nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 juni 1999
Hierbij informeer ik u over de wijze waarop ik invulling geef aan de verdere
ondersteuning van gemeenten bij de ontwikkeling en implementatie van hun jeugdbeleid,
in vervolg op de activiteiten van de projectgroep Ontwikkeling lokaal preventief
jeugdbeleid (OLPJ). Dit heb ik u toegezegd bij de beantwoording van vragen
naar aanleiding van de behandeling van de begroting van het Ministerie van
VWS voor 1999 (Tweede Kamer, 1998–1999, 26 200 XVI, nr. 5).
Tevens stuur ik u hierbij het in mijn opdracht opgestelde rapport Lokaal
Jeugdbeleid 1999 van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de eerste monitor
van de stand van zaken van gemeentelijk jeugdbeleid.1 Ik ben voornemens om periodiek over de verdere ontwikkeling van het
gemeentelijk jeugdbeleid te laten rapporteren.
Project Lokaal Jeugdbeleid 1999–2002
Voor de komende periode stel ik jaarlijks drie miljoen gulden beschikbaar
aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor de uitvoering van het project
Lokaal Jeugdbeleid 1999–2002. Dit project is een onderdeel van het programma
«Ondersteuning van het lokaal sociaal beleid; netwerken rond jeugd en
gezin», dat ik in de Welzijnsnota 1999–2002 «Werken aan
sociale kwaliteit» heb aangekondigd.
Met dit project wordt een vervolg gegeven aan de aanbevelingen van de
projectgroep OLPJ in haar eindadvies «Jeugdbeleid vindt zijn weg».
Deze toezegging is ook opgenomen in het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS).
Daarin is tevens vastgelegd dat de VNG zal stimuleren dat gemeenten zich blijven
inzetten om hun lokaal jeugdbeleid verder te ontwikkelen en in praktijk te
brengen, voortbordurend op onder andere de handreikingen van de projectgroep
OLPJ.
De VNG zal zich ervoor inzetten dat gemeenten hun regierol inzake lokaal
jeugdbeleid uitvoeren door integraal beleid, waarbij kinderopvang, onderwijs,
sport, cultuur, werk, speelvoorzieningen, integratie- en antidiscriminatiebeleid
op elkaar zijn afgestemd en waarbij de inbreng van jeugd zelf gewaarborgd
is.
Doel van het project is er voor te zorgen dat in 2002 zoveel mogelijk
gemeenten een actief jeugdbeleid hebben, er voor te zorgen dat waar jeugdbeleid
al in gang is gezet het draagvlak hiervoor verstevigd wordt en het jeugdbeleid
verder ontwikkeld wordt. Daar waar het lokale jeugdbeleid reeds is ontwikkeld
en geconsolideerd wil het project de mogelijkheid bieden om waar nodig nieuwe
werkwijzen te ontwikkelen, nieuwe thema's aan te pakken en lacunes te vullen.
Daarbij wordt uiteraard goed aangesloten op andere activiteiten en trajecten
van het rijk en anderen.
In 1999 zullen activiteiten worden uitgevoerd die voortbouwen op de resultaten
en ervaringen die tijdens de looptijd (1995–1998) van het project OLPJ
zijn opgedaan.
Uitwisseling van ervaringen tussen gemeenten, informatievoorziening en
gerichte steun op maat zijn in dit project belangrijke instrumenten. Belangrijke
thema's zijn onder andere de versterking van de regierol van gemeenten, de
participatie van jeugdigen op lokaal niveau, de aansluiting tussen het lokale
jeugdbeleid en de curatieve jeugdzorg, de afstemming tussen jeugdbeleid en
onderwijsbeleid en het thema jeugd en veiligheid.
Hierbij gaat het vooral om activiteiten die tot doel hebben om:
– een structuur voor uitwisseling en samenwerking tussen gemeenten
op gang te brengen;
– hulp bieden bij het implementeren van (onder andere door de OLPJ)
ontwikkelde methoden en technieken;
– voortgang te bereiken bij verdergaande ontwikkelingen op het terrein
van lokaal jeugdbeleid.
Tweemaal per jaar zal er bestuurlijk overleg plaatsvinden over de voortgang
van het project. Daarbij wordt tevens betrokken de noodzakelijke afstemming
tussen het VNG-project, het VWS-beleid en de activiteiten van andere overheden
en departementen die raakvlakken hebben met dit project. Ik zal u regelmatig
op de hoogte houden van de voortgang en de resultaten van het project.
SCP-rapport Lokaal Jeugdbeleid 1999
Als onderdeel van het onderzoeksprogramma Lokaal sociaal beleid heeft
het Sociaal en Cultureel Planbureau de opdracht gekregen om een rapportage
te maken over de stand van zaken van de ontwikkeling van het jeugdbeleid van
gemeenten. Ik bied u hierbij het rapport ter kennisname aan.
Het beeld dat uit het rapport naar voren komt bevestigt goeddeels de conclusies
die de projectgroep OLPJ trok in de afrondende evaluatie van haar activiteiten:
jeugdbeleid staat op de lokale agenda, maar er is, met name bij niet-stedelijke
gemeenten, nog veel te winnen. Tegengaan van verkokering, versterking van
de ambtelijke coördinatie en de politieke sturing op lokaal niveau kunnen
de komende jaren nog verdere ondersteuning gebruiken. Ook het scheppen van
voorwaarden om jeugdigen bij het beleid te betrekken blijft een aandachtspunt
bij de verdere ontwikkeling van het lokale jeugdbeleid.
Ik hoop dat bij het verschijnen van een volgend rapport over lokaal jeugdbeleid
de resultaten van het programma «Ondersteuning van het lokaal
sociaal beleid; netwerken rond jeugd en gezin» en het VNG-project Lokaal
Jeugdbeleid 1999–2002 een volgende stap in de goede richting te zien
zullen geven.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. M. Vliegenthart