26 219
Regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet)

nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2007

Bij brief van 26 juni 2007 (07-EZ-B-034) hebben de leden van de Vaste Commissie voor Economische Zaken mij verzocht te reageren op de reportage van Nova op zaterdag 16 juni jl. op de veronderstelde bodemdalingen door gaswinning in de Waddenzee en daarbij speciaal in te gaan op de veronderstelde bodemdalingen bij Harlingen en Franeker en eventuele onzekerheden in de modelberekeningen. In de uitzending van Nova is met name de betrouwbaarheid van voorspellingen aangaande bodemdaling ter sprake gekomen.

De verwachtingen van de bodemdaling in de Waddenzee ten gevolge van gaswinning op de locaties Paesens/Moddergat en Lauwersoog zijn uitvoerig aan de orde gekomen in de vergunningprocedures; het oordeel hierover is thans aan de Raad van State.

Er is een meet- en regelsysteem voor de Waddenzeevelden opgezet (onder meer met continu metende GPS stations), waarmee het Ministerie van LNV (directie regionale zaken), het Staatstoezicht op de mijnen en de Auditcommissie Monitoring Gaswinning Waddenzee (van de Commissie voor de m.e.r.) de vinger aan de pols houden voor wat betreft de bodemdaling in relatie tot de vastgestelde gebruiksruimte. Ook al zouden de onzekerheden in de voorspelling van de bodemdaling groter zijn dan door NAM en het Ministerie is aangenomen, dan heeft dit geen negatieve consequenties. Het meet- en regelsysteem voorziet erin dat tijdig kan worden bijgestuurd; dit kan er eventueel toe leiden dat de gaswinning wordt beperkt of stopgezet. In de procedure bij de Raad van State is op deze problematiek uitgebreid ingegaan.

Over de bodemdaling door zout- en gaswinning in de omgeving van Franeker heb ik u laatstelijk geïnformeerd met een brief van 31 mei jl. (Kamerstuk 26 219, nr. 93). Zoutwinning in dit gebied vindt plaats sinds 1996. De bodemdaling in en rond het gebied waar de zoutwinning plaats vindt wordt continu via GPS gemeten en jaarlijks via waterpassing. Zoals in mijn brief van 31 mei gemeld komt de gemeten bodemdaling overeen met de voorspellingen. De prognoses voor bodemdaling bij verdere zoutwinning zijn daarmee betrouwbaar gebleken.

Gaswinning uit het Harlingen-«Upper Cretaceous» veld vindt plaats sinds 1988. Bodemdaling wordt hier eenmaal in de drie jaar gemeten; de laatste keer was in september 2006. De prognose in het winningsplan van Harlingen-veld dateerde van 1994 en deze bedroeg 8 á 10 cm met een onzekerheidsmarge van 20%.

Op basis van de resultaten van de waterpassing van september jl. is een uitgebreide studie gestart om de gemeten bodemdaling en zijn oorzaken te onderzoeken; hierbij wordt gekeken naar de wijze van meten, de gebruikte peilmerken, het gesteente waaruit de gaswinning plaats vindt, de geologie van de ondergrond, het gedrag van de ondiepe ondergrond en eventuele andere oorzaken van de bodemdaling dan de gaswinning. Doel van deze studie is om te komen tot een goede vaststelling van de omvang van de bodemdaling die opgetreden is en een verklaring van de oorzaken daarvan. Deze studie wordt uitgevoerd door Vermilion, als maatschappij die het gas wint, in nauwe afstemming met het Wetterskip Fryslân en het Staatstoezicht op de mijnen. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van onafhankelijke consultants. Op basis van deze studie zal tevens een prognose van de uiteindelijke daling worden gemaakt.

In mijn brief van 31 mei heb ik de verwachting uitgesproken dat de studie naar de daadwerkelijk opgetreden bodemdaling door gaswinning en de prognoses van de nog te verwachten bodemdaling eind juni gereed zouden zijn. Inmiddels is vast komen te staan dat een afronding hiervan meer tijd vraagt. De verwachting is nu dat deze afronding in september plaatsvindt. Met het oog hierop is besloten het bestuurlijk overleg dat voorzien was voor eind juni naar september te verplaatsen. Wel is nog steeds de inschatting dat de bodemdaling in september vorig jaar maximaal 9 à 10 cm was, zoals ik in mijn brief van 31 mei heb gemeld.

Door de leden van de vaste commissie is tevens gevraagd of de ervaring met de bodemdaling leidt tot nieuwe inzichten met betrekking tot het principe van gaswinning «met de hand aan de kraan». Ik verwacht niet dat de prognoses met betrekking tot de winning van het Waddengas anders worden door de ervaringen met de winning van zout en gas bij Franeker. Ook in de procedure voor de Raad van State is dit van mijn kant naar voren gebracht. Het Waddengas wordt op grote diepte (4000 meter) gewonnen uit een harde zandsteenlaag. Het gas bij Franeker is afkomstig uit een (minder harde) kalksteenlaag op 1050 meter diepte. Voor de maatregelen die nodig zijn om de gevolgen van de bodemdaling door gaswinning bij Franeker op te vangen zijn afspraken gemaakt tussen Vermilion en het Wetterskip Fryslân; deze afspraken zullen aan de hand van de definitieve resultaten van de studies in september worden geconcretiseerd. In het bestuurlijk overleg zullen deze resultaten eveneens worden besproken en hierover zullen zonodig nadere afspraken worden gemaakt.

Tenslotte vragen de leden van de vaste commissie hoe de onafhankelijke toetsing van de gegevens over bodemdaling in zijn werk gaat, wie dat uitvoert en op welke wijze. Zoals hierboven aangegeven is de studie naar zoutwinning afgerond en wordt de studie naar bodemdaling door gaswinning uitgevoerd door Vermilion, waarbij Vermilion eigen deskundigheid, dan wel expertise van derden inschakelt. Bij de studie zal ook kennis van het Wetterskip Fryslân worden gebruikt. Tenslotte zal Staatstoezicht op de mijnen toezien op de gebruikte kennis en verstrekte resultaten; verder zal Staatstoezicht op de mijnen zijn eigen kennis inzetten en eventueel deskundigheid van derden inschakelen. Daarmee is een onafhankelijk oordeel gewaarborgd.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven