26 220
Wijziging van de Kaderwet bestuur in verandering (verlenging regeling Stadsregio Rotterdam)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 29 oktober 1998

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie kunnen instemmen met het voorstel om voor het samenwerkingsgebied Rotterdam te komen tot een verlenging van de werkingsduur van de Kaderwet bestuur in verandering.

Is het de bedoeling, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, om ook voor het samenwerkingsgebied Rotterdam te komen tot een verlenging tot uiterlijk 1 maart 2003 en zo ja, is dat overeenkomstig het verzoek van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam of heeft dat bestuur of het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam een ander voorstel gedaan?

De leden van de PvdA-fractie vragen aan te geven voor welke gebieden uit de Kaderwet bestuur in verandering nog geen besluit is genomen om te komen tot een verlenging, voor welke datum een verlengingsbesluit dient te worden genomen en binnen welk tijdsbestek daarover meer duidelijkheid is te verwachten?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kaderwet bestuur in verandering.

Met de regering zijn zij van mening dat het noodzakelijk is te anticiperen op de situatie die zou kunnen ontstaan doordat er op 1 januari 1999 een einde komt aan de werking van de Kaderwet voor de regio Rotterdam. Nu de interimwet provincie Rotterdam niet voor die datum zal kunnen worden ingevoerd dreigt immers de juridische basis voor de Kaderwet, die bij die wet gewaarborgd wordt, te vervallen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat voorgestelde wetswijzigingen voorzien in de noodzaak concrete oplossingen te bieden voor het dreigende probleem. Door het wegvallen van de verlengingsbevoegdheid zoals geregeld in artikel 47, eerste lid wordt het mogelijk bij Koninklijk Besluit de werkingsduur van de Kaderwet te verlengen. Voorts wordt de opheffing van de commissie reorganisatie bestuur regio Rotterdam voorkomen door schrapping van artikel 46.

Zij zijn dan ook van mening dat het onderhavige wijzigingsvoorstel een passende oplossing biedt voor een dreigende lacune in wetgeving.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat met het – helaas – verdwijnen van het perspectief van de stadsprovincie en de keuze voor de functionele samenwerking (Regeerakkoord, blz. 75) het voorgestelde wetsvoorstel geheel in de rede ligt. Zij constateren dat de stadsregio voorlopig onbegrensd «vooruit kan».

De leden van de D66-fractie vragen of de grens wordt gelegd bij 1 januari 2003 (conform de wens van algemeen bestuur en/of dagelijks bestuur van de stadsregio?) of bij een eerder moment, gekoppeld aan de in het Regeerakkoord aangekondigde evaluatie van de functionele samenwerking. Tevens vragen deze leden naar de stand van zaken ten aanzien van de wetgeving voor de overige kaderwetgebieden. Dit gezegd zijnde, stemmen zij in met het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Kaderwet bestuur in verandering met het oog op de mogelijkheid tot verlenging van de regeling Stadsregio Rotterdam. Deze leden vragen of de regering nadere toelichting kan geven op dit voorstel in het licht van de nieuwe voornemens voor de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Kan helderheid worden gegeven over het bestuurlijk perspectief voor de regio Rotterdam, evenals de andere Kaderwetgebieden, en een planning in de tijd?

Welke gevolgen zijn er trouwens aan verbonden indien het onderhavige voorstel door wat voor omstandigheden ook niet op 1 januari aanstaande in werking kan treden?

De leden van de SGP-fractie stellen nog enkele vragen naar aanleiding van het voorstel, artikel 46 van de Kaderwet te schrappen. In de toelichting wordt gesteld dat daardoor de opheffing van de commissie reorganisatie bestuur regio Rotterdam wordt voorkomen en de mogelijkheid blijft bestaan de commissie zo nodig te activeren. Deze commissie leidt momenteel blijkbaar een sluimerend bestaan. Deze leden vragen of de regeling van deze commissie in de Kaderwet zich wel verdraagt met een voortdurend sluimerend bestaan. De regeling gaat juist expliciet uit van een commissie die in korte tijd een concreet doel realiseert. De betreffende bepalingen – artikel 37 en verder – gaan uit van een commissie in actie. Komen, indien alleen artikel 46 wordt geschrapt, de artikelen 37 t/m 45 niet in de lucht te hangen? Verdient het daarom geen aanbeveling de hele regeling met betrekking tot de commissie te schrappen?

Overigens vragen deze leden of de regering concrete voornemens heeft die reactivering van deze commissie nodig zouden kunnen maken en zo ja welke dat dan wel zijn.

De leden van de GPV-fractie zijn van mening, dat ten behoeve van de Stadsregio Rotterdam onder de huidige omstandigheden een verlenging van de Kaderwet bestuur in verandering onvermijdelijk is. Zij menen echter dat daarvoor wel een bredere onderbouwing nodig is dan in de memorie van toelichting is gegeven. De indruk wordt gewekt dat de noodzaak van verlenging is ontstaan door omstandigheden buiten de wil van de regering om. Dat is tot op zekere hoogte nog wel het geval met de opschorting van de behandeling van het voorstel voor de Interimwet provincie Rotterdam door de Eerste Kamer. Maar het niet tot stand komen van deze Interimwet noopt toch niet zonder meer tot verlenging van de werkingsduur van de Kaderwet.

De eigenlijke reden voor dit voorstel ligt volgens de leden van de GPV-fractie in het vooralsnog niet meer aan de orde zijn van de vorming van een stadsprovincie. Maar dat is toch het gevolg van een politieke keuze waarvoor de regering verantwoordelijk is. Regering en Tweede Kamer hebben laatstelijk bij de behandeling van de Interimwet gezamenlijk verantwoordelijkheid aanvaard voor de voortgang van de vorming van een stadsprovincie. Als de regering er nu voor kiest dit proces niet voort te zetten is zij daarvoor verantwoording schuldig aan de Kamer. Een verwijzing naar het regeerakkoord is daarvoor niet voldoende. Wat heeft de regering inhoudelijk doen besluiten de voorbereidingen voor de vorming van een stadsprovincie niet langer voort te zetten?

De verlenging van de werkingsduur zal gelden tot uiterlijk 1 januari 2003. Voor 1 januari 2002 wordt de bestaande samenwerking beoordeeld. De leden van de GPV-fractie zijn van mening, dat mocht dan worden besloten tot een nadere wettelijke voorziening, de periode van één jaar te kort zal kunnen zijn om deze zowel te treffen als te effectueren. Zij vragen daarom rekening te houden met een eerdere evaluatie dan 1 januari 2002.

Tenslotte vragen de leden van de GPV-fractie wat de regering voornemens is te doen met het voorstel voor een Interimwet.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Buijs (CDA), Duijkers (PvdA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP), Balemans (VVD).

Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Bijleveld-Schouten (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Schreijer-Pierik (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), De Milliano (CDA), Belinfante (PvdA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Essers (VVD).

Naar boven