26 210
Minderhedenbeleid 1999

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 maart 1999

Op 3 februari 1999 heb ik een gesprek gehad met de Initiatiefgroep Woonwagenbeleid. Aangezien mijn aankondiging daarvan, gedaan in het Wetgevingsoverleg met Uw Kamer op 14 december 1998, voor mevr. Oedayraj Singh Varma aanleiding was, haar bij diezelfde gelegenheid ingediende moties aan te houden, bericht ik u hierbij over de inhoud van dit gesprek.

Als gespreksonderwerpen droeg de Initiatiefgroep twee onderwerpen aan: het analfabetisme en de huisvesting.

Met betrekking tot het eerstgenoemde onderwerp werd opgemerkt dat niet alleen onder de oudere generatie, maar ook onder de jongeren onvoldoende beheersing van het geschreven woord bestaat, door voortijdige schoolverlating, keuzen voor te lage opleidingsvormen en het ontbreken van een leescultuur. Zij onderstreepte dat dit een ernstige belemmering inhoudt voor het maatschappelijke functioneren van woonwagenbewoners. De Initiatiefgroep vroeg mij, bij de gemeenten aan te dringen op extra aandacht voor schoolgaande woonwagenkinderen, in het bijzonder in het kader van het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid. Op mijn verzoek zal de Initiatiefgroep mij nog ter onderbouwing hiervan enige nadere informatie toezenden.

Met betrekking tot het huisvestingsbeleid uitte de Initiatiefgroep de vrees dat gemeenten en toegelaten instellingen op het terrein van de volkshuisvesting na de feitelijke intrekking van de Woonwagenwet per 1 maart 1999 weinig belangstelling meer aan de dag zullen leggen voor de huisvesting van woonwagenbewoners. In het bijzonder beklemtoonde zij de noodzaak, dat gemeenten het tekort aan standplaatsen, waarover de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uw Kamer in zijn brief van 16 december 1998 heeft geïnformeerd (25 333, nr. 22), daadwerkelijk gaan wegwerken.

Ik heb dit eerste gesprek met de Initiatiefgroep als zeer nuttig en overigens ook als heel plezierig ervaren.

Daarbij is mij gebleken dat mijn gesprekspartners ook de nodige moeite doen om de woonwagenbewoners aan te sporen, zich weerbaar op te stellen en de kansen te pakken die zich voordoen.

Ik heb de Initiatiefgroep toegezegd, in mijn regulier overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te zullen wijzen op het belang dat gemeenten een consequent, doelgericht beleid voeren met betrekking tot hun ingezetenen die woonwagenbewoner zijn. Inzake het tekort aan standplaatsen blijkt uit de eerder vermelde brief van 16 december 1998 dat ook in een groot aantal aan het grotestedenbeleid deelnemende gemeenten min of meer grote achterstanden blijken te bestaan, wat voor mij reden is om daarvoor tijdens mijn contacten met gemeenten, onder meer in het kader van het grotestedenbeleid, aandacht te vragen. Tenslotte heb ik mijn bereidheid uitgesproken twee maal per jaar met de Initiatiefgroep van gedachten te wisselen over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang.

Mede in het licht van het vorenstaande merk ik mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangaande de aangehouden motie-Oedayraj Singh Varma e.a. (Tweede Kamer 1998–1999, 26 210, nr. 6) op dat alfabetisering van volwassenen onderdeel is van het gedecentraliseerde educatiebeleid. Gemeenten hebben daartoe middelen ontvangen die zij binnen het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) en vooralsnog via de Regionale Opleidingscentra (ROC'S) tot besteding kunnen brengen. Daarmee zijn gemeenten in de positie gebracht om op de maat van de lokale behoeften een cursusaanbod te realiseren. Een landelijke aanpak voor de alfabetisering van woonwagenbewoners zou haaks staan op deze decentralisatie.

Aan een uitspraak als gevraagd in de aangehouden motie-Oedayraj Singh Varma (Tweede Kamer 1998–1999, 26 210, nr. 7) heb ik geen behoefte; de Initiatiefgroep bracht een voorziening als hier gevraagd ook niet ter sprake.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Naar boven