26 211
Jeugdzorg 1999–2002

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 1999

In verband met het Algemeen Overleg over de Jeugdzorg van 15 april a.s. doen wij u hierbij verslag van een aantal ontwikkelingen sinds het verschijnen van de Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 1999–2002 (26 211, nr. 1). In deze brief willen wij ook ingaan op enkele activiteiten die op korte termijn staan te gebeuren.

Wet op de Jeugdzorg

Op 23 december hebben wij u op de hoogte gesteld van de «Uitwerking Regeerakkoord Jeugdzorg» (26 211, nr. 4). Daarin hebben wij u de hoofdlijnen geschetst van ons plan van aanpak 1999–2002. Voor de in voorbereiding zijnde nieuwe Wet op de Jeugdzorg hebben wij een onafhankelijke adviescommissie ingesteld, zoals reeds aangekondigd in het plan van aanpak.

Deze Adviescommissie moet eraan bijdragen dat helderheid komt over het bestuurlijk kader, i.c. over de afbakening van het begrip jeugdzorg, de verdeling van de (bestuurlijke) verantwoordelijkheden en de financieringssystematiek. Het advies komt voor 1 september 1999 beschikbaar. De voorzitter en leden van de Adviescommissie zijn:

mevrouw I. Günther, oud gedeputeerde provincie Zuid-Holland, wnd. burgemeester gemeente Bergen; Prof.dr. P.A.H. van Lieshout, directeur NIZW; Prof.dr. J.M.A. Hermanns, hoogleraar opvoedkunde UvA, tevens verbonden aan COACT Consult;

Drs. W. Oosterom RA, Partner PriceWaterhouseCoopers NV; Prof.mr. P. Vlaardingenbroek, hoogleraar personen-, familie- en jeugdrecht KUB, tevens rechter-plaatsvervanger Rechtbank Rotterdam en raadsheer-plaatsvervanger Gerechtshof Den Bosch; J. Dijkstra, oud-gedeputeerde provincie Overijssel, wnd. burgemeester gemeente Olst en mevrouw J. Regouw, ex-wethouder gemeente Rijswijk.

Toegang tot de jeugdzorg

Over de Toegang tot de Jeugdzorg hebben wij de Projectgroep Toegang, conform het document «Uitwerking Regeerakkoord Jeugdzorg», een vervolgopdracht gegeven.

De opdracht c.q. het (eind)advies van de projectgroep Toegang moet er aan bijdragen dat binnen de contouren die het Regeerakkoord aangeeft een aantal leemtes cq. witte vlekken die nu nog bestaan worden ingevuld. Dit is noodzakelijk voor de verdere implementatie van de bureaus op regionaal niveau.

Het advies van de Adviescommissie Wet op de jeugdzorg en het (eind)advies van de projectgroep Toegang zijn aanvullend op elkaar en kunnen parallel aan elkaar gestalte krijgen. Beide adviezen zijn tegelijkertijd duidelijk van elkaar te onderscheiden. De Adviescommissie moet het brede, landelijk kader aangeven. De projectgroep richt zich op de concrete vormgeving van de bureaus.

De Projectgroep Toegang heeft concreet als vervolgopdracht om op basis van het materiaal waarover de projectgroep beschikt cq. kan beschikken, voorstellen te doen over:

– de schakeling van de Bureaus Jeugdzorg met het (voorliggende) veld van overige voorzieningen voor jeugdigen;

– eisen waaraan de rechtsvorm en organisatie van de Bureaus Jeugdzorg dienen te voldoen;

– de bekostiging van de Bureaus Jeugdzorg (op basis van het beschikbare materiaal van de onderzoeken van KPMG) en daarbij op hoofdlijnen aanbevelingen te doen voor het gebruik van het kostenmodel voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van de Bureaus Jeugdzorg;

– de positionering en de participatie van de jeugdbescherming in de toegang tot de jeugdzorg (in het algemeen) en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de aansluiting van de werkprocessen van de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij, zoals vastgelegd in de beschikbare protocollen, op de systeemeisen voor de Toegang; de verdeling van verantwoordelijkheden in de concrete samenwerking binnen de bureaus en de verheldering van de besluitvorming; aanpassing van de systeemeisen indien dat voor een optimale aansluiting noodzakelijk is;

– de nog op te lossen knelpunten en de ondersteuning van de implementatie.

