Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26228 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26228 nr. 8 |
Ontvangen 3 november 1999
Met genoegen hebben wij kennis genomen van het nader verslag dat de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft uitgebracht bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Gegevensuitwisseling met de Nederlandse Antillen en Aruba
De leden van de fractie van de PvdA vroegen hoe potentiële vestigers uit de Antillen zullen worden voorgelicht over het vereiste van het overleggen van een verhuisbericht voor inschrijving in de Nederlandse bevolkingsadministratie.
Personen die zich vanuit de Nederlandse Antillen of Aruba in Nederland gaan vestigen dienen, vooraleer overgegaan kan worden tot inschrijving in de Nederlandse bevolkingsadministratie, een verhuisbericht van de bevolkingsadministratie aldaar te overleggen. Voor de omgekeerde situatie waarin iemand vanuit Nederland zich wil vestigen op de Nederlandse Antillen of Aruba, geldt overigens een zelfde vereiste. De verplichting tot uitschrijving uit de bevolkingsadministratie is in de Nederlandse Antillen en Aruba al jaren geregeld (ook voor vestiging op een ander eilandgebied binnen de Nederlandse Antillen). In het kader van de nota «Migratie Antilliaanse jongeren» is voorzien in een communicatieplan op grond waarvan de personen die, komende vanuit de Nederlandse Antillen, zich willen vestigen in Nederland, zullen worden geïnformeerd over de verplichtingen terzake.
De leden van de PvdA-fractie vroegen welke rol de medewerkers van de Nederlandse bevolkingsregisters kunnen spelen bij het effectueren van de Antilliaanse voogdijregeling voor minderjarigen die naar het buitenland vertrekken. Zij vroegen ook of de voogdijraden in de Nederlandse Antillen voldoende toegerust zijn om in samenwerking met de GBA te voorzien in een sluitend aanpak op het terrein van de registratie en begeleiding van Antilliaanse jongeren die zich in Nederland vestigen.
De rol die de medewerkers van de GBA hierbij spelen, is die van schakel in een keten. Als een Antilliaan zich bij de GBA wil inschrijven zal hij ingevolge dit wetsvoorstel een verhuisbericht van het Antilliaanse Bureau Bevolkingsregister moeten kunnen tonen. Indien hij minderjarig is en de bedoeling heeft zich alleen in Nederland te vestigen, zal ingevolge de Antilliaanse voogdijregeling de verhuizing slechts in de bevolkingsadministratie aldaar worden verwerkt, indien betrokkene bij het Bureau Bevolkingsregister een door een Antilliaanse voogdijraad afgegeven verklaring van geen bezwaar overlegt die hij ook de grensautoriteiten van de Nederlandse Antillen moet kunnen tonen.
De Antilliaanse voogdijraad onderzoekt conform Antilliaanse regelgeving of een verklaring van geen bezwaar kan worden afgegeven. In geval van het voorgenomen vertrek van een minderjarige naar Nederland, heeft deze voogdijraad daarbij voorafgaand aan de verlening van een verklaring van geen bezwaar contact met de Nederlandse Raad voor de kinderbescherming.
De leden van de VVD-fractie betreuren het feit dat de regering de koppeling van overheidsvoorzieningen aan de juiste inschrijving in de GBA niet heeft opgenomen in de Nota van Wijziging bij dit wetsvoorstel. Zij vraagt naar de reden hiervan en verzoekt de regering te heroverwegen om het betreffende voorstel alsnog in dit wetsvoorstel in te voegen.
Zoals is aangekondigd in de voortgangsrapportage aangaande de opvang van migrerende Antilliaanse jongeren van 9 april 1999 (kamerstukken II, 1998–99, 26 283, nr. 3) is het wetsvoorstel tot koppeling van enkele overheidsvoorzieningen aan de juiste inschrijving in de GBA enige tijd geleden in het kabinet aan de orde gesteld en voor advies aangeboden aan de Raad van State. Het betreffende wetsvoorstel omvat een wijziging van een aantal wetten en heeft als primaire doelstelling de bestrijding van fraude met overheidsmiddelen. Gelet op het karakter van de voorgestelde wijzigingen in diverse wetten, achten wij het wenselijk dat het laatstbedoelde wetsvoorstel een zelfstandige behandeling in het parlement krijgt. Het wetsvoorstel tot koppeling van overheidsvoorzieningen aan de juiste inschrijving in de GBA zal op korte termijn separaat aan het parlement worden voorgelegd.
