Kamer is via kamerbrief 26 234 nr. 110 geïnformeerd over de quotaverhoging en het nieuwe Nederlandse aandeel, dat vervolgens is verwerkt in de eerste suppletore begroting van 2011. Het Koninkrijk heeft na de goedkeuring van de Staten Generaal van de eerste suppletore begroting 2011 het IMF laten weten met het nieuwe Nederlandse quotum te kunnen instemmen. De wijzigingen in de Articles of Agreement zijn via de stilzwijgende procedure aan de Staten Generaal voorgelegd, instemming daarmee is op 12 december 2011 bereikt. Op 25 januari 2012 is het IMF geïnformeerd over de instemming.

Naar boven