Bij het opstellen van het nader advies worden door de projectgroep de belanghebbende partijen betrokken, in het bijzonder het IPO, VNG en ondernemingsorganisaties, de Inspectie JHV/JB en de beleidsdirecties van de departementen. De projectgroep kan voor de beantwoording van vragen zo nodig onafhankelijke deskundigen raadplegen.

Het eindadvies waarin de genoemde onderdelen zijn opgenomen dient voor 1 juni 1999 gereed te zijn.

Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

Ten aanzien van de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling vindt uitvoering plaats van het standpunt welke aan u is toegezonden op 29 mei 1998 (25 619 nr. 15). Voor de AMK's zijn inmiddels, op basis van implementatieplannen van provincies en grootstedelijke regio's, extra structurele middelen beschikbaar gesteld voor praktijkleiders, f 1,0 mln. gulden, en de ophoging in verband met de normering, f 1,16 mln. Per 1 januari 2000 zal, eveneens structureel, f 1,0 mln. beschikbaar gesteld worden in verband met de overdracht van intake-activiteiten van de Raad naar de advies- en meldpunten. Voor 1999 zal de Raad ook tijdelijk extra middelen inzetten. Landelijk gaat het om 10 projectplaatsen. Deze zijn bedoeld voor overdracht van kennis en voor deskundigheidsbevordering. Per ressort dienen in overleg tussen het AMK en de Raad hierover afspraken te worden gemaakt.

Het NIZW-ondersteuningstraject ten behoeve van de implementatie is al sinds 1998 in uitvoering.

Het voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening, waarmee voorzien wordt in een wettelijke verankering van de AMK's, is in volle uitwerking. Dat wat hierover eerder in het standpunt AMK's is gesteld is hierbij uitgangspunt. Dit betekent dat er in het voorstel tot wetswijziging o.a. bepalingen zijn opgenomen omtrent de taken en werkwijze van de AMK's, de toegang tot de gemeentelijke basisadministratie en de inzageregeling.

Uit de intensiveringsmiddelen Jeugd en Geweld wordt een extra bedrag beschikbaar gesteld oplopend tot 5 mln. voor de extra kosten als gevolg van de toename van het aantal cliënten bij de AMK's (f 1,1 mln. in 1999; f 2,3 mln. in 2000; f 3,3 mln. in 2001 en f 5 mln. in 2002). De besteding van deze middelen vormen onderdeel van de meerjarenafspraken.

Meerjarenafspraken

In het kader van de meerjarenafspraken is een voorstel in uitwerking voor de verdeling en inzet van de intensiveringsmiddelen die in het Regeerakkoord voor de Jeugdzorg beschikbaar zijn gesteld.

Bij brief d.d. 14 april 1998 hebben wij eerder aangegeven dat voor de volledige invoering van de functies en systeemeisen in alle Bureaus Jeugdzorg (BJZ) structureel f 75 miljoen extra benodigd zou zijn (raming op basis van een KPMG-onderzoek).

Bij brief d.d. 28 september 1998 heeft de Minister van Financiën uit de intensiveringsmiddelen Impuls Sociale Infrastructuur voor dit doel een bedrag oplopend tot f 50 miljoen in 2002 beschikbaar gesteld (f 12,5 mln. in 1999, 25 mln. in 2000, f 37,5 mln. in 2001 en f 50 mln. in 2002). Voor extra middelen hier bovenop zou dekking gevonden kunnen worden via de fiscalisering van de omroepbijdragen. Daarover moet nog besluitvorming plaatsvinden.

Op basis van de voorgestelde veranderingen in wet- en regelgeving en de inzet van extra middelen wordt met de provincies en de grote steden een resultaatafspraak overeengekomen die zal leiden tot de gewenste verbeteringen in het beleid.

Mede op instigatie van de Kamer (motie Van der Vlies) is begin dit jaar met alle relevante partijen, zijnde IPO, VNG, VOG en GGZ-Nederland, overleg gestart.

De bedoeling is deze meerjaren afspraken BJZ nog voor het Algemeen Overleg van 15 april a.s. in het Bestuurlijk Overleg met de sector vast te stellen.

De meerjarenafspraken moeten het implementatieproces van de BJZ nader structureren. Uiteindelijk doel van de afspraken is om op essentiële kenmerken van de toegang in elke regio een uniform ingericht BJZ te realiseren.

