nr. 31
AMENDEMENT VAN HET LID WITTEVEEN-HEVINGA
Ontvangen 13 december 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 137, onderdeel B, worden aan artikel 177 drie nieuwe leden
toegevoegd, luidende:
6. Indien in de naburigheid van een mijnbouwwerk als gevolg van zakking,
oppersing of wijken van de bodem aan de oppervlakte, of door scheuring van
de bodem, een schade ontstaat die naar zijn aard mijnbouwschade zou kunnen
zijn, wordt vermoed dat die schade door de aanleg of de exploitatie van het
mijnbouwwerk veroorzaakt is.
Indien als gevolg van aardschokken of -trillingen in de naburigheid van
een mijnbouwwerk, of in de inwerkingssfeer van een werk, een schade ontstaat,
die naar zijn aard mijnbouwschade zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade
door de aanleg of de exploitatie van het mijnbouwwerk veroorzaakt is.
Indien mijnbouwschade aan gebouwen en werken is ontstaan, kan de aanwezigheid
van direct waarneembare bouwkundige gebreken van invloed zijn op de omvang
van de schadevergoeding, voor zover dat redelijk is.
Aan een gebrek waarvan het aannemelijk is dat het, indien geen sprake
geweest zou zijn van de bodembeweging die zich voorgedaan heeft, geen schade
veroorzaakt zou hebben, wordt hierbij geen gewicht toegekend.
De eigenaar van een gebouw of werk die een beroep doet op het vermoeden
van mijnbouwschade dient de tot schadevergoeding aangesproken exploitant op
diens verzoek de bouwvergunning ter inzage te geven indien hij daarover beschikt.
7. De exploitant die tot vergoeding van mijnbouwschade aangesproken is,
kan het vermoeden van mijnbouwschade weerleggen door aan te tonen dat geen
sprake is van naburigheid van het mijnbouwwerk dat door hem aangelegd of geëxploiteerd
wordt.
Op verzoek van de wederpartij dient hij alle informatie waarover hij beschikt
ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur, en bodembewegingen te verstrekken
die benodigd is om te kunnen beoordelen of zijn verweer gegrond is.
In dit verband staat de informatie waarover de Staat, zijn organen of
zijn adviserende instanties beschikken op diens verzoek ter beschikking van
degene die verhaal voor mijnbouwschade zoekt op de exploitant.
8.a. Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven op welke wijze
het mijnbouwgebied vastgesteld wordt op grond waarvan de naburigheid van een
mijnbouwwerk, evenals de inwerkingssfeer van dat werk, zoals bedoeld in lid
6, terzake van bodembeweging bepaald kan worden.
b. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur
geldt in ieder geval als mijnbouwgebied in de zin van sub a gestelde het vergunningsgebied
van de exploitant van het mijnbouwwerk.
Toelichting
Dit amendement beoogt de bewijslast bij schade door mijnbouwactiviteiten,
neer te leggen bij de mijnbouwmaatschappij. Ook wordt voorzien in een informatieverplichting
voor de diverse betrokkenen.
Witteveen-Hevinga