De leden van de VVD-fractie vroegen welke stappen dienen te worden gezet, om hun voorstel tot het doen toevallen van de sanctie op het niet doen van een (tijdige) aangifte, alsnog mogelijk te maken. Zij vragen of hiervoor naar analogie van de parkeerboetes een eenvoudige regeling is te maken.
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is de bedoelde boete van maximaal f 5000 een strafrechtelijke sanctie die is gesteld op niet nakoming van enkele bepalingen uit de Wet GBA. Deze boete kan daarom niet toevallen aan de gemeenten. Een regeling naar analogie van het aan de gemeenten ten goede komen van parkeerboetes is naar ons inzicht niet mogelijk. In dit laatste geval betreft het namelijk een gemeentelijke belasting, neergelegd in de artikelen 225 en verder van de Gemeentewet. Voor het parkeren is een gemeentelijke belasting verschuldigd. Bij het niet voldoen hiervan is een boete verschuldigd die (evenals de belasting) aan de gemeente toevalt. Het ligt niet voor de hand om voor de inschrijving in de GBA een (gemeentelijke) belasting te heffen. Wel wordt nog bekeken of in dit verband een bestuurlijke boete kan worden toegepast. De voor- en nadelen daarvan dienen te worden geïnventariseerd en diverse partijen zullen hierover moeten worden geconsulteerd. Dit zal in een breder verband plaatsvinden. Te zijner tijd zult u van de uitkomsten van de inventarisatie op de hoogte worden gesteld.
Met de in de nota van wijziging opgenomen bepalingen en de wijzigingen die in de lagere regelgeving zullen worden aangebracht menen wij dat de gemeenten vooralsnog voldoende instrumenten in handen krijgen om een tijdige en correcte inschrijving van personen, die vanuit de Nederlandse Antillen of Aruba naar Nederland emigreren, te bewerkstelligen.
De leden van de VVD-fractie toonden zich verheugd met het overnemen van hun suggestie om de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba langs elektronische weg te laten plaatsvinden. Zij dringen er wel op aan niet «slechts» te volstaan met het scheppen van een juridisch kader voor de uitwisseling van persoonsgegevens langs elektronische weg, maar door bestuurlijk overleg ook de invoering op korte termijn na te streven.
In bestuurlijk opzicht zijn de betrokken partijen het eens over de elektronische uitwisseling van persoonsgegevens tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba en vice versa. Dit is ook met zoveel woorden in het bestuursakkoord «Uitwisseling persoonsgegevens binnen het Koninkrijk» verwoord. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze de technische vormgeving van deze uitwisseling gestalte zou kunnen krijgen, zonder daarbij de privacy-technische aspecten uit het oog te verliezen. Eerder is van onze zijde al benadrukt dat de beveiliging van de uit te wisselen persoonsgegevens in dit verband goed moet worden geregeld.
Verder vroeg u de invoering van de elektronische gegevensuitwisseling op korte termijn na te streven. De regering deelt dit streven met u. Het voornemen is met de elektronische uitwisseling zo enigszins mogelijk nog in de eerste helft van 2000 te starten. Hierbij past echter de kanttekening dat een snelle invoering van elektronische gegevensuitwisseling tussen de landen van het Koninkrijk niet ten koste mag gaan van de noodzakelijke procedurele en technische beveiligingsmaatregelen. Daarnaast is de invoering afhankelijk van de termijn waarbinnen de technische aanpassingen kunnen worden gerealiseerd.
De leden van de CDA-fractie vragen zich af welk probleem wordt opgelost met de nota van wijziging inzake gegevensuitwisseling binnen het Koninkrijk als deel van de maatregelen ter beantwoording van problemen in relatie tot de moeizame integratie van een deel van de groep Antilliaanse jongeren. Tevens vragen zij af of het voorstel niet leidt tot bureaucratie.
Door de verwerking van de eerste inschrijving of verhuizing van personen in de bevolkingsadministraties van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba aan elkaar te koppelen en op elkaar af te stemmen, wordt allereerst bereikt dat de bevolkingsadministraties één op één lopen. Dubbele inschrijvingen met alle fraudemogelijkheden van dien worden daarmee voorkomen. Daarnaast wordt bereikt dat personen die vanuit de Nederlandse Antillen naar Nederland vertrekt kenbaar wordt en daarmee bereikbaar voor (gemeentelijke) overheden. Bereikbaarheid van deze groep is met name van belang in verband met de formulering van beleid dat specifiek gericht is op deze doelgroep. Een concreet voorbeeld hiervan betreft de inburgering aan Nederlandse zijde. Met de wetenschap dat een Antilliaan zich binnen een afzienbare termijn in een bepaalde gemeente zal gaan vestigen, wordt de betreffende gemeente in staat gesteld voorbereidingen te treffen in het kader van de inburgering van betrokkene in Nederland.
Bij de vraag of het voorstel leidt tot meer bureaucratie gaan wij ervan uit dat de leden van de CDA-fractie doelen op een uitbreiding van de bestaande werkprocessen. Hiervan is echter geen sprake. Het proces rond de verwerking van persoonsgegevens van burgers in de bevolkingsadministraties wordt naar aanleiding van het voorstel niet substantieel uitgebreid en zal derhalve niet leiden tot een vergroting van de bureaucratie.
De leden van de CDA-fractie willen het voorstel zien en beoordelen in het breder kader van een door hen bepleite toelatingsregeling. Deze leden vragen in dit verband het totaalpakket aan maatregelen met invoeringstrajecten en termijnen uiteen te zetten.
Onderhavig voorstel betreft slechts een klein deel van het volledige pakket aan maatregelen, dat is voorgesteld in de nota Migratie Antilliaanse Jongeren. Waar de vraag van de CDA-fractie ziet op het volledige pakket aan maatregelen uit die nota, verwijzen wij naar de toezeggingen die daarover in de voortgangsrapportage van 9 april 1999 en in het naar aanleiding daarvan gehouden algemeen overleg op 27 mei 1999 (kamerstukken II, 1998–99, 26 283, nrs. 3 en 4) zijn gedaan. Waar het de onderhavige gegevensuitwisseling betreft, heeft realisatie daarvan in papieren vorm reeds in hoge mate plaatsgevonden. Zoals gezegd, bestaat evenwel in bestuurlijk opzicht overeenstemming over het feit dat de gegevensuitwisseling in elektronische vorm zal plaatsvinden. De realisatie daarvan is afhankelijk van de termijn waarbinnen de benodigde procedurele en technische beveiligingsmaatregelen kunnen worden genomen. Daarop zijn de inspanningen nu nadrukkelijk gericht. Nogmaals zij benadrukt dat deze gegevensuitwisseling niet alleen van belang is in het kader van de maatregelen uit de nota Migratie Antilliaanse Jongeren, maar ook een eigenstandige betekenis heeft doordat bereikt wordt dat de bevolkingsadministraties in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba één op één lopen.
De leden van de CDA-fractie willen van de regering vernemen of zij de basisadministratie van de Nederlandse Antillen waterdicht achten en vraagt zich af of dit expliciet is getoetst.
De basisadministraties in de Nederlandse Antillen en Aruba zijn op dezelfde leest geschoeid als de Nederlandse basisadministratie. Bij de invoering is de gehele populatie van deze Koninkrijksdelen in de betreffende basisadministraties ingevoerd. Bij de in- en uitreis in respectievelijk uit de Nederlandse Antillen en Aruba vindt controle plaats, zodat de verwerking van persoonsgegevens in de PIVA-basisadministraties in beginsel sluitend moet zijn. Niet valt echter uit te sluiten dat mensen van en naar de Nederlandse Antillen en Aruba emigreren zonder dat bij de betreffende basisadministratie te melden. De voorgestelde gegevensuitwisseling maakt deze verhuisbewegingen inzichtelijk en zal leiden tot een correctie in de betreffende basisadministratie.
De leden van de CDA-fractie vroegen welke (procedurele) waarborgen er bestaan dat een inschrijving in de Nederlandse basisadministratie daadwerkelijk leidt tot deelname aan een inburgeringstraject. Zij vragen of hierbij sprake is van een naadloze aansluiting op de Inburgeringswet.
Voor die personen die vallen onder de doelgroep van de Wet inburgering nieuwkomers vormt de inschrijving in de GBA het juridische aangrijpingspunt voor deelname aan een inburgeringstraject. Het inburgeringstraject start namelijk formeel gezien bij de balie van de GBA. Dat is ook met zoveel woorden in de Wet inburgering nieuwkomers opgenomen, waardoor de aansluiting inderdaad naadloos kan worden genoemd.
De leden van de CDA-fractie vroegen de regering welke ervaringen reeds zijn opgedaan met de circulaire van 17 december 1998 waarin de gemeentebesturen is verzocht om reeds een specifieke inschrijfprocedure met betrekking tot personen, komende vanuit de Nederlandse Antillen en Aruba, te volgen.
Uit de diverse reacties van gemeenten die naar aanleiding van de bedoelde circulaire bij het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het ministerie van BZK zijn binnengekomen en ingewonnen informatie bij de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de vier grote gemeenten, maken wij op dat gemeentebesturen de voorgestelde inschrijfprocedure conform de circulaire hanteren. In die gevallen waarin mensen, afkomstig uit de Nederlandse Antillen of Aruba, geen verhuisbericht van de verantwoordelijke voor de betreffende basisadministratie aldaar kunnen overleggen, wordt over het algemeen rechtstreeks contact gelegd tussen de afdeling burgerzaken hier en de betreffende basisadministratie aldaar, zodat directe gegevensuitwisseling kan plaatsvinden.
Tenslotte vroegen de leden van de CDA-fractie hoe de aansluiting met inburgeringstrajecten is. Tevens vragen zij of reeds concrete successen gemeld kunnen worden.
Op 4 oktober jongstleden is de eerste inburgeringspilot in de Nederlandse Antillen van start gegaan. De tweede pilot zal begin 2000 starten. Bij de uitvoering van deze proeftrajecten wordt samengewerkt met verschillende Nederlands Antilliaanse instanties zoals de Voogdijraad en het JobCentre van Curaçao. In het kader van deze pilots wordt tevens de aansluiting tussen de uitschrijving uit de bevolkingsadministraties aldaar en de inburgeringtrajecten bezien.
De leden van de fractie van D66 vroegen zich af wat de voorgestelde inschrijvingsprocedure betekent voor die mensen die niet beschikken over een verhuisbericht of die zich überhaupt niet bij de GBA melden. Zij vroegen zich af of deze mensen worden teruggestuurd. De leden van de fractie van de PvdA vroegen of het bepaalde in het voorgestelde 29a, eerste lid, niet het gevaar met zich meebrengt dat inschrijving na afwijzing achterwege blijft, waardoor de persoon in kwestie alsnog onbereikbaar wordt voor de Nederlandse autoriteiten.
Het risico dat mensen die vanuit de Nederlandse Antillen of Aruba naar Nederland emigreren geen verhuisbericht uit de basisadministratie aldaar kunnen dan wel willen overleggen bij de inschrijving in de GBA hier, is onderkend. Uitgangspunt is dat een zodanige systematiek wordt bereikt dat de bevolkingsadministraties binnen het Koninkrijk zoveel als mogelijk dubbele inschrijvingen tegengaat. Indien een persoon vanuit de Nederlandse Antillen of Aruba naar Nederland wil emigreren, zal hij zich moeten wenden tot de basisadministratie aldaar. Op dat moment wordt aan hem een verhuisbericht verstrekt. Bij de inschrijving in de GBA zal hij dat verhuisbericht hebben te overleggen alvorens tot inschrijving in de GBA wordt overgegaan.