In het overleg hebben partijen gezamenlijk geconstateerd dat gegeven de gefaseerd beschikbaar komende intensiveringsmiddelen ook een fasering in de meerjarenafspraken noodzakelijk is. Daarom is in eerste instantie gekozen voor uitwerking van afspraken voor het jaar 1999. Daarbij hebben partijen rekening gehouden met het feit dat in 1999 nog enkele richtinggevende adviezen beschikbaar moeten komen, die van invloed kunnen zijn op de afspraken voor de volgende jaren. Het betreft dan met name het advies van de Commissie Wet op de jeugdzorg en het eindadvies (inclusief vervolgopdracht) van de Projectgroep Toegang. Beide adviezen worden medio dit jaar verwacht.

Naast de afspraken over de implementatie van de functies in de BJZ komen onder meer de implementatie en aansluiting van de AMK's en de wachtlijstenproblematiek in het kader van het zorgaanbod de komende tijd in het overleg aan de orde.

Over de wachtlijsten in de Jeugdzorg bent u recentelijk geïnformeerd door twee brieven. De eerste over dit onderwerp is u toegezonden op 12 juni 1998 (DJB/JHV-98 1998). De tweede brief van de staatssecretaris van VWS ging in op de zogenaamde «quick-scan», (26 211 nr. 3; d.d. 9 oktober 1998). Tenslotte hebben wij u op 12 januari 1999 geantwoord op vragen over de wachtlijsten (26 211 nr. 5).

Overige onderwerpen

Op het terrein van kwaliteitszorg heeft de Coördinatiecommissie Kwaliteitsbeleid Jeugdzorg (CKJ) eind februari 1999 advies aan ons uitgebracht. Het advies bevat de onderdelen: de hoofdlijnen van een samenhangend stelsel van kwaliteitszorg en een voorstel voor de stapsgewijze invoering van het kwaliteitsstelsel. In een eerstkomend Gestructureerd Overleg (GOJ) zal dit advies worden besproken. Mede gezien het draagvlak blijkend uit een jeugdzorgbrede conferentie over het advies eind vorig jaar, zijn wij van mening dat het advies een goede trekrichting biedt voor de ontwikkeling van kwaliteitszorg.

Inzake de versterking van de positie van de cliënt in de jeugdzorg hebben wij 18 januari jl. aan u gerapporteerd over de stand van zaken rond klachtrecht en medezeggenschap in de Jeugdzorg (VWS-99–132/Just-99–66). Voor het eind van 1999 zal u een tweede rapportage ontvangen over de stand van zaken. Daarbij zullen wij ook het IPO betrekken, in verband met de in de wet opgenomen onafhankelijke provinciale klachtencommissies.

Op het terrein van beleidsinformatie heeft de staatssecretaris van VWS u geïnformeerd over het eindadvies van de Stuurgroep Structurering Informatievoorziening Jeugdzorg (VWS-99–1). Deze brief hebben wij u op 22 december 1998 aangeboden.

Op het gebied van de relatie lokaal jeugdbeleid en regionale jeugdzorg wordt op dit moment een inventarisatie uitgevoerd over de wijze waarop nu, binnen de bestaande verdeling van bevoegdheden, vorm wordt gegeven aan samenhang tussen lokale jeugdvoorzieningen en regionale jeugdzorg en welke knelpunten bij het realiseren van een sluitend aanbod aan de orde zijn. Deze afspraak is gemaakt in het kader van het bestuursakkoord nieuwe stijl (BANS) «Overheden over toekomst» dat u bij brief van 25 maart jl. (GSIB/IR99/U59558) heeft ontvangen.

19 maart 1999 heeft de staatssecretaris u het Convenant Arbeidsmarkt Jeugdhulpverlening en Welzijn aangeboden (MEVA/ABA-99204). Voor een kwalitatief goede en vraaggerichte jeugdzorg is een adequate personeelsvoorziening gewenst. Deze is ook nodig gezien de dreigende personeelskrapte en de kwalitatieve veranderingen in de werksoorten in de sector jeugdzorg. ep

Het Convenant is gesloten door VWS, sociale partners en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Wij zijn voornemens met het IPO en de sectoren in de jeugdzorg die niet behoren tot de werkingsfeer van de CAO-Jeugdhulpverlening nadere afspraken hierover te maken.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven