nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 7 december 1998
De leden van de fractie van de PvdA stellen twee vragen bij het bovenvermelde
wetsvoorstel. Mede namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
beantwoord ik deze als volgt.
Het schrappen van de eis tot een geneeskundige verklaring heeft tot doel
om de onderwijswetten in overeenstemming te brengen met de Wet op de medische
keuringen die op 1 januari 1998 in werking is getreden. Deze laatste wet geeft
uitvoering aan het regeringsstandpunt dat het gebruik van voorspellend medisch
onderzoek alleen onder voorwaarden is toegestaan, voorwaarden die in de wet
worden vermeld. De Wet op de medische keuringen bepaalt ook dat keuringen
in verband met het aangaan of het wijzigen van een aanstelling slechts mogen
plaatsvinden indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het
punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld.
In dit systeem waarin een werkgever een terughoudend gebruik dient te
maken van aanstellingskeuringen passen niet (langer) bepalingen in onderwijswetgeving
waarin de wetgever aan een bevoegd gezag van een onderwijsinstelling in de
functie van werkgever opdraagt om de mogelijkheid tot aanstelling mede afhankelijk
te maken van een geneeskundige verklaring die op grond van een keuring is
verkregen.
Het is mijn voornemen om in het verlengde van dit wetsvoorstel ook het
Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rpbo) aan te passen. Omdat de regeling
voor geneeskundig onderzoek voor benoeming die in artikel I-B1 van het Rpbo
is opgenomen, in grote lijnen overeen komt met het in de Wet op de medische
keuringen bepaalde, wordt de regeling in het Rpbo overbodig en kan deze komen
te vervallen.
De mogelijkheid om te bepalen of er functies zijn aan de vervulling waarvan
bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld,
wordt door de Wet op de medische keuringen bij de werkgever gelegd. De werkgever
bepaalt voor welke functies hij een keuring noodzakelijk acht.
Voor wat betreft een algemeen onderzoek van toekomstige leraren op besmettelijke
infectieziekten en de risico's daarvan voor jonge kinderen merk ik op van
mening te zijn dat van een verhoogd gezondheidsrisico als gevolg
van de nieuwe regeling geen sprake is, omdat een onderzoek naar dergelijke
ziekten voorafgaand aan de indiensttreding slechts een momentopname zou weergeven
en geen garantie vormt tegen het oplopen ervan na indiensttreding.
Bovendien worden ook de mede-leerlingen niet preventief op besmettelijke
ziekten gecontroleerd, hetgeen de betrekkelijke waarde van een controle voorafgaand
aan aanstelling accentueert.
De leden van deze fractie vragen voorts in welke voorkomende bijzondere
gevallen het bevoegd gezag nog wel een aanstellingskeuring zal mogen uitvoeren
en of zulke uitzonderingen niet in de wettekst zelf dienen te worden geformuleerd.
Hierboven is uiteengezet dat de bijzondere gevallen waarin tot een aanstellingskeuring
mag worden overgegaan door de Wet op de medische keuringen zijn beperkt tot
die gevallen waarin aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het
punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld. Binnen dat kader
bepaalt het bevoegd gezag voor welke functies een aanstellingskeuring wordt
uitgevoerd. Het bevoegd gezag is het eerst aangewezen orgaan om die beslissing
te nemen omdat het bevoegd gezag het beste kan overzien of er aan een bepaalde
functie zoals die op een school of instelling van het bevoegd gezag moet worden
uitgeoefend, bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten
worden gesteld. Dit geldt temeer omdat bevoegde gezagsorganen de mogelijkheid
hebben om zelf functies te creëren waaraan mogelijk specifieke functie-eisen
zijn verbonden (functiedifferentiatie).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans