nr. 3
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 september 1998
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 17 september 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 17
oktober 1998.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel
5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad
van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over
te leggen de op 25 april 1997 te Genève tot stand gekomen wijzigingen
van de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige
levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoerrmiddelen bij dit vervoer
(ATP) (Trb. 1998, 71).1
Een toelichtende nota bij deze verdragswijzigingen treft U eveneens hierbij
aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
TOELICHTENDE NOTA
De onderhavige wijzigingen betreffen de op 1 september 1970 te Genève
tot stand gekomen Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf
onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij
dit vervoer (het zogenoemde ATP-verdrag; zie Trb. 1972, 112 en, laatstelijk,
Trb. 1997, 229). De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties heeft de tekst
van de voorgestelde wijzigingen op 25 april 1997 van Frankrijk ontvangen en
deze op 30 juli 1997 aan de Overeenkomstsluitende Partijen medegedeeld.
Het voorstel betreft allereerst een wijziging van artikel 5 van het verdrag.
Op grond van dat artikel is het verdrag niet van toepassing op vervoer met
containers die zonder tussentijdse verlading over land worden gevoerd, mits
dit vervoer wordt voorafgegaan of gevolgd door zeereizen van ten minste 150
kilometer. Omdat de term «container» niet werd gedefinieerd, geeft
dit in de praktijk problemen. Met de voorgestelde wijziging wordt vastgelegd
dat uitsluitend voor koelvervoer geschikte maritieme containers vrijgesteld
zijn van ATP-keuring. Alle andere containers die over land worden vervoerd,
zullen ATP-gekeurd dienen te worden, ook indien er sprake is van voorafgaand
of opvolgend zeevervoer van ten minste 150 kilometer.
Voorts is voorgesteld om aan artikel 10, eerste lid, van het verdrag een
nieuwe alinea toe te voegen. Ingevolge dat lid, dat toentertijd voor met name
Europese landen met overzeese gebiedsdelen werd opgenomen, kan een toetredende
staat verklaren dat het verdrag niet van toepassing zal zijn op de gebiedsdelen
die niet in Europa zijn gelegen. Hierdoor konden de Verenigde Staten van Amerika,
die in 1983 partij werden bij het verdrag, de toepassing ervan tot hun grondgebied
uitsluiten (zie Trb. 1983, 141). Daar in de toekomst nog meer niet-Europese
landen tot het verdrag zullen toetreden, strekt het wijzigingsvoorstel ertoe
om met betrekking tot die landen die de toepassing van het verdrag tot hun
grondgebied wensen uit te sluiten, te bepalen dat zij geen bezwaren kunnen
maken tegen voorstellen tot wijziging van het verdrag en van de bijlagen.
Het onderhavige voorstel heeft geen gevolgen voor de landen die reeds bij
het verdrag partij zijn.
Met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen heeft verder ook coördinatie
binnen de Europese Gemeenschap plaatsgevonden in het kader van het overleg
dat de lidstaten van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen
houden voorafgaand aan de vergaderingen van de verantwoordelijke werkgroep
van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Het besluit
om in te stemmen met de wijziging van artikel 5 is genomen in november 1995.
Het voorstel tot het wijzigen van artikel 10 is een initiatief geweest van
de lidstaten van de Europese Unie. Dit voorstel is in oktober 1992 namens
die lidstaten ingediend door het Verenigd Koninkrijk, als toenmalige voorzitter
van de Raad van de Europese Unie.
De Nederlandse regering heeft overeenkomstig het gestelde in artikel 18,
tweede lid, onder b, van het verdrag de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties in kennis gesteld van haar voornemen om de door Frankrijk voorgestelde
wijzigingen van de artikelen 5 en 10, waarvoor thans de goedkeuring wordt
gevraagd, te aanvaarden, onder vermelding dat zij hiertoe pas kan overgaan
nadat aan de noodzakelijke voorwaarden hiervoor is voldaan.
De wijzigingen zullen voor wat het Koninkrijk betreft, evenals het verdrag
zelf, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen