26 219
Regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet)

nr. 5
AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN WALSEM EN AUGUSTEIJN-ESSER

Ontvangen 3 december 1998

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel 137, onderdeel B, wordt aan artikel 177 een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien binnen het gebied waarin de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk plaatsvindt schade ontstaat die naar zijn aard redelijkerwijs het gevolg zou kunnen zijn van uitstroom van delfstoffen of beweging van de bodem ten gevolge van de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk binnen dat gebied, wordt deze schade, behoudens tegenbewijs, geacht daardoor te zijn veroorzaakt.

Toelichting

Het wetsvoorstel voert een risicoaansprakelijkheid in voor beweging van de bodem; in artikel 137 wordt daartoe artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek gewijzigd. Om tot aansprakelijkheid te komen moet wel worden vastgesteld dat schade is ontstaan door bodembeweging als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk. Uit het wetsvoorstel en het overige recht terzake vloeit voort dat de benadeelde heeft aan te tonen dat de schade door de mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt.

Dit amendement strekt ertoe de bewijslast om te keren: de exploitant moet aantonen dat de schade niet door hem is veroorzaakt. Wanneer schade ontstaat die het gevolg van bodembeweging zou kunnen zijn, behoeft de schadevergoeding eisende partij slechts de omvang van de schade aan te tonen. Deze bewijslastverdeling gaat ingevolge dit amendement ook gelden voor de bepaling betreffende de uitstroom van delfstoffen die in 1994 in artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek werd opgenomen.

Van Walsem

Augusteijn-Esser

Naar boven