Nu zal zich ongetwijfeld de situatie voordoen dat om enige reden geen verhuisbericht kan worden overlegd (bijvoorbeeld omdat iemand dat verloren heeft). In beginsel kan dan geen inschrijving in de Nederlandse basisadministratie plaatsvinden, voordat betrokkene heeft aangetoond aangifte van vertrek te hebben gedaan bij de desbetreffende basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, althans dat het vertrek in die basisadministratie is verwerkt. Dit zou betrokkene bijvoorbeeld kunnen realiseren door een (schriftelijk) verzoek te richten aan het desbetreffende bureau BSBV in de Nederlandse Antillen of het bureau BSB in Aruba om alsnog een dergelijk bewijs te krijgen. Ook zou rechtstreeks contact plaats kunnen vinden tussen de verantwoordelijke voor de basisadministratie in Nederland en de verantwoordelijke voor de desbetreffende basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, zoals nu reeds regelmatig gebeurd. Eventueel kan dan aldaar tot ambtshalve verwerking van het vertrek uit de Nederlandse Antillen of Aruba in de basisadministratie ter plaatse worden overgegaan. Het niet kunnen overleggen van een verhuisbericht heeft dus niet tot gevolg dat een persoon niet wordt ingeschreven in de GBA, maar zal die inschrijving wel vertragen, aangezien eerst contact zal hebben plaats te vinden met de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de betreffende basisadministratie in de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bovendien voorziet het tweede lid van artikel 29a in de bijzondere situatie dat iemand (om enige reden) niet als ingezetene ingeschreven is geweest in een basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba. In dergelijke bijzondere gevallen is het mogelijk om ondanks het ontbreken van een verhuisbericht of ander bewijs waaruit blijkt dat het vertrek van betrokkene naar Nederland bij de verantwoordelijke voor de basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba bekend is, toch tot inschrijving in de GBA over te gaan. In de uitwerking in lagere regelgeving en de voorlichting aan de gemeenten, zal op het voorgaande gewezen worden. In dit verband wordt overigens opgemerkt dat indien een burger verzuimt om aangifte van verblijf en adres te doen, dit niet alleen strafbaar is, maar na de inwerkingtreding van het eerdergenoemde wetsvoorstel tot koppeling van overheidsvoorzieningen aan de juiste inschrijving in de GBA, in beginsel ook tot gevolg heeft dat de burger het recht op diverse overheidsvoorzieningen zal worden ontzegd. Een en ander zal de tijdige en juiste inschrijving in de GBA bevorderen.
De leden van de fractie van D66 vroegen zich af wat er gebeurt als iemand op de Nederlandse Antillen of Aruba wel te kennen heeft gegeven zich in Nederland te willen vestigen, maar zich niet meldt bij de GBA. Zij vragen zich af of er een controle plaatsvindt voordat de gegevens in deze situatie na een jaar uit het Vestigingsregister worden verwijderd.
Indien iemand bij een verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba te kennen heeft gegeven zich in Nederland te willen vestigen, zal daarbij tevens worden gevraagd wat de voorgenomen gemeente van vestiging is. De betreffende verantwoordelijke zal daarop de gegevens van de emigrerende persoon aanleveren aan het vestigingsregister in Nederland, die de gegevens opneemt en verstrekt aan de door de betrokken persoon aangeduide vestigingsgemeente. Onder normale omstandigheden zal de betrokken persoon zich enige tijd later bij die gemeente melden en kan deze persoon in de GBA worden ingeschreven.
Indien de betreffende persoon zich bij een andere gemeente voor inschrijving in de GBA meldt, zal deze gemeente de persoonsgegevens bij het vestigingsregister opvragen en tot inschrijving overgaan. De gemeente van voorgenomen vestiging, die eerder een bericht over de aanstaande vestiging van de betrokken persoon van het vestigingsregister heeft ontvangen, wordt van deze inschrijving op de hoogte gesteld, zodat deze de reeds verkregen persoonsgegevens zal verwijderen. Tenslotte kan zich de situatie voordoen dat de betreffende persoon zich niet in Nederland vestigt, maar afziet van emigratie of zich in een ander land dan Nederland vestigt. Op dat moment kan van een inschrijving in de GBA geen sprake zijn. Het vestigingsregister heeft niet tot doel de persoonsgegevens te bewaren van al diegenen die bij de PIVA-administratie te kennen hebben gegeven naar Nederland te emigreren maar daarvan om welke reden dan ook hebben afgezien. Wij hebben daarom in het wetsontwerp rekening gehouden met een termijn van 1 jaar, waarna de gegevens van de personen die zich niet bij een gemeente in Nederland hebben gemeld zullen worden verwijderd. Van het feit dat betrokkene zich niet heeft ingeschreven in de Nederlandse basisadministratie zal melding worden gedaan aan de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba die oorspronkelijk van de voorgenomen emigratie naar Nederland melding had gemaakt.
De leden van de fractie van D66 willen weten aan welke taken wordt gedacht bij de in het voorstel gecreëerde mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen uit het vestigingsregister gegevens aan gemeenten te verstrekken voor andere taken dan de bijhouding van de basisadministratie. Tevens vragen zij naar de verhouding hiervan met de Wet bescherming persoonsgegevens.
In eerste instantie is, zoals de leden van de D66 terecht constateren, gedacht aan de betekenis van deze persoonsgegevens voor de uitvoering van de Wet inburgering nieuwkomers. Te denken valt echter ook aan taken op het terrein van onderwijs (leerplichtambtenaar), volkshuisvesting, sociale verzekeringswetten en dergelijke. In welke concrete gevallen de betreffende persoonsgegevens daadwerkelijk kunnen worden ingezet valt overigens nog te bezien en zal dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader worden aangeduid.
Ten overvloede wordt overigens vermeld dat het formele aangrijpingspunt voor de uitvoering van de Wet inburgering nieuwkomers de inschrijving van een persoon in de GBA is. Door een gemeente vroegtijdig te laten weten dat een persoon zich (blijkens zijn eigen mededeling op de Nederlandse Antillen of Aruba) binnenkort zal vestigen in Nederland (en zich dus laat inschrijven in de GBA), kan de betrokken gemeente echter wel de nodige voorbereidingen treffen in het kader van deze wet.
De Wet persoonsregistraties en de toekomstige Wet bescherming persoonsgegevens zijn niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (inclusief het vestigingsregister). De Wet GBA creëert hiervoor een apart privacy-regiem. Uiteraard is het gebruik van de GBA gebonden aan het doel waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld. Dat is in het geval van de GBA primair ten behoeve van de (semi) publieke sector, in verband met de uitvoering van publiek(rechtelijk)e taken. Daarnaast kent de Wet GBA diverse mogelijkheden om persoonsgegevens aan derden te verstrekken. In het onderhavige geval gaat het om gebruik van persoonsgegevens uit het Vestigingsregister ten behoeve van de uitvoering van publiekrechtelijke taken door de gemeentebesturen. Daarnaast worden deze taken nader aangeduid in de lagere regelgeving. Hiermee valt de verstrekking van deze persoonsgegevens binnen de primaire doelstelling van de gemeentelijke basisadministratie en past dit binnen de grenzen die de Europese privacyrichtlijn aan een dergelijke verwerking van persoonsgegevens stelt (zie ook kamerstukken II 1998–99, 26 410, nr. 3, blz. 15–25).
Briefadres voor alleenstaanden
De leden van de VVD-fractie vroegen aandacht voor de naar hun oordeel schrijnende situatie waarin sommige alleenstaanden, die periodiek zijn opgenomen in een (psychiatrisch) ziekenhuis, zich bevinden. Zij verzoeken de regering om bij nota van wijziging te voorzien in de mogelijkheid dat deze personen, indien zij hun woning aanhouden, gedurende hun verpleging op hun «oude» woonadres ingeschreven kunnen blijven staan. Zij kunnen zich wel voorstellen dat bepaalde waarborgen inzake het openen van post voorgeschreven zullen worden.
Zoals wij naar aanleiding van eerdere vragen in dit verband reeds hebben meegedeeld, dient in beginsel iedereen die voor een langere periode op een ander adres verblijft dan op het adres dat over hem in de GBA is opgenomen, aangifte van adreswijziging te doen. Op dat moment wordt van hem het nieuwe woonadres in de GBA opgenomen. Beschikt iemand over meer dan één woonadres, dan is bepalend op welk adres de betrokken persoon naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste nachten zal doorbrengen. Dit heeft als achtergrond dat de inwoners van Nederland voor de (semi-)overheid bereikbaar dienen te zijn. Een overheidsinstelling moet in beginsel kunnen zien waar iemand feitelijk verblijft, zodat ze voor hem betreffende geschriften (belastingpapieren, dagvaarding etc.) kunnen uitbrengen. Indien iemand geen woonadres heeft, kan hij ook een briefadres kiezen. Voorwaarde voor een briefadres is, dat degene op wiens adres het briefadres wordt gehouden, daarmee schriftelijk instemt en verklaart dat ervoor zal worden zorggedragen dat de voor betrokkene bestemde geschriften of inlichtingen daarover hem daadwerkelijk bereiken. Het hoofd van een instelling als een psychiatrisch ziekenhuis, kan door het gemeentebestuur worden verplicht om op de door dat gemeentebestuur te bepalen tijdstippen mededeling te doen van de personen die naar redelijke verwachting in de instelling voor onbepaalde tijd verblijf zullen houden dan wel gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zullen overnachten. Deze mededeling kan voor het gemeentebestuur aanleiding zijn om tot een ambtshalve inschrijving of adreswijziging over te gaan, indien de betrokken personen zelf geen aangifte hebben gedaan. De ambtshalve procedure voorziet erin dat de betrokken persoon wordt gehoord, alvorens de wijziging in de GBA wordt doorgevoerd. Betrokkene heeft dan de gelegenheid alsnog aangifte te doen. Of en voor welke instellingen de mededelingsplicht geldt, alsmede de tijdstippen waarop de mededeling moet worden gedaan, is ter beoordeling aan het betreffende gemeentebestuur. Bij de totstandkoming van de Wet GBA is onderkend dat het voor burgers bezwaarlijk kan zijn om zich op het feitelijke verblijfadres te moeten laten inschrijven in de GBA. Gedacht is daarbij onder andere aan psychiatrische ziekenhuizen en penitentiaire inrichtingen. Daarom is in artikel 67 van de Wet GBA (uitgewerkt in artikel 32 tot en met 34 van de Regeling GBA) daarvoor een speciale voorziening getroffen. Die voorziening houdt in dat cliënten die voor langere tijd verblijf houden in een psychiatrisch ziekenhuis, de gelegenheid hebben zich niet op het adres van dat ziekenhuis te laten inschrijven, maar voor een briefadres te kiezen.
In het laatste geval kan betrokkene, indien hij zijn woning aanhoudt en er tevens iemand anders op het adres van die woning in de GBA is ingeschreven, op zijn «oude» adres een briefadres nemen. Alsdan moet de «achterblijvende» bewoner schriftelijk verklaren dat hij zorg zal dragen dat de voor de briefadreshouder bestemde geschriften of inlichtingen daarover, hem zullen bereiken. Indien er geen «achterblijvende» bewoner is, kan gelet op de noodzakelijk verklaring geen briefadres worden genomen op het «oude» woonadres. Wel kan een cliënt een briefadres nemen bij familie of vrienden. Zodoende kan betrokkene voorkomen dat op zijn persoonslijst in de GBA als woonadres het adres van de inrichting wordt vermeld.
De wetgever heeft met de hiervoor omschreven procedure een afweging gemaakt tussen het belang voor de overheid om de in Nederland woonachtige personen te kunnen bereiken en het recht van deze personen op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.
Uitvoeringsinstellingen, belast met de uitvoering van sectorale regelgeving als de Huursubsidiewet of de Algemene bijstandswet, zijn op de hoogte van de specifieke situaties die zich binnen het GBA stelsel kunnen voordoen. De sectorale wetgeving kent daarvoor voorzieningen, zodat in omstandigheden bijvoorbeeld het recht op huursubsidie – in het geval dat iemand zijn huurwoning aanhoudt gedurende de tijd dat hij verpleegd wordt – of het recht op bijstand niet komt te vervallen.
Wij zien om voornoemde redenen geen aanleiding om de Wet GBA op dit onderdeel te herzien.
De vraag van de leden van de fractie van de PvdA bij artikel 29a is in het voorgaande algemene deel beantwoord.
De leden van de CDA-fractie vroegen de regering aan te geven of er een controlemogelijkheid aanwezig is voor een burger aan het loket die zegt niet ingeschreven te hebben gestaan in de PIVA van een van de eilanden en dus geen enkel bewijs van uitschrijving kan overleggen. Is hier een verificatiemogelijkheid?
Bij de inschrijving in de GBA, zal een identificatie van de betrokken persoon plaatsvinden, aan de hand van bijvoorbeeld een reisdocument. Daar waar het gaat om Nederlanders van Antilliaanse of Arubaanse afkomst, kan (indien wordt getwijfeld aan de verklaring van de burger) aan de hand van de in het paspoort opgenomen persoonsgegevens en de in dat paspoort aangeduide uitgevende autoriteit, worden geverifieerd of betrokkene in PIVA ingeschreven staat of heeft gestaan.
Van deze gelegenheid maken wij gebruik om u melding te maken van het feit dat als gevolg van de gewenste zorgvuldigheid in de voorbereiding van de audit bij de aanwijzing van de auditoren enige vertraging is opgetreden. Om die reden is de beoogde invoeringsdatum van de periodieke audit, 1 juli 1999, niet haalbaar gebleken. Inmiddels zijn de auditoren aangewezen en hebben de eerste gemeenten reeds een periodieke audit laten uitvoeren.
Daarnaast willen wij door middel van de bijgevoegde tweede nota van wijziging nog enkele technische aanpassingen in het wetsvoorstel aanbrengen. De tweede nota van wijziging is voorzien van een afzonderlijke toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26228